Campus

Passie voor bagger

Prof.ir. Kees d’Angremond kan terugkijken op een carrière om van te watertanden. Nu zet hij de waterbouw voort in zijn vrije tijd.,,Nee, ik vind het niet jammer dat ik de TU verlaat”, aldus de inmiddels emeritus hoogleraar kustwaterbouwkunde Kees d’Angremond (62).

Sinds 1 november is de kenmerkende geur van zijn sigaren op de universiteit verdwenen, maar zoveel als hij van een sigaartje houdt, geniet hij nu al van het vrije leven. ,,Ik vind het heerlijk om ’s ochtends een uurtje met de honden te gaan wandelen.”

We hoeven niet bang te zijn dat hij zich achter de geraniums nestelt. Als voorzitter van het Baggermuseum, lid van de arbitragecommissie voor bouwbedrijven en de raad van opleidingen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, is er voor hem genoeg te doen. Bovendien is hij projectbegeleider bij het opzetten van een school voor kustwaterbouwkunde in Vietnam.

Zijn liefde voor de waterbouw begon met het boek ‘Het verjaagde water’ van A. den Doolaard. Daarin wordt de droogmaking van Walcheren in 1945 beschreven. Voor vele civielers die nog bekend zijn met de namen Technische Hogeschool en het oude gebouw van weg- en waterbouw aan het Oostplantsoen, was dat boek reden genoeg om in Delft te gaan studeren. Zo ook voor D’Angremond.

Hij studeerde af in 1963 en kwam daarna terecht bij het Waterloopkundig Laboratorium. Via de baggerpoot van aannemer Volker Stevin en het gemeentelijk havenbedrijf Amsterdam kwam hij in 1989 echter toch weer op de TU terecht. ,,Tijdens je beroepsleven blijven er een heleboel vragen liggen die je nooit oplost, of nooit helemaal uitzoekt”, verklaart D’Angremond zijn keuze om professor te worden. ,,Met alle afstudeerders en promovendi is er de mankracht om alles eens goed uit te zoeken.”

Ambtenarij

Ook de academische vrijheid sprak hem wel aan na de ambtenarij in Amsterdam. Hij geeft eerlijk toe in alle opzichten van die vrijheid geprofiteerd te hebben. ,,Er zijn veel derde-geldstroomprojecten binnengehaald en veel contacten met het buitenland gelegd”, zegt D’Angremond.

Een andere reden van de oud-prof om destijds terug te komen, was dat hij ‘graag wilde bijdragen aan de vorming van een nieuwe lichting studenten’. Daarbij stond persoonlijk contact voorop. D’Angremond: ,,Ondanks het hoge aantal studenten, moet iedereen toch altijd mondeling tentamen doen. Het gaat echter niet om de stof of de techniek, maar om de praktijk.” Tijdens zo’n mondelinge overhoring maakte hij daarom opmerkingen als: ‘Da’s mooi. Maar hoe doe je dat in de praktijk?’.

Ook alle 211 afstudeerders van de hoogleraar moesten altijd de ‘relatie met de werkelijkheid’ aantonen, als ze met een afstudeeridee kwamen. ,,Je moet wel wat aan zo’n onderzoek hebben”, aldus de oud-prof. Hij geeft toe zelf niet zo veel onderzoek uitgevoerd te hebben: ,,Maar daar heb je met al het onderwijs ook niet zo veel tijd voor. Ik besteedde het veelal uit aan afstudeerders of promovendi.”

Toekomst

Wat betreft de toekomst van de TU ziet D’Angremond het positief in. Wel heeft hij wat kanttekeningen bij de strategienota: ,,Eigenlijk ben ik het er hartstikke mee eens dat de kwaliteit verbeterd moet worden. Maar dat we daar een onderzoeksuniversiteit voor moeten worden, zie ik niet zo. De onderwijstaak is heel belangrijk. Die moet niet onder het tapijt worden geschoffeld.” Hij vervolgt: ,,Ik zie niet in waarom je civiel ingenieurs moet opleiden om onderzoeker te worden.” Maar hij heeft meer bezwaren. ,,We hebben onze belangrijkste klanten zoals de aannemerij, ingenieursbureaus, Rijkswaterstaat en onderzoeksbureaus niet eens gevraagd wat ze willen.”

Zijn grootste zorg wat betreft civiele techniek is het dalende aantal eerstejaars. D’Angremond: ,,Nederland heeft tweehonderd tot driehonderd civielers per jaar nodig om het land draaiende te houden. Er stromen nu al minder dan tweehonderd studenten in en daarvan valt nog een percentage af.” Er isvolgens hem best een mooie toekomst voor civiel weggelegd, als ze de instroom maar op peil brengen. De waterbouwkundige heeft ook een oplossing. ,,Misschien moeten ze een reclamecampagne starten zoals Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek heeft gedaan.”

Visite van de kroonprins

Een dag van te voren stelde hij nog dat het ‘niet zo bijzonder was’ dat er iets georganiseerd werd bij het afscheid van een hoogleraar. Maar wat vorige week woensdag bij het afscheidssymposium en de uittreerede van prof.ir. Kees d’Angremond gebeurde, zal niet vaak meer voorkomen op de TU.

