Opinie

Pythagoras . dat is toch die dj?

Minister van der Hoeven wil het aantal uren wiskunde in het vwo verlagen. Aan de TU levert dat grote problemen op in het eerste jaar, voorspelt Fleur van den Bosch. Wat is het antwoord?

Veel eerstejaars beheersen het vak wiskunde onvoldoende. Dat is al sinds de invoering van het studiehuis zo. Meer dan de helft van de studenten slaagt niet voor de wiskundetoets die de meeste opleidingen aan het begin van het jaar afnemen.

Maar het wordt nog erger. Minister Van der Hoeven van Onderwijs heeft in de zomer namelijk een voorstel ter ‘verbetering’ van het wiskundeonderwijs in het vwo ingediend. De huidige vakken wiskunde A en B zouden moeten worden vervangen door wiskunde A, B, C en D. Voor wiskunde B in het profiel Natuur en Techniek worden 600 slu (studielasturen) uitgetrokken in plaats van de huidige 760 slu wiskunde B1.2. De scholieren krijgen dus standaard ruim 20 procent minder wiskunde. Als het niveau nu al te laag is, wordt het op die manier toch helemaal een drama in het eerste jaar op de TU?

En dan de studenten met een profiel Natuur en Gezondheid, waarvoor 600 uur wiskunde B1 staat. Daarvan zijn er momenteel aan de TU heel wat ingestroomd. Het wiskundepakket voor dit profiel wordt teruggebracht naar 520 uur Wiskunde A, hetzelfde pakket als voor het profiel Economie & Maatschappij. Scholieren met een E&M-diploma ziet Oras nog niet zo gemakkelijk hun eerste jaar TU doorlopen. Het is de vraag of scholieren met een standaard N&G-diploma straks nog wel maar de TU kunnen komen. Het kan tot gevolg hebben dat het aantal instromers fors daalt, en anders wel dat het aantal uitvallers in het eerste jaar toeneemt. Wil de overheid dat voor haar rekening nemen?

De gevolgen van het voorstel lijken niet goed doordacht. Onlangs woonde Oras een conferentie bij van het Platform Bèta Techniek, een organisatie die de keuze voor bèta- en techniekvakken wil stimuleren. Van alle kanten – onderwijsinstellingen, grote politieke partijen, bedrijfsleven – werd beaamd dat techniek in Nederland belangrijk is en dat de keuze voor bèta moet worden bevorderd. Ingenieurs zijn hard nodig voor de kenniseconomie. Die komen er niet alleen door scholieren zo hard mogelijk richting Technische Universiteit te duwen. Ze moeten daar ook kunnen blijven. Dat vergt een goede aansluiting tussen vwo en TU. Hoe haalt de overheid het dan in haar hoofd om het wiskundeonderwijs nog verder uit te kleden?

De TU streeft hoge doelen na. Men wil een internationale topuniversiteit zijn die topingenieurs aflevert. Prachtig. Maar de weg daarheen wordt wel heel moeilijk als studenten in hun eerste jaar het wiskundeonderwijs, vaak de basis van hun opleiding, niet kunnen bijbenen. Aan de onderkant (het vwo) wordt het instapniveau verlaagd. Aan de bovenkant (de masterfase) houdt men vast aan hetzelfde ingangsniveau. Dat lijkt, om met de woorden van collegelid Paul Rullmann te spreken, op een touw dat steeds strakker gespannen wordt: “Uiteindelijk zit er geen rek meer in en dan knapt het.”

Wat moet de TU doen om dit probleem op te lossen? In ieder geval snel in beweging komen en de bestaande losse wiskunde- en bijspijkerprogramma’s voor eerstejaars aan elkaar koppelen en TU-breed aanbieden.

En verder? Een toelatingstoets invoeren? Het onderwijsniveau verlagen? Misschien bijscholing in de zomer aanbieden? Het is aan de TU om snel oplossingen te vinden voordat er geen normale student meer over is.

