Onderwijs

Opheffing Snellius slechts nog hamerstuk

De studie geodesie is ‘in afbouw’, sinds ze in 2003 is opgeheven. Voor de studenten die de jaren daarvoor nog aan geodesie zijn begonnen, was de glans er daarna wel wat vanaf. Volgende week heffen ze hun studievereniging Snellius op.

Het is een treurige aanblik. Helemaal achterin een kelder van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) staat het archief van Landmeetkundig Gezelschap Snellius opgestapeld in verhuisdozen. Hier liggen de foto’s uit lang vervlogen tijden, oude maar ongebruikte stropdassen en truien voor actieve leden, de bel die vroeger boven de Snelliusbar hing.

De studievereniging voor geodesiestudenten heeft al sinds september geen bestuurshok meer door de verbouwing bij civiel. Het was volgens de voorzitter van de laatste lustrumcommissie van Snellius Walter Vroom fijn om in ieder geval dat hok te hebben om samen te komen, bereikbaar te zijn, de administratie te doen. Maar ook het hok was een slap aftreksel van de tijd dat geodesie nog een eigen gebouw had aan de Thijsseweg, dat Snellius een bar had waar studenten een biertje konden drinken. Of Risk konden spelen op de als Riskbord beschilderde tafel.

Die tafel, jaren geleden geschilderd door Vroom zelf, staat nu in een stil hoekje ergens in een gang bij civiel. Ernaast staat een rommelig ingerichte vitrine met wat spullen uit het Snellius-bezit. Niemand gaat hier echt zitten. Veel mensen komen niet in deze hoek, waar de geodesiecomputerruimte zit.

Vroom heeft de aftakeling van zijn studie en zijn vereniging helemaal meegemaakt. Zevendejaars is hij nu en bijna afgestudeerd. Met hem begonnen veertien andere studenten aan geodesie. In 2002 kwam het aantal eerstejaars niet verder dan vijf, reden voor de TU om te besluiten per 2003 helemaal geen nieuwe studenten meer aan te nemen. De studie moest opgeheven worden. Studenten die al waren begonnen, konden hun studie nog afmaken.

Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Vakken werden geleidelijk aan opgeheven, colleges moesten soms gevolgd worden op de kamer van de docent, studenten werden formeel ondergebracht bij de nieuwe masteropleiding geomatics. “We weten niet meer hoe het is om met een groepje college te hebben”, vertelt Vroom.

Hij had liever geen opgeheven studie gedaan. “Docenten houden streeplijstjes bij van wie welk vak nog moet, sommige studenten hebben vervangende vakken moeten zoeken voor vakken die niet meer bestaan. Het is vervelend om zo te studeren, om te weten dat je de laatste bent.” Vroom ziet het al voor zich hoe hij over tien jaar overal moet uitleggen welke studie hij heeft gedaan in Delft. “Het is nu al raar om te zeggen dat je een opleiding doet, die niet meer bestaat.”

Het kan niet anders of ook de studievereniging heeft te lijden onder de langzame dood van de studie. Vroom kan zich alleen uit zijn eerste twee studiejaren een echt actief Snellius herinneren, met een eerstejaarsweekend, geodetische Owee-groepjes en lezingen. Maar hoe kon dat alles nog georganiseerd worden zonder eerstejaars, zonder mensen die lezingen konden bezoeken?

Vroom was bestuurslid in december 2002, toen de universiteit besloot geodesie de nek om te draaien. Noodgedwongen zaten hij en zijn collega’s in het bestuur, net als een jaar eerder. Ze hadden geen opvolgers kunnen vinden. Een excursie organiseerden ze nog, maar andere activiteiten begonnen erbij in te schieten. Ook de administratie verslofte langzaam steeds meer.

De studenten hadden wel door dat hun vereniging zoals ze die kenden geen toekomst had. Ze probeerden nog aansluiting te zoeken bij verenigingen in Wageningen en Utrecht en het gezelschap Practische Studie van civiel, maar dat alles liep op niets uit. De opheffing van Snellius, dat inmiddels nog maar dertig leden heeft, werd daarmee onvermijdelijk.

Tijdens het dertiende lustrum op 26 november aanstaande brengt het huidige bestuur daarom een voorstel in stemming over de ontbinding van de vereniging. Het zal niet meer zijn dan een hamerstuk, waarmee 65 jaar geschiedenis ten einde komt.

Die geschiedenis begint in december 1940, als het eerste bestuur van Snellius wordt benoemd. De eerste joodse hoogleraren aan de Technische Hogeschool zijn dan net ontslagen door de Duitse bezetter. De oorlog maakt het onmogelijk normaal te studeren, waardoor Snellius pas echt een vereniging kan worden na 1945.

Dan wordt er ook een ‘Snelliuslied’ gecomponeerd, dat begint met de woorden “O, snelle Snellius, groot geodeet. Gij die ons allen hier weet. In uw roemruchte sporen, door uwen kennis en zeer grote faam, zijn wij hier allen tesaam, in uwen naam herboren.” Dat lied kan straks alleen nog gezongen worden door de leden van de oud-ledenvereniging, die eind 2003 is opgericht en nu zo’n 250 leden telt.

