Campus

OTB gaat zelfstandig verder

Het interfacultaire Onderzoeksinstituut Technische Bestuurskunde (OTB) wordt een zelfstandige beheerseenheid. Het college van bestuur heeft dit deze zomer besloten.

Omdat het voor het instituut van groot belang is om zelfstandig te kunnen opereren, is het streven om het aantal beheerseenheden zo klein mogelijk te houden is voor een keer aan de kant gezet.

Het OTB werd in 1985 als interfacultaire werkgroep opgericht om onderzoek te doen op het gebied van het bouwen en de gebouwde omgeving. Al gauw bleek er veel interesse vanuit de buitenwereld te zijn voor het combineren van technische en beleidsvraagstukken in de bouwwereld. Ministeries, provincies, gemeenten, wooncorporaties, beleggers en nog vele andere organisaties kwamen met hun vragen naar het OTB. Het instituut groeide snel en het grootste deel van de inkomsten kwam van buiten. Deze derde geldstroom bedroeg op een gegeven moment zelfs tachtig procent van de inkomsten. Het onderzoeksinstituut, dat ook cursussen geeft, postdoctorale opleidingen verzorgt en congressen organiseert, bestaat op vijf oktober tien jaar. Ter gelegenheid daarvan zal een lustrumconferentie gehouden worden over de uitvoering van ruimtelijk beleid.

Tot deze zomer heeft het OTB altijd onder het penvoerderschap van de faculteit Bouwkunde gestaan. Dit betekende dat Bouwkunde officieel het bestuur en beheer van het instituut in handen had. Het OTB had voor veel activiteiten toestemming van de faculteit nodig. Het in dienst nemen van een medewerkers kon bijvoorbeeld niet rechtstreeks gebeuren. Deze moest volgens de wet na goedkeuring door de faculteitsraad eerst lid worden bij een vakgroep. Daarna pas kon hij bij het OTB officieel aan de slag. Hierdoor ging veel tijd verloren. En juist het OTB, dat zeer marktgericht opereert, kon zich dit niet permitteren. In de praktijk werkte het dan ook vaak anders dan wettelijk zou moeten, wat door de faculteit oogluikend toegestaan werd.

Dat het niettemin zo lang geduurd heeft voor het OTB verzelfstadigd werd, komt door het streven van het college van bestuur om het aantal beheerseenheden zo klein mogelijk te houden. Het genereren van extra eenheden in wat toch al een eilandenrijk genoemd wordt, komt de overzichtelijkheid van de organisatie tenslotte niet ten goede.
Dwarsverband

In het besluit wordt wetenschappelijk directeur prof.dr.ir. H. Priemus benoemd tot beheerder. Hij denkt dat er niet veel veranderen zal in de praktijk. De situatie op papier wordt nu meer aangepast aan de werkelijke. Priemus: ,,Ik zie het besluit tot verzelfstandiging als blijk van vertrouwen van het college.Zeker gezien de lijn die ingezet is, het aantal beheerseenheden te beperken. De beslissing moet gebaseerd zijn op het idee dat wij het hier goed doen en niet een potje zitten te klooien.” De verzelfstandiging is volgens Priemus ook goed voor de gemoedsrust binnen het instituut. Het vele commentaar in de trant van ‘Wat jullie daar doen, dat mag helemaal niet!’ is nu over.

Priemus benadrukt dat de inhoudelijke samenwerking zal blijven bestaan. Die is niet alleen erg wenselijk maar ook verplicht. Bouwkunde moet eens in de vijf jaar het onderzoeksprogramma goed keuren. Hij verwacht dat behalve de al bestaande samenwerking met Geodesie en Bouwkunde hier nog enkele faculteiten bij zullen komen. Over samenwerking met de faculteit Technische Bestuurskunde zijn zelfs van beide kanten al intenties uit gesproken.

Priemus denkt dat het college heel goed een beroep op het instituut kan doen als een voorbeeldfunctie voor het omgaan met contractonderzoek. Hij houdt het zelfs voor mogelijk om vanuit het OTB met andere vakgebieden aan de slag te gaan.

Priemus verwacht wel dat de grootste groei van het instituut achter de rug is: ,,We zullen in een stabiele situatie terecht komen. Het wordt nu tijd om te kijken hoe we behalve met onderzoek ook op andere manieren bij kunnen dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen.”

Of de zelfstandigheid voor eeuwig zal zijn, vraagt de nieuwe beheerder zich af. Per slot van rekening staat de wetgeving over het bestuur van de universiteiten op de helling. Priemus wil niet afwachten. Hij denkt juist dat deze tijd zeer geschikt is om te experimenteren met bestuursvormen die werken.
(M.v.d.K.)