Fleur van den Bosch zit voor de Oras-fractie in de studentenraad en heeft daar de portefeuille onderwijs en onderzoek.

Veel eerstejaars beheersen het vak wiskunde onvoldoende. Dat is al sinds de invoering van het studiehuis zo. Meer dan de helft van de studenten slaagt niet voor de wiskundetoets die de meeste opleidingen aan het begin van het jaar afnemen.

Maar het wordt nog erger. Minister Van der Hoeven van Onderwijs heeft in de zomer namelijk een voorstel ter ‘verbetering’ van het wiskundeonderwijs in het vwo ingediend. De huidige vakken wiskunde A en B zouden moeten worden vervangen door wiskunde A, B, C en D. Voor wiskunde B in het profiel Natuur en Techniek worden 600 slu (studielasturen) uitgetrokken in plaats van de huidige 760 slu wiskunde B1.2. De scholieren krijgen dus standaard ruim 20 procent minder wiskunde. Als het niveau nu al te laag is, wordt het op die manier toch helemaal een drama in het eerste jaar op de TU?

En dan de studenten met een profiel Natuur en Gezondheid, waarvoor 600 uur wiskunde B1 staat. Daarvan zijn er momenteel aan de TU heel wat ingestroomd. Het wiskundepakket voor dit profiel wordt teruggebracht naar 520 uur Wiskunde A, hetzelfde pakket als voor het profiel Economie & Maatschappij. Scholieren met een E&M-diploma ziet Oras nog niet zo gemakkelijk hun eerste jaar TU doorlopen. Het is de vraag of scholieren met een standaard N&G-diploma straks nog wel maar de TU kunnen komen. Het kan tot gevolg hebben dat het aantal instromers fors daalt, en anders wel dat het aantal uitvallers in het eerste jaar toeneemt. Wil de overheid dat voor haar rekening nemen?

De gevolgen van het voorstel lijken niet goed doordacht. Onlangs woonde Oras een conferentie bij van het Platform Bèta Techniek, een organisatie die de keuze voor bèta- en techniekvakken wil stimuleren. Van alle kanten – onderwijsinstellingen, grote politieke partijen, bedrijfsleven – werd beaamd dat techniek in Nederland belangrijk is en dat de keuze voor bèta moet worden bevorderd. Ingenieurs zijn hard nodig voor de kenniseconomie. Die komen er niet alleen door scholieren zo hard mogelijk richting Technische Universiteit te duwen. Ze moeten daar ook kunnen blijven. Dat vergt een goede aansluiting tussen vwo en TU. Hoe haalt de overheid het dan in haar hoofd om het wiskundeonderwijs nog verder uit te kleden?

De TU streeft hoge doelen na. Men wil een internationale topuniversiteit zijn die topingenieurs aflevert. Prachtig. Maar de weg daarheen wordt wel heel moeilijk als studenten in hun eerste jaar het wiskundeonderwijs, vaak de basis van hun opleiding, niet kunnen bijbenen. Aan de onderkant (het vwo) wordt het instapniveau verlaagd. Aan de bovenkant (de masterfase) houdt men vast aan hetzelfde ingangsniveau. Dat lijkt, om met de woorden van collegelid Paul Rullmann te spreken, op een touw dat steeds strakker gespannen wordt: “Uiteindelijk zit er geen rek meer in en dan knapt het.”

Wat moet de TU doen om dit probleem op te lossen? In ieder geval snel in beweging komen en de bestaande losse wiskunde- en bijspijkerprogramma’s voor eerstejaars aan elkaar koppelen en TU-breed aanbieden.

En verder? Een toelatingstoets invoeren? Het onderwijsniveau verlagen? Misschien bijscholing in de zomer aanbieden? Het is aan de TU om snel oplossingen te vinden voordat er geen normale student meer over is.

Fleur van den Bosch zit voor de Oras-fractie in de studentenraad en heeft daar de portefeuille onderwijs en onderzoek.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.