Tijdens de uittreerede was er niet alleen sprake van een hoge opkomst van hoogleraren, studenten en personen van buiten de TU. Niemand minder dan kroonprins Willem-Alexander – zonder Máxima – hoorde vanaf de eerste rij de afscheidsrede van D’Angremond aan. De prof was tot voor kort één van de leermeesters van de toekomstige koning.

De kroonprins was niet de enige grote naam op de gastenlijst. Anneke Grönloh bracht een speciale D’Angremond/TU-versie van het lied ‘Brandend Zand’ ten gehore. En dan was er ook nog de Delftse burgervader Van Oorschot, die speciaal naar civiele techniek was gekomen om de waterbouwkundige een lintje op te spelden.

D’Angremonds loopbaan, maar ook alles wat de oud-prof in het publieke leven gedaan heeft, was volgens Van Oorschot ‘genoeg om Hare Majesteit aan het werk te krijgen’. Ook zijn ‘handreikingen’ aan de kroonprins zullen hebben bijgedragen aan zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

De achtste heruitgave van het boek ‘Het verjaagde water’ van A. Den Doolaard mocht eveneens bijzonder genoemd worden. D’Angremond onderzocht samen met TU-collega ir. Gerrit-Jan Schiereck acht jaar lang gezocht wie er achter de namen in deze sleutelroman schuilgaan en voegde de resultaten aan deze uitgave toe. Twee studenten zochten voor hun afstuderen bovendien uit of Den Doolaard de feiten – over de drooglegging van Walcheren in 1945 – goed had weergegeven. Daar bleek hij wonderwel in geslaagd. De oudste dochter van Den Doolaard nam het eerste exemplaar in ontvangst.

Toch was er ook plaats voor enkele beschouwingen over de toekomst van de TU. Zo voorspelde directeur-generaal ir. H. Prins van Rijkswaterstaat problemen als het onderwijs ondergeschikt wordt gemaakt aan het onderzoek.

Ir. J.C. Huis in ’t Veld, voorzitter van de Raad van Bestuur van ingenieursbureau DHV, stelde zelfs dat volgens de huidige maatstaven D’Angremond twaalf jaar geleden waarschijnlijk helemaal niet aan bak was gekomen als professor. Maar toch moest ook rector Wakker erkennen: het is goed dat D’Angremond aan de TU verbonden is geweest. (WJZ)

Prof.ir. Kees d’Angremond kan terugkijken op een carrière om van te watertanden. Nu zet hij de waterbouw voort in zijn vrije tijd.

,,Nee, ik vind het niet jammer dat ik de TU verlaat”, aldus de inmiddels emeritus hoogleraar kustwaterbouwkunde Kees d’Angremond (62). Sinds 1 november is de kenmerkende geur van zijn sigaren op de universiteit verdwenen, maar zoveel als hij van een sigaartje houdt, geniet hij nu al van het vrije leven. ,,Ik vind het heerlijk om ’s ochtends een uurtje met de honden te gaan wandelen.”

We hoeven niet bang te zijn dat hij zich achter de geraniums nestelt. Als voorzitter van het Baggermuseum, lid van de arbitragecommissie voor bouwbedrijven en de raad van opleidingen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, is er voor hem genoeg te doen. Bovendien is hij projectbegeleider bij het opzetten van een school voor kustwaterbouwkunde in Vietnam.

Zijn liefde voor de waterbouw begon met het boek ‘Het verjaagde water’ van A. den Doolaard. Daarin wordt de droogmaking van Walcheren in 1945 beschreven. Voor vele civielers die nog bekend zijn met de namen Technische Hogeschool en het oude gebouw van weg- en waterbouw aan het Oostplantsoen, was dat boek reden genoeg om in Delft te gaan studeren. Zo ook voor D’Angremond.

Hij studeerde af in 1963 en kwam daarna terecht bij het Waterloopkundig Laboratorium. Via de baggerpoot van aannemer Volker Stevin en het gemeentelijk havenbedrijf Amsterdam kwam hij in 1989 echter toch weer op de TU terecht. ,,Tijdens je beroepsleven blijven er een heleboel vragen liggen die je nooit oplost, of nooit helemaal uitzoekt”, verklaart D’Angremond zijn keuze om professor te worden. ,,Met alle afstudeerders en promovendi is er de mankracht om alles eens goed uit te zoeken.”

Ambtenarij

Ook de academische vrijheid sprak hem wel aan na de ambtenarij in Amsterdam. Hij geeft eerlijk toe in alle opzichten van die vrijheid geprofiteerd te hebben. ,,Er zijn veel derde-geldstroomprojecten binnengehaald en veel contacten met het buitenland gelegd”, zegt D’Angremond.