Walter Vroom is niet meer zo rouwig om het einde van zijn vereniging. “Snellius is nu meer een last voor de mensen die de vereniging draaiend proberen te houden, dan een plezier voor de rest van de studenten.”

www.snellius.tudelft.nl

www.oudleden.snellius.tudelft.nl

Het is een treurige aanblik. Helemaal achterin een kelder van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG) staat het archief van Landmeetkundig Gezelschap Snellius opgestapeld in verhuisdozen. Hier liggen de foto’s uit lang vervlogen tijden, oude maar ongebruikte stropdassen en truien voor actieve leden, de bel die vroeger boven de Snelliusbar hing.

De studievereniging voor geodesiestudenten heeft al sinds september geen bestuurshok meer door de verbouwing bij civiel. Het was volgens de voorzitter van de laatste lustrumcommissie van Snellius Walter Vroom fijn om in ieder geval dat hok te hebben om samen te komen, bereikbaar te zijn, de administratie te doen. Maar ook het hok was een slap aftreksel van de tijd dat geodesie nog een eigen gebouw had aan de Thijsseweg, dat Snellius een bar had waar studenten een biertje konden drinken. Of Risk konden spelen op de als Riskbord beschilderde tafel.

Die tafel, jaren geleden geschilderd door Vroom zelf, staat nu in een stil hoekje ergens in een gang bij civiel. Ernaast staat een rommelig ingerichte vitrine met wat spullen uit het Snellius-bezit. Niemand gaat hier echt zitten. Veel mensen komen niet in deze hoek, waar de geodesiecomputerruimte zit.

Vroom heeft de aftakeling van zijn studie en zijn vereniging helemaal meegemaakt. Zevendejaars is hij nu en bijna afgestudeerd. Met hem begonnen veertien andere studenten aan geodesie. In 2002 kwam het aantal eerstejaars niet verder dan vijf, reden voor de TU om te besluiten per 2003 helemaal geen nieuwe studenten meer aan te nemen. De studie moest opgeheven worden. Studenten die al waren begonnen, konden hun studie nog afmaken.

Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Vakken werden geleidelijk aan opgeheven, colleges moesten soms gevolgd worden op de kamer van de docent, studenten werden formeel ondergebracht bij de nieuwe masteropleiding geomatics. “We weten niet meer hoe het is om met een groepje college te hebben”, vertelt Vroom.

Hij had liever geen opgeheven studie gedaan. “Docenten houden streeplijstjes bij van wie welk vak nog moet, sommige studenten hebben vervangende vakken moeten zoeken voor vakken die niet meer bestaan. Het is vervelend om zo te studeren, om te weten dat je de laatste bent.” Vroom ziet het al voor zich hoe hij over tien jaar overal moet uitleggen welke studie hij heeft gedaan in Delft. “Het is nu al raar om te zeggen dat je een opleiding doet, die niet meer bestaat.”

Het kan niet anders of ook de studievereniging heeft te lijden onder de langzame dood van de studie. Vroom kan zich alleen uit zijn eerste twee studiejaren een echt actief Snellius herinneren, met een eerstejaarsweekend, geodetische Owee-groepjes en lezingen. Maar hoe kon dat alles nog georganiseerd worden zonder eerstejaars, zonder mensen die lezingen konden bezoeken?

Vroom was bestuurslid in december 2002, toen de universiteit besloot geodesie de nek om te draaien. Noodgedwongen zaten hij en zijn collega’s in het bestuur, net als een jaar eerder. Ze hadden geen opvolgers kunnen vinden. Een excursie organiseerden ze nog, maar andere activiteiten begonnen erbij in te schieten. Ook de administratie verslofte langzaam steeds meer.

De studenten hadden wel door dat hun vereniging zoals ze die kenden geen toekomst had. Ze probeerden nog aansluiting te zoeken bij verenigingen in Wageningen en Utrecht en het gezelschap Practische Studie van civiel, maar dat alles liep op niets uit. De opheffing van Snellius, dat inmiddels nog maar dertig leden heeft, werd daarmee onvermijdelijk.

Tijdens het dertiende lustrum op 26 november aanstaande brengt het huidige bestuur daarom een voorstel in stemming over de ontbinding van de vereniging. Het zal niet meer zijn dan een hamerstuk, waarmee 65 jaar geschiedenis ten einde komt.

Die geschiedenis begint in december 1940, als het eerste bestuur van Snellius wordt benoemd. De eerste joodse hoogleraren aan de Technische Hogeschool zijn dan net ontslagen door de Duitse bezetter. De oorlog maakt het onmogelijk normaal te studeren, waardoor Snellius pas echt een vereniging kan worden na 1945.

Dan wordt er ook een ‘Snelliuslied’ gecomponeerd, dat begint met de woorden “O, snelle Snellius, groot geodeet. Gij die ons allen hier weet. In uw roemruchte sporen, door uwen kennis en zeer grote faam, zijn wij hier allen tesaam, in uwen naam herboren.” Dat lied kan straks alleen nog gezongen worden door de leden van de oud-ledenvereniging, die eind 2003 is opgericht en nu zo’n 250 leden telt.

Walter Vroom is niet meer zo rouwig om het einde van zijn vereniging. “Snellius is nu meer een last voor de mensen die de vereniging draaiend proberen te houden, dan een plezier voor de rest van de studenten.”

www.snellius.tudelft.nl

www.oudleden.snellius.tudelft.nl

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.