Het interfacultaire Onderzoeksinstituut Technische Bestuurskunde (OTB) wordt een zelfstandige beheerseenheid. Het college van bestuur heeft dit deze zomer besloten. Omdat het voor het instituut van groot belang is om zelfstandig te kunnen opereren, is het streven om het aantal beheerseenheden zo klein mogelijk te houden is voor een keer aan de kant gezet.

Het OTB werd in 1985 als interfacultaire werkgroep opgericht om onderzoek te doen op het gebied van het bouwen en de gebouwde omgeving. Al gauw bleek er veel interesse vanuit de buitenwereld te zijn voor het combineren van technische en beleidsvraagstukken in de bouwwereld. Ministeries, provincies, gemeenten, wooncorporaties, beleggers en nog vele andere organisaties kwamen met hun vragen naar het OTB. Het instituut groeide snel en het grootste deel van de inkomsten kwam van buiten. Deze derde geldstroom bedroeg op een gegeven moment zelfs tachtig procent van de inkomsten. Het onderzoeksinstituut, dat ook cursussen geeft, postdoctorale opleidingen verzorgt en congressen organiseert, bestaat op vijf oktober tien jaar. Ter gelegenheid daarvan zal een lustrumconferentie gehouden worden over de uitvoering van ruimtelijk beleid.

Tot deze zomer heeft het OTB altijd onder het penvoerderschap van de faculteit Bouwkunde gestaan. Dit betekende dat Bouwkunde officieel het bestuur en beheer van het instituut in handen had. Het OTB had voor veel activiteiten toestemming van de faculteit nodig. Het in dienst nemen van een medewerkers kon bijvoorbeeld niet rechtstreeks gebeuren. Deze moest volgens de wet na goedkeuring door de faculteitsraad eerst lid worden bij een vakgroep. Daarna pas kon hij bij het OTB officieel aan de slag. Hierdoor ging veel tijd verloren. En juist het OTB, dat zeer marktgericht opereert, kon zich dit niet permitteren. In de praktijk werkte het dan ook vaak anders dan wettelijk zou moeten, wat door de faculteit oogluikend toegestaan werd.

Dat het niettemin zo lang geduurd heeft voor het OTB verzelfstadigd werd, komt door het streven van het college van bestuur om het aantal beheerseenheden zo klein mogelijk te houden. Het genereren van extra eenheden in wat toch al een eilandenrijk genoemd wordt, komt de overzichtelijkheid van de organisatie tenslotte niet ten goede.
Dwarsverband

In het besluit wordt wetenschappelijk directeur prof.dr.ir. H. Priemus benoemd tot beheerder. Hij denkt dat er niet veel veranderen zal in de praktijk. De situatie op papier wordt nu meer aangepast aan de werkelijke. Priemus: ,,Ik zie het besluit tot verzelfstandiging als blijk van vertrouwen van het college.Zeker gezien de lijn die ingezet is, het aantal beheerseenheden te beperken. De beslissing moet gebaseerd zijn op het idee dat wij het hier goed doen en niet een potje zitten te klooien.” De verzelfstandiging is volgens Priemus ook goed voor de gemoedsrust binnen het instituut. Het vele commentaar in de trant van ‘Wat jullie daar doen, dat mag helemaal niet!’ is nu over.

Priemus benadrukt dat de inhoudelijke samenwerking zal blijven bestaan. Die is niet alleen erg wenselijk maar ook verplicht. Bouwkunde moet eens in de vijf jaar het onderzoeksprogramma goed keuren. Hij verwacht dat behalve de al bestaande samenwerking met Geodesie en Bouwkunde hier nog enkele faculteiten bij zullen komen. Over samenwerking met de faculteit Technische Bestuurskunde zijn zelfs van beide kanten al intenties uit gesproken.

Priemus denkt dat het college heel goed een beroep op het instituut kan doen als een voorbeeldfunctie voor het omgaan met contractonderzoek. Hij houdt het zelfs voor mogelijk om vanuit het OTB met andere vakgebieden aan de slag te gaan.

Priemus verwacht wel dat de grootste groei van het instituut achter de rug is: ,,We zullen in een stabiele situatie terecht komen. Het wordt nu tijd om te kijken hoe we behalve met onderzoek ook op andere manieren bij kunnen dragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen.”

Of de zelfstandigheid voor eeuwig zal zijn, vraagt de nieuwe beheerder zich af. Per slot van rekening staat de wetgeving over het bestuur van de universiteiten op de helling. Priemus wil niet afwachten. Hij denkt juist dat deze tijd zeer geschikt is om te experimenteren met bestuursvormen die werken.
(M.v.d.K.)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.