Opinie

Onvoltooide geschiedenis van de Nederlandse IT

De digitale wereld zag er nog heel anders uit toen het Nederlands Genootschap voor Informatici (NGI) en de Stichting Historie der Techniek het besluit namen een vaderlandse ge

Personal computers waren pas een jaar of tien in gebruik, internet was een nieuw domein van computerfanaten en Microsoft had net Windows’95 gelanceerd.

Dertien jaar zou het duren voordat het einddoel werd bereikt en het initiatief zelf deel van die geschiedenis was geworden. Het overleefde intussen ternauwernood de it-crisis op de beurzen en was nog net voor het uitbreken van de volgende, nog diepere crisis uitgegroeid tot een publicatieklaar product. In december 2008 lag ‘De eeuw van de computer’ eindelijk in de boekwinkel. Helemaal in zwart-wit. Streng en sober. Geen spatje kleur was er aan het binnen- of buitenwerk van de rijkelijk geïllustreerde uitgave te bekennen: een echt crisisboek.

Alleen in het voorwoord wordt de moeizame ontstaansgeschiedenis van het boek zelf aangeroerd. Daarin laat voorzitter Harry Lintsen van de begeleidingscommissie weten dat het uitgerekend de crisis in de it-sector is geweest waardoor het vinden van financiën jarenlang stagneerde.

Dat de auteurs, onder redactionele leiding van de Delftse onderzoeker Adriënne van den Bogaard, het werk desondanks volbrachten verdient bewondering. Dat geldt in deze tijd van internationalisering eigenlijk voor iedere wetenschappelijke publicatie die zich focust op de Nederlandse geschiedenis. Maar het geldt zeker als het een themagebied beschrijft waarin Nederland niet buitengewoon opvalt.

Intrigerende figuren waren het wel, die Delftse en Amsterdamse pioniers. Cornelis Biezeno en Jan Burgers bijvoorbeeld, die aanvankelijk maar weinig erkenning vonden binnen de Delftse Technische Hogeschool, toen ze in 1924 het International Congress for Applied Mechanics organiseerde. De internationale Zamm-gemeenschap was daar bijeen, de wetenschappers rond het Zeitschrift für Angewandte Mathematik und Mechanik.

Het rekenen kwam in die tijd op een hoger plan. Maar de rekenaars stuitten op hun grenzen. Zo bracht Burgers’ leerling Adriaan van Wijngaarden gedurende de Tweede Wereldoorlog uren door met onmogelijke berekeningen voor Burgers’ onderzoek in de stromingsleer. ‘Het was niet mooi. Het leverde niet de mate van inzicht op die ik wilde’, getuigde Van Wijngaarden later als directeur van het Mathematische Centrum in Amsterdam, het huidige Centrum voor Wiskunde en Informatica. Het centrum werd na de Tweede Wereldoorlog opgericht om in de rekenbehoefte van Nederland in de wederopbouw te voorzien.

Van Wijngaardens eerste taak was het daarvoor een automatisch rekenapparaat te ontwikkelen.

Met behulp van studentassistenten ontstond zo de eerste Nederlandse computer, de Arra (Automatische Relais Rekenmachine Amsterdam), die het na twee weken begaf en nooit meer heeft gewerkt.

De Testudo, die de Delftse student Willem van der Poel ongeveer tezelfdertijd voor het optica-onderzoek van hoogleraar Bram van Heel ontwikkelde, was trager maar betrouwbaarder. Hij ging na zijn afstuderen aan de slag bij de PTT en ontwikkelde er de Ptera, een computer met radiobuizen in plaats van relais. Toen die aan vervanging toe was kwam zijn Zebra (Zeer Eenvoudige Binaire Reken Apparaat) op de markt, de eerste in Nederland ontwikkelde computer die in serieproductie kwam.

Het boek stopt niet bij die avontuurlijke pionierstijd. Verder gaat het met de opkomst van de programmeertalen en de bijbehorende richtingenstrijd, de overgang van grote naar kleine computers, de opkomst van de software-industrie, de opkomst van de personal computer en de digitalisering van de telecommunicatie. Maar naarmate de tijd vordert, worden de stappen groter en begint de geschiedschrijving hiaten te vertonen. De tijd na 1990 komt er bekaaid vanaf, en sommige onderwerpen die je in een standaardwerk zou verwachten, ontbreken