Campus

Plaats geven aan rouw

Dr.ir. Sabina Tanovic promoveerde afgelopen maand op de architectuur van herdenkingsbouwwerken voor oorlogen en aanslagen. Die moeten in elk geval aan overlevenden een plaats bieden om te rouwen, betoogt ze.

Als kind maakte u de bezetting mee van Sarajevo. Hoe herinnert u zich die tijd?
“De belegering begon op mijn tiende verjaardag. Ik had geen idee wat er gebeurde, maar ik zag aan de verwarde reactie van mijn ouders dat er iets aan de hand was. Opeens werd de stad belegerd door mannen met bivakmutsen en door sluipschutters. Straten werden geblokkeerd. Dat duurde vier jaar. Ik denk dat ik de herinneringen aan die tijd lange tijd heb onderdrukt, maar ik moest er in het kader van mijn onderzoek aan geloven. Soms lijken de herinneringen je als fragmenten uit een boze droom te overvallen. Ik weet nog dat ik voor het eerst Oud en Nieuw vierde bij mijn Nederlandse vriend. We stonden op het dak naar het vuurwerk te kijken en ik raakte in paniek. Toen besefte ik dat de herinneringen er nog steeds waren, en dat ze onverwachts de kop op kunnen steken.”

Tien jaar na de belegering sloot u de architectuuropleiding in Sarajevo af met een monument getiteld De Tunnel. Wat was dat?
“De tunnel was de levensader van de belegerde stad. Tijdens de oorlog is die tunnel gegraven onder de luchthaven van Sarajevo door. Het was de enige toegangsweg naar en uit de stad. Bewapende soldaten trokken er doorheen en burgers liepen de andere kant uit. Na de oorlog is de tunnel dicht gemaakt om de stabiliteit van de start- en landingsbanen niet in gevaar te brengen. Er zijn toen een paar meter van de tunnel gespaard gebleven. Naarmate er meer mensen op af kwamen en de tunnel uiteen begon te vallen, is men aan het restaureren geslagen en aan het ensceneren. Maar dat is niet erg professioneel gebeurd.”

Wat hield uw ontwerp in?
“Ik wilde kijken hoe je architectuur kunt inzetten voor herdenking. Ik wilde de tunnel in de bestaande toestand behouden. Ik ontwierp een herdenkingsmuseum naast de tunnel die ik onaangetast wilde laten. Het museum was bedoeld om informatie toe te voegen aan de authentieke plek. Ik wilde uitleggen wat de tunnel had betekend zonder die aan te tasten.”

We zijn nu tien jaar verder. U hebt promotieonderzoek gedaan naar herdenkingsbouwwerken. Hoe kijkt u terug op uw ontwerp voor De Tunnel?
“Terugkijkend ben ik kritischer geworden. Veel dingen zou ik anders doen, maar de kern blijft gelijk. Ik sta nog steeds achter de keuze om de tunnel onaangetast te laten. Alleen zou ik het bezoekerscentrum anders inrichten, daar heb ik nu meer ideeën over. Ik weet nu beter hoe architectonische elementen bezoekers kunnen beïnvloeden. Het overbrengen van de kennis over wat er gebeurd is aan de volgende generatie is een belangrijke functie van zo’n bouwwerk. Ik wil weten hoe de architectuur daarbij kan helpen.”

In uw proefschrift schrijft u dat uw moederschap uw omgang met de herinneringen heeft veranderd. In welke zin?
“Toen ik een dochter kreeg, zette me dat aan het denken over veel dingen. Ik werd gevoeliger voor bepaalde onderwerpen, stond meer open voor vragen. Ik voel me als ouder verantwoordelijk voor dit nieuwe leven. Ik wil nu mijn eigen herinneringen en trauma beter begrijpen opdat ik mijn kind er niet mee lastig val. Ik wil haar wel kunnen uitleggen wat er gebeurd is en waarom. Dat is op persoonlijk vlak wat ik in mijn ontwerpen probeer te doen met het doorgeven van herinneringen aan volgende generaties.”

Zijn herdenkingsbouwwerken bedoeld om oorlogsherinneringen tot rust te brengen?
“Voor overlevenden kan dat zo zijn. Of beter: architectuur geeft een plaats aan die herinneringen. Ik heb in mijn proefschrift het rouwproces proberen te begrijpen en waarom mensen fysieke objecten, zoals een gebouw, nodig hebben om hun rouwverwerking te ondersteunen. Vaak is er geen ruimte om te rouwen, en dat vind ik een gemis. Rouwverwerking is een essentiële rol voor de slachtoffers. Daarnaast zijn er toeristen en latere generaties voor wie dat misschien minder geldt. Architectuur kan plaats bieden voor herinnering en rouw.”

In uw proefschrift beschrijft u monumenten voor miljoenen slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog en de Holocaust tot aan monumenten voor een paar honderd slachtoffers van de treinaanslagen in Madrid. Leven we in een tijd van de fragmentering van herdenking?
“Ik weet niet of je dat zo eenvoudig kunt stellen. Oorlog verandert de hele tijd, is democratisch geworden. De slachting van de Eerste Wereldoorlog betekende een breuk in het sociale leven en ook in de herdenkingsarchitectuur. De Tweede Wereldoorlog bracht een grote moordpartij onder burgers. Dat heeft ons beeld van het kwaad veranderd en hoe geef je daar vorm aan? De Duitse filosoof Theodor Adorno vond eerst dat dat niet kon. Later vond hij dat er behoefte aan een uiting was, maar hoe? Je kunt Auschwitz niet imiteren. Daarna kwam er een groep ontwerpers die zich tegen de statige monumenten keerde en die radicaal andere monumenten en herdenkingsplekken ontwierpen, zoals een beschrijfbare herdenkingskolom die langzaam in de grond zakt. Zulke monumenten willen je aan het denken zetten over wat er gebeurd is. Hedendaagse herdenkingsbouwwerken doen dit vaak ook, en bieden daarnaast ruimte voor informatie, herbeleving en contemplatie. Herdenkingsplaatsen moeten in elk geval nabestaanden een plaats bieden om te rouwen.”

Sabina Tanovic, ‘Memory in Architecture: Contemporary memorial projects and their predecessors’, promotor: prof.dr. F. Bollerey, BK, 20 november 2015. Een publieksversie verschijnt volgend jaar.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.