Onderwijs

Promovendus hekelt kwaliteit promoties

De meeste universitaire proefschriften hebben een gammele probleemstelling.De Utrechtse filosoof en didacticus Heinze Oost analyseerde driehonderd dissertaties voor zijn eigen proefschrift.

Hij concludeert dat de probleemstelling vaak niet scherp genoeg is. Een magere probleemstelling betekent niet altijd dat het onderzoek zelf slecht is. Maar het is wel een slecht teken, alleen al omdat de kwaliteit en het belang ervan zo moeilijker te beoordelen is.

Ook loopt onderzoek zonder scherpe vraagstelling en onderzoeksaanpak (want ook daar gaat het om) meer kans op mislukking of vertraging. Dat dit serieus is, tonen de statistieken aan. Bij rechten, letteren en sociale wetenschappen haakt bijna de helft van alle assistenten-in- opleiding voortijdig af. Om de proefschriften te beoordelen, stelde Heinze Oost op basis van standaardwerken over onderzoeksmethodes zes eisen op. Uit de probleemstelling moet bijvoorbeeld blijken wat de onderzochte vraag is, waarom die vraag van belang is en wat de onderzoeksaanpak met die vraagstelling te maken heeft. Het lijken logische eisen, maar zelfs als ze soepel gehanteerd worden blijkt nog geen kwart van alle proefschriften er aan te voldoen.

Vooral veel proefschriften uit de exacte hoek hebben een zwakke probleemstelling. Kennelijk brengen de goed ontwikkelde technieken in die vakgebieden de verleiding teweeg om direct zonder goede vraagstelling aan de slag te gaan. In de sociale wetenschappen bleek de probleemstelling vaak beter doordacht.

Oost signaleert ook een ‘angst om ambities uit te spreken’. Zo beperken promovendi zich vaak tot een beschrijvende vraag (hoe is het), in plaats van dat ze spannende en gerichte vragen naar verklaringen stellen. Zulke vaagheid en ‘risicomijdend gedrag’ passen niet bij een wetenschappelijke houding.

Oost pleit als remedie voor betere ‘academische training’ van doctoraalstudenten en promovendi.

De meeste universitaire proefschriften hebben een gammele probleemstelling.

De Utrechtse filosoof en didacticus Heinze Oost analyseerde driehonderd dissertaties voor zijn eigen proefschrift. Hij concludeert dat de probleemstelling vaak niet scherp genoeg is. Een magere probleemstelling betekent niet altijd dat het onderzoek zelf slecht is. Maar het is wel een slecht teken, alleen al omdat de kwaliteit en het belang ervan zo moeilijker te beoordelen is.

Ook loopt onderzoek zonder scherpe vraagstelling en onderzoeksaanpak (want ook daar gaat het om) meer kans op mislukking of vertraging. Dat dit serieus is, tonen de statistieken aan. Bij rechten, letteren en sociale wetenschappen haakt bijna de helft van alle assistenten-in- opleiding voortijdig af. Om de proefschriften te beoordelen, stelde Heinze Oost op basis van standaardwerken over onderzoeksmethodes zes eisen op. Uit de probleemstelling moet bijvoorbeeld blijken wat de onderzochte vraag is, waarom die vraag van belang is en wat de onderzoeksaanpak met die vraagstelling te maken heeft. Het lijken logische eisen, maar zelfs als ze soepel gehanteerd worden blijkt nog geen kwart van alle proefschriften er aan te voldoen.

Vooral veel proefschriften uit de exacte hoek hebben een zwakke probleemstelling. Kennelijk brengen de goed ontwikkelde technieken in die vakgebieden de verleiding teweeg om direct zonder goede vraagstelling aan de slag te gaan. In de sociale wetenschappen bleek de probleemstelling vaak beter doordacht.

Oost signaleert ook een ‘angst om ambities uit te spreken’. Zo beperken promovendi zich vaak tot een beschrijvende vraag (hoe is het), in plaats van dat ze spannende en gerichte vragen naar verklaringen stellen. Zulke vaagheid en ‘risicomijdend gedrag’ passen niet bij een wetenschappelijke houding.

Oost pleit als remedie voor betere ‘academische training’ van doctoraalstudenten en promovendi.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.