Opinie

Publicatiehobbyist

Onlangs kwam de TU met een mooi voorstel: ik mocht de resultaten van mijn afstuderen samenvatten in een publicatie. Een mooie kans om mijn naam eens en voor altijd in wetenschappelijke kringen te vestigen.

Waarom aarzel ik dan? Het antwoord is heel banaal: geld.

Tijdens mijn studie zag ik dat de financieringsstructuur van de TU Delft een zware nadruk legt op het schrijven van papers. Publicaties geven volgens het college van bestuur een indicatie over de productie en het niveau van de universiteit. Papers zijn geld waard en dus moeten ze worden geproduceerd.

Daarvoor zijn twee goedkope manieren. Eén: het afstudeerwerk van een student. Zolang de student verbonden is aan de universiteit, kan hem de rookworst in de vorm van een bul worden voorgehouden. Hij kan gestimuleerd worden om zijn afstuderen zo uitvoerig te doen dat het resultaat voldoende is voor een publicatie. Het is voor de student namelijk erg aantrekkelijk om een publicatie op je cv te hebben.

Het probleem is echter dat de zes of negen maanden die normaal gesproken staan voor het afstuderen niet genoeg zijn voor een publicatie. Het gevolg: de studietijd loopt uit. In het tegenwoordige klimaat houdt dat in dat de student voor deze tijd zelf geld moet lenen. En als gevolg dus betaalt voor zijn publicatie.

De tweede mogelijkheid is het inzetten van de kersverse master of science. Zo werd mij gevraagd of ik ook een publicatie wil schrijven. Op mijn vraag of daar dan ook een bescheiden vergoeding tegenover stond, kreeg ik tot mijn verbazing te horen dat een vergoeding er door de zoveelste bezuinigingsronde niet meer in zat. ,,We hopen dat ondanks het ontbreken van een financiële prikkel van het schrijven van een publicatie een wetenschappelijke prikkel uitgaat die groot genoeg is voor de student.”

Dit antwoord verbaasde me. Ik ben namelijk geen student meer, maar ingenieur. Dezelfde zin klinkt toch anders als er in plaats van student ingenieur staat. Maar meer nog stoor ik me eraan dat publicaties een belangrijke inkomstenbron van vele secties op de TU zijn. Je zou dus verwachten dat degenen die zorgen voor de inkomsten van een sectie ook recht hebben op een bescheiden deel daarvan.

Zo gebeurt het in ieder geval in de geprivatiseerde wereld. Geld wordt verdiend door het verkopen van een product en voor de productie daarvan wordt geld uitgetrokken. Op de universiteit werkt dit blijkbaar anders: daar zet je een student op kosten van een bedrijf, de overheid en zijn eigen lening aan het werk om het product te realiseren. Als na het afstuderen blijkt dat het product goed genoeg is zet je er de naam van de sectie boven en ‘verkoop’ je het in de vorm van een publicatie.

Waarom verwacht de universiteit van een ingenieur dat hij geheel op eigen kosten aan een dergelijk project begint? Welke mensen met een dergelijke graad in Nederland gaan aan de slag om een kwalitatief hoogwaardig product af te leveren, zonder daar ook maar iets voor betaald te krijgen?

Ik kan slechts twee groepen bedenken: de vrijwilligers met een maatschappelijke ambitie, en de hobbyisten. Aangezien ik mijzelf met het schrijven van een publicatie niet tot de eerste groep reken, kom ik tot de conclusie dat de TU Delft zijn kersverse ingenieurs indeelt in de laatste groep: publicatiehobbyisten!

De auteur is civiel-ingenieur en alumnus van de TU Delft

Onlangs kwam de TU met een mooi voorstel: ik mocht de resultaten van mijn afstuderen samenvatten in een publicatie. Een mooie kans om mijn naam eens en voor altijd in wetenschappelijke kringen te vestigen. Waarom aarzel ik dan? Het antwoord is heel banaal: geld.

Tijdens mijn studie zag ik dat de financieringsstructuur van de TU Delft een zware nadruk legt op het schrijven van papers. Publicaties geven volgens het college van bestuur een indicatie over de productie en het niveau van de universiteit. Papers zijn geld waard en dus moeten ze worden geproduceerd.

Daarvoor zijn twee goedkope manieren. Eén: het afstudeerwerk van een student. Zolang de student verbonden is aan de universiteit, kan hem de rookworst in de vorm van een bul worden voorgehouden. Hij kan gestimuleerd worden om zijn afstuderen zo uitvoerig te doen dat het resultaat voldoende is voor een publicatie. Het is voor de student namelijk erg aantrekkelijk om een publicatie op je cv te hebben.

Het probleem is echter dat de zes of negen maanden die normaal gesproken staan voor het afstuderen niet genoeg zijn voor een publicatie. Het gevolg: de studietijd loopt uit. In het tegenwoordige klimaat houdt dat in dat de student voor deze tijd zelf geld moet lenen. En als gevolg dus betaalt voor zijn publicatie.

De tweede mogelijkheid is het inzetten van de kersverse master of science. Zo werd mij gevraagd of ik ook een publicatie wil schrijven. Op mijn vraag of daar dan ook een bescheiden vergoeding tegenover stond, kreeg ik tot mijn verbazing te horen dat een vergoeding er door de zoveelste bezuinigingsronde niet meer in zat. ,,We hopen dat ondanks het ontbreken van een financiële prikkel van het schrijven van een publicatie een wetenschappelijke prikkel uitgaat die groot genoeg is voor de student.”

Dit antwoord verbaasde me. Ik ben namelijk geen student meer, maar ingenieur. Dezelfde zin klinkt toch anders als er in plaats van student ingenieur staat. Maar meer nog stoor ik me eraan dat publicaties een belangrijke inkomstenbron van vele secties op de TU zijn. Je zou dus verwachten dat degenen die zorgen voor de inkomsten van een sectie ook recht hebben op een bescheiden deel daarvan.

Zo gebeurt het in ieder geval in de geprivatiseerde wereld. Geld wordt verdiend door het verkopen van een product en voor de productie daarvan wordt geld uitgetrokken. Op de universiteit werkt dit blijkbaar anders: daar zet je een student op kosten van een bedrijf, de overheid en zijn eigen lening aan het werk om het product te realiseren. Als na het afstuderen blijkt dat het product goed genoeg is zet je er de naam van de sectie boven en ‘verkoop’ je het in de vorm van een publicatie.

Waarom verwacht de universiteit van een ingenieur dat hij geheel op eigen kosten aan een dergelijk project begint? Welke mensen met een dergelijke graad in Nederland gaan aan de slag om een kwalitatief hoogwaardig product af te leveren, zonder daar ook maar iets voor betaald te krijgen?

Ik kan slechts twee groepen bedenken: de vrijwilligers met een maatschappelijke ambitie, en de hobbyisten. Aangezien ik mijzelf met het schrijven van een publicatie niet tot de eerste groep reken, kom ik tot de conclusie dat de TU Delft zijn kersverse ingenieurs indeelt in de laatste groep: publicatiehobbyisten!

De auteur is civiel-ingenieur en alumnus van de TU Delft

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.