Opinie

Pleidooi voor de slechte docent

De kans dat een beschuitje met de beboterde kant op het tapijt valt, is recht evenredig met de prijs van het tapijt. De kans dat iemand die aangenomen wordt als veelbelovend onderzoeker een uitstekende docent blijkt te zijn, is recht evenredig met de interesse die studenten kunnen opbrengen voor zijn vak.

Bij een wetenschappelijke instelling is een goede docent allereerst iemand die een interessant wetenschappelijk onderwerp onderzoekt. Onderwijskundige capaciteiten behoren van ondergeschikt belang te zijn. Als Max Planck je docent is, moet je niet zeuren dat hij stottert, het onderwerp achterstevoren uitlegt, en zichzelf herhaalt. Dan doe je je uiterste best om te begrijpen wat hij te vertellen heeft. Wil je liever Emile Ratelband als docent, ga dan management ‘studeren’, of naar de patatacademie. Een kleuterjuf moet lief met de kindertjes kunnen omgaan, leraren op basisschool en vwo moeten goed kunnen uitleggen, en geduldig herhalen. Maar als je volwassen bent en aan een universiteit leert om in een specialisme onderzoek te kunnen doen, dan gaat content boven performance. Dan mag van je gevraagd worden om te willen leren.

Lang geleden heb ik geleerd met een sportvliegtuigje te vliegen. De instructeurs waren vaak 737- of helikopterpiloten die het leuk vonden om zo nu en dan ook nog in zo’n oude Rallye met teringherrie te vliegen, zelfs naast stuntels als ik. Sommigen van hen gaven ook nog theorielessen. Vliegen was hun passie, maar voor docent waren ze niet opgeleid. Een instructeur nam eens het stuur van mij over om onder de draden tussen twee hoogspanningsmasten door te vliegen, een ander startte – even illegaal – tegelijk naast een ander toestel op, een derde nam het stuur over om een schijnluchtgevecht met een ultralight aan te gaan zodat ik te misselijk was om nog verder te vliegen. Lekker de kwajongens van de lucht uithangen, en daar moest je het dan van leren. De uitleg van de een was soms regelrecht tegenstrijdig aan de uitleg van de ander. Bij vragen kreeg de cursist een zwerm vaktaal door de herrie toegesproeid. Als hij het niet begreep, kwam diezelfde zwerm nog eens langs in andere configuratie. Bij de theorielessen was het domweg een kwestie van zitten en opletten, en thuis het dictaat lezen – ook al geen wonder van didactiek, ik zeg het eufemistisch. Maar zelden heb ik zo opgelet en mijn best gedaan. Dit wilde ik graag leren, en ik was blij met echte piloten, aan onderwijssokken had ik bepaald geen behoefte.

Bovendien kosten die lessen handenvol geld. Dan wil je wel opletten. Misschien moeten we dus het onderwijsgeld maar flink optrekken, dan krijgen we wellicht studenten die willen, zoals in Harvard, of in Stanford, waar je een vermogen betaalt om les te krijgen van Nobelprijswinnaars – niet per se de meest begaafde docenten. Dat hoeft ook niet: een goede student leert overal van, een slechte student leert nergens van.

Piet Westendorp is universitair hoofddocent bij de faculteit Industrieel Ontwerpen.

De kans dat een beschuitje met de beboterde kant op het tapijt valt, is recht evenredig met de prijs van het tapijt. De kans dat iemand die aangenomen wordt als veelbelovend onderzoeker een uitstekende docent blijkt te zijn, is recht evenredig met de interesse die studenten kunnen opbrengen voor zijn vak. Bij een wetenschappelijke instelling is een goede docent allereerst iemand die een interessant wetenschappelijk onderwerp onderzoekt. Onderwijskundige capaciteiten behoren van ondergeschikt belang te zijn. Als Max Planck je docent is, moet je niet zeuren dat hij stottert, het onderwerp achterstevoren uitlegt, en zichzelf herhaalt. Dan doe je je uiterste best om te begrijpen wat hij te vertellen heeft. Wil je liever Emile Ratelband als docent, ga dan management ‘studeren’, of naar de patatacademie. Een kleuterjuf moet lief met de kindertjes kunnen omgaan, leraren op basisschool en vwo moeten goed kunnen uitleggen, en geduldig herhalen. Maar als je volwassen bent en aan een universiteit leert om in een specialisme onderzoek te kunnen doen, dan gaat content boven performance. Dan mag van je gevraagd worden om te willen leren.

Lang geleden heb ik geleerd met een sportvliegtuigje te vliegen. De instructeurs waren vaak 737- of helikopterpiloten die het leuk vonden om zo nu en dan ook nog in zo’n oude Rallye met teringherrie te vliegen, zelfs naast stuntels als ik. Sommigen van hen gaven ook nog theorielessen. Vliegen was hun passie, maar voor docent waren ze niet opgeleid. Een instructeur nam eens het stuur van mij over om onder de draden tussen twee hoogspanningsmasten door te vliegen, een ander startte – even illegaal – tegelijk naast een ander toestel op, een derde nam het stuur over om een schijnluchtgevecht met een ultralight aan te gaan zodat ik te misselijk was om nog verder te vliegen. Lekker de kwajongens van de lucht uithangen, en daar moest je het dan van leren. De uitleg van de een was soms regelrecht tegenstrijdig aan de uitleg van de ander. Bij vragen kreeg de cursist een zwerm vaktaal door de herrie toegesproeid. Als hij het niet begreep, kwam diezelfde zwerm nog eens langs in andere configuratie. Bij de theorielessen was het domweg een kwestie van zitten en opletten, en thuis het dictaat lezen – ook al geen wonder van didactiek, ik zeg het eufemistisch. Maar zelden heb ik zo opgelet en mijn best gedaan. Dit wilde ik graag leren, en ik was blij met echte piloten, aan onderwijssokken had ik bepaald geen behoefte.

Bovendien kosten die lessen handenvol geld. Dan wil je wel opletten. Misschien moeten we dus het onderwijsgeld maar flink optrekken, dan krijgen we wellicht studenten die willen, zoals in Harvard, of in Stanford, waar je een vermogen betaalt om les te krijgen van Nobelprijswinnaars – niet per se de meest begaafde docenten. Dat hoeft ook niet: een goede student leert overal van, een slechte student leert nergens van.

Piet Westendorp is universitair hoofddocent bij de faculteit Industrieel Ontwerpen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.