Wetenschap

Opdringerige technologie

“Het wetenschappelijk establishment beweert vaak dat een technologie niet schadelijk is, terwijl er bij de doorsnee bevolking heel anders over wordt gedacht.

Een voorbeeld is de angst voor gezondheidsschade door zendertjes in mobieltjes. Die publieke angst voor gezondheidsschade zou subjectief zijn, er is immers nog geen onderzoek geweest dat schade aantoont. Maar ook de wetenschappers die gezondheidsrisico’s ontkennen hanteren subjectieve elementen in hun redeneringen. Ik wil onderzoeken hoe die grens tussen subjectief en objectief wordt vastgesteld door wetenschappers en beleidsmakers, en welke redenering ze gebruiken om de risico’s van een nieuwe technologie in te schatten.

Je kunt in je argumentatie, zoals de Verenigde Naties doet, het voorzorgsprincipe hanteren. Zolang het vermoeden bestaat dat een nieuwe techniek schadelijk zou kunnen zijn voer je een technologie niet in. Of je hanteert het liberale uitgangspunt. Hierbij kun je een nieuwe technologie invoeren zolang met de huidige stand van wetenschap, de zogenaamde sound science, geen risico’s zijn aangetoond.

Ik vraag me af of technologie soms niet aan mensen wordt opgedrongen. Hebben ze zelf de keuze of ze dit links kunnen laten liggen of moeten ze er in meegaan? Als uitgangspunt neem ik daarbij de medische praktijk. Hier is de autonomie van de patiënt steeds belangrijker geworden. Een arts vertelt hoe de vlag er medisch bij hangt en vervolgens kan de patiënt kiezen of hij de aangeboden behandeling wil ondergaan.

Die benadering heet informed consent, geïnformeerde instemming. Die zou je ook bij nieuwe technologie kunnen toepassen. Voor de buitenwereld noem ik het maar democratische technologie, omdat je onderzoekt in hoeverre mensen een stem hebben bij de invoering van technologie.

Tot nu toe heb ik drie casestudies gedaan, over mobieltjes, biotechnologie en internet. In enkele van die vakgebieden heb ik wetenschappers geïnterviewd. Ik heb ze gevraagd hoe ze tegen de risico’s van hun eigen vak aankijken en ik houd hun argumentatie tegen het licht. De komende jaren wil ik daar nog nanotechnologie en genomics aan toevoegen.

Ik wil niet beweren dat je iedere Jan Doedel op straat maar moet laten meebeslissen over hoe een technologie er uit gaat zien. Er zijn ook grenzen aan de autonomie van een persoon, en je kunt niet over alles eindeloos debatteren. Ik heb een tijdje bij actiegroep Eurodusnie gezeten, en in de wereld van antiglobalisten en krakers is het gebruikelijk dat over iedere stap door iedereen moet worden meegepraat. Die wereld heb ik nu achter me gelaten. Behalve het radicale zwart-wit-denken werd ik een beetje moe van die eindeloze discussies.” (RZ)

Naam: Lotte Asveld (27)

Onderwerp: Informed consent (democratische technologie)

Promotor: dr.ir. Peter Kroes (sectie filosofie)

Tussenstand: Nog twee jaar te gaan

(Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

“Het wetenschappelijk establishment beweert vaak dat een technologie niet schadelijk is, terwijl er bij de doorsnee bevolking heel anders over wordt gedacht. Een voorbeeld is de angst voor gezondheidsschade door zendertjes in mobieltjes. Die publieke angst voor gezondheidsschade zou subjectief zijn, er is immers nog geen onderzoek geweest dat schade aantoont. Maar ook de wetenschappers die gezondheidsrisico’s ontkennen hanteren subjectieve elementen in hun redeneringen. Ik wil onderzoeken hoe die grens tussen subjectief en objectief wordt vastgesteld door wetenschappers en beleidsmakers, en welke redenering ze gebruiken om de risico’s van een nieuwe technologie in te schatten.

Je kunt in je argumentatie, zoals de Verenigde Naties doet, het voorzorgsprincipe hanteren. Zolang het vermoeden bestaat dat een nieuwe techniek schadelijk zou kunnen zijn voer je een technologie niet in. Of je hanteert het liberale uitgangspunt. Hierbij kun je een nieuwe technologie invoeren zolang met de huidige stand van wetenschap, de zogenaamde sound science, geen risico’s zijn aangetoond.

Ik vraag me af of technologie soms niet aan mensen wordt opgedrongen. Hebben ze zelf de keuze of ze dit links kunnen laten liggen of moeten ze er in meegaan? Als uitgangspunt neem ik daarbij de medische praktijk. Hier is de autonomie van de patiënt steeds belangrijker geworden. Een arts vertelt hoe de vlag er medisch bij hangt en vervolgens kan de patiënt kiezen of hij de aangeboden behandeling wil ondergaan.

Die benadering heet informed consent, geïnformeerde instemming. Die zou je ook bij nieuwe technologie kunnen toepassen. Voor de buitenwereld noem ik het maar democratische technologie, omdat je onderzoekt in hoeverre mensen een stem hebben bij de invoering van technologie.

Tot nu toe heb ik drie casestudies gedaan, over mobieltjes, biotechnologie en internet. In enkele van die vakgebieden heb ik wetenschappers geïnterviewd. Ik heb ze gevraagd hoe ze tegen de risico’s van hun eigen vak aankijken en ik houd hun argumentatie tegen het licht. De komende jaren wil ik daar nog nanotechnologie en genomics aan toevoegen.

Ik wil niet beweren dat je iedere Jan Doedel op straat maar moet laten meebeslissen over hoe een technologie er uit gaat zien. Er zijn ook grenzen aan de autonomie van een persoon, en je kunt niet over alles eindeloos debatteren. Ik heb een tijdje bij actiegroep Eurodusnie gezeten, en in de wereld van antiglobalisten en krakers is het gebruikelijk dat over iedere stap door iedereen moet worden meegepraat. Die wereld heb ik nu achter me gelaten. Behalve het radicale zwart-wit-denken werd ik een beetje moe van die eindeloze discussies.” (RZ)

Naam: Lotte Asveld (27)

Onderwerp: Informed consent (democratische technologie)

Promotor: dr.ir. Peter Kroes (sectie filosofie)

Tussenstand: Nog twee jaar te gaan

(Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.