Een andere reden van de oud-prof om destijds terug te komen, was dat hij ‘graag wilde bijdragen aan de vorming van een nieuwe lichting studenten’. Daarbij stond persoonlijk contact voorop. D’Angremond: ,,Ondanks het hoge aantal studenten, moet iedereen toch altijd mondeling tentamen doen. Het gaat echter niet om de stof of de techniek, maar om de praktijk.” Tijdens zo’n mondelinge overhoring maakte hij daarom opmerkingen als: ‘Da’s mooi. Maar hoe doe je dat in de praktijk?’.

Ook alle 211 afstudeerders van de hoogleraar moesten altijd de ‘relatie met de werkelijkheid’ aantonen, als ze met een afstudeeridee kwamen. ,,Je moet wel wat aan zo’n onderzoek hebben”, aldus de oud-prof. Hij geeft toe zelf niet zo veel onderzoek uitgevoerd te hebben: ,,Maar daar heb je met al het onderwijs ook niet zo veel tijd voor. Ik besteedde het veelal uit aan afstudeerders of promovendi.”

Toekomst

Wat betreft de toekomst van de TU ziet D’Angremond het positief in. Wel heeft hij wat kanttekeningen bij de strategienota: ,,Eigenlijk ben ik het er hartstikke mee eens dat de kwaliteit verbeterd moet worden. Maar dat we daar een onderzoeksuniversiteit voor moeten worden, zie ik niet zo. De onderwijstaak is heel belangrijk. Die moet niet onder het tapijt worden geschoffeld.” Hij vervolgt: ,,Ik zie niet in waarom je civiel ingenieurs moet opleiden om onderzoeker te worden.” Maar hij heeft meer bezwaren. ,,We hebben onze belangrijkste klanten zoals de aannemerij, ingenieursbureaus, Rijkswaterstaat en onderzoeksbureaus niet eens gevraagd wat ze willen.”

Zijn grootste zorg wat betreft civiele techniek is het dalende aantal eerstejaars. D’Angremond: ,,Nederland heeft tweehonderd tot driehonderd civielers per jaar nodig om het land draaiende te houden. Er stromen nu al minder dan tweehonderd studenten in en daarvan valt nog een percentage af.” Er isvolgens hem best een mooie toekomst voor civiel weggelegd, als ze de instroom maar op peil brengen. De waterbouwkundige heeft ook een oplossing. ,,Misschien moeten ze een reclamecampagne starten zoals Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek heeft gedaan.”

Visite van de kroonprins

Een dag van te voren stelde hij nog dat het ‘niet zo bijzonder was’ dat er iets georganiseerd werd bij het afscheid van een hoogleraar. Maar wat vorige week woensdag bij het afscheidssymposium en de uittreerede van prof.ir. Kees d’Angremond gebeurde, zal niet vaak meer voorkomen op de TU.

Tijdens de uittreerede was er niet alleen sprake van een hoge opkomst van hoogleraren, studenten en personen van buiten de TU. Niemand minder dan kroonprins Willem-Alexander – zonder Máxima – hoorde vanaf de eerste rij de afscheidsrede van D’Angremond aan. De prof was tot voor kort één van de leermeesters van de toekomstige koning.

De kroonprins was niet de enige grote naam op de gastenlijst. Anneke Grönloh bracht een speciale D’Angremond/TU-versie van het lied ‘Brandend Zand’ ten gehore. En dan was er ook nog de Delftse burgervader Van Oorschot, die speciaal naar civiele techniek was gekomen om de waterbouwkundige een lintje op te spelden.

D’Angremonds loopbaan, maar ook alles wat de oud-prof in het publieke leven gedaan heeft, was volgens Van Oorschot ‘genoeg om Hare Majesteit aan het werk te krijgen’. Ook zijn ‘handreikingen’ aan de kroonprins zullen hebben bijgedragen aan zijn benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau.

De achtste heruitgave van het boek ‘Het verjaagde water’ van A. Den Doolaard mocht eveneens bijzonder genoemd worden. D’Angremond onderzocht samen met TU-collega ir. Gerrit-Jan Schiereck acht jaar lang gezocht wie er achter de namen in deze sleutelroman schuilgaan en voegde de resultaten aan deze uitgave toe. Twee studenten zochten voor hun afstuderen bovendien uit of Den Doolaard de feiten – over de drooglegging van Walcheren in 1945 – goed had weergegeven. Daar bleek hij wonderwel in geslaagd. De oudste dochter van Den Doolaard nam het eerste exemplaar in ontvangst.

Toch was er ook plaats voor enkele beschouwingen over de toekomst van de TU. Zo voorspelde directeur-generaal ir. H. Prins van Rijkswaterstaat problemen als het onderwijs ondergeschikt wordt gemaakt aan het onderzoek.

Ir. J.C. Huis in ’t Veld, voorzitter van de Raad van Bestuur van ingenieursbureau DHV, stelde zelfs dat volgens de huidige maatstaven D’Angremond twaalf jaar geleden waarschijnlijk helemaal niet aan bak was gekomen als professor. Maar toch moest ook rector Wakker erkennen: het is goed dat D’Angremond aan de TU verbonden is geweest. (WJZ)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.