Opinie

Promovendi en taal

Een schrikbarend laag percentage promovendi haalt in Nederland binnen de gestelde termijn de eindstreep. Langer dan vier jaar aan een proefschrift werken is eerder de regel.

Veel promovendi haken voortijdig af.

Wat is de oorzaak van deze ellende? Zijn de eisen soms te hoog? Schort er wat aan de onderzoekskwaliteiten van de wetenschappers in spe? Worden zij slecht begeleid? Of is er iets anders? Volgens mij wel.

Een groot maar onderschat probleem is dat veel aankomend wetenschappers % zeker in de bètavakken % niet kunnen schrijven. Dat hebben ze nooit geleerd, want dat hoefde niet. Onderzoek doen, datamateriaal analyseren, ingewikkelde berekeningen maken, een ontwerpopdracht tot een goed einde brengen – dat zijn zaken waarvoor jarenlang onderwijs en training nodig zijn.

Maar het produceren van een doorwrocht artikel met een kop en een staart, het maken van een stuk tekst dat enigszins leesbaar is en in correct Nederlands of Engels gesteld, het componeren van boek en, als het even kan, een meeslepend betoog opzetten, in die vaardigheden worden ze niet getraind en slecht begeleid. Vraag een historicus om een droogtrommel of een zonne-energiecel te ontwerpen en je hebt dikke kans dat hij of zij er niets van terechtbrengt. Laat een technicus een proefschrift schrijven en het gevaar is groot dat het op een lijdensweg uitloopt.

De kiem van dit probleem wordt op de basisschool gelegd. Onderwijs moet leuk zijn, aansluiten op de beleveniswereld van het kind en als het even kan ook maatschappelijk relevant zijn. Dus liever een projectweek over eetgewoonten in de islam, dan oefenen dat ‘ik word’ nooit en te nimmer met een ’t’ mag worden geschreven. Een kringgesprek over normen en waarden op het schoolplein, is belangrijker dan uitleggen dat de lijdende vorm niet lekker wegleest.

Een andere boosdoener is de computer. Met anderhalve regelafstand, een 11-punts Times Roman-lettertype en een knappe bladspiegel, lijkt een stuk tekst al snel heel wat. Het toetsenbord nodigt bovendien uit om halve gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Met een typemachine en een velletje tipp-ex, had je eerst twee keer nagedacht over wat je wilde vertellen en hoe je dat het beste kon formuleren.

Maar het grootste probleem zit in de overschatting van bètakwaliteiten in onze maatschappij. Rekenen is beter dan schrijven. Wie in staat is om helder en aantrekkelijk proza te produceren, die kan ‘leuk’ schrijven, alsof het hier gaat om de slagroom op de taart en niet om de taart zelf. Hoeveel academici heb ik niet met droge ogen, en stiekem een beetje trots, horen beweren dat ze ‘niet kunnen schrijven’? Gedachten omzetten in taal is in veler ogen iets voor alfa’s, journalisten en kunstenaars. Niet voor de mensen die zich met inhoud bezighouden.

Wat mij betreft een misvatting. Schrijven is een ambacht dat moet worden geleerd en geoefend. Net als onderzoeken. Taal is onontbeerlijk om kennis over te dragen, om ideeën over hoe de wereld in elkaar zit te ontwikkelen, aan te scherpen en ter discussie te stellen. Taal is het voertuig van ons denken. Maar dan moeten we ook leren dat voertuig te besturen.

Drs. Brigitte Slot is econoom. Ze bereidt een proefschrift voor waarop ze dit jaar aan de TU Delft hoopt te promoveren.

Een schrikbarend laag percentage promovendi haalt in Nederland binnen de gestelde termijn de eindstreep. Langer dan vier jaar aan een proefschrift werken is eerder de regel. Veel promovendi haken voortijdig af.

Wat is de oorzaak van deze ellende? Zijn de eisen soms te hoog? Schort er wat aan de onderzoekskwaliteiten van de wetenschappers in spe? Worden zij slecht begeleid? Of is er iets anders? Volgens mij wel.

Een groot maar onderschat probleem is dat veel aankomend wetenschappers % zeker in de bètavakken % niet kunnen schrijven. Dat hebben ze nooit geleerd, want dat hoefde niet. Onderzoek doen, datamateriaal analyseren, ingewikkelde berekeningen maken, een ontwerpopdracht tot een goed einde brengen – dat zijn zaken waarvoor jarenlang onderwijs en training nodig zijn.

Maar het produceren van een doorwrocht artikel met een kop en een staart, het maken van een stuk tekst dat enigszins leesbaar is en in correct Nederlands of Engels gesteld, het componeren van boek en, als het even kan, een meeslepend betoog opzetten, in die vaardigheden worden ze niet getraind en slecht begeleid. Vraag een historicus om een droogtrommel of een zonne-energiecel te ontwerpen en je hebt dikke kans dat hij of zij er niets van terechtbrengt. Laat een technicus een proefschrift schrijven en het gevaar is groot dat het op een lijdensweg uitloopt.

De kiem van dit probleem wordt op de basisschool gelegd. Onderwijs moet leuk zijn, aansluiten op de beleveniswereld van het kind en als het even kan ook maatschappelijk relevant zijn. Dus liever een projectweek over eetgewoonten in de islam, dan oefenen dat ‘ik word’ nooit en te nimmer met een ’t’ mag worden geschreven. Een kringgesprek over normen en waarden op het schoolplein, is belangrijker dan uitleggen dat de lijdende vorm niet lekker wegleest.

Een andere boosdoener is de computer. Met anderhalve regelafstand, een 11-punts Times Roman-lettertype en een knappe bladspiegel, lijkt een stuk tekst al snel heel wat. Het toetsenbord nodigt bovendien uit om halve gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Met een typemachine en een velletje tipp-ex, had je eerst twee keer nagedacht over wat je wilde vertellen en hoe je dat het beste kon formuleren.

Maar het grootste probleem zit in de overschatting van bètakwaliteiten in onze maatschappij. Rekenen is beter dan schrijven. Wie in staat is om helder en aantrekkelijk proza te produceren, die kan ‘leuk’ schrijven, alsof het hier gaat om de slagroom op de taart en niet om de taart zelf. Hoeveel academici heb ik niet met droge ogen, en stiekem een beetje trots, horen beweren dat ze ‘niet kunnen schrijven’? Gedachten omzetten in taal is in veler ogen iets voor alfa’s, journalisten en kunstenaars. Niet voor de mensen die zich met inhoud bezighouden.

Wat mij betreft een misvatting. Schrijven is een ambacht dat moet worden geleerd en geoefend. Net als onderzoeken. Taal is onontbeerlijk om kennis over te dragen, om ideeën over hoe de wereld in elkaar zit te ontwikkelen, aan te scherpen en ter discussie te stellen. Taal is het voertuig van ons denken. Maar dan moeten we ook leren dat voertuig te besturen.

Drs. Brigitte Slot is econoom. Ze bereidt een proefschrift voor waarop ze dit jaar aan de TU Delft hoopt te promoveren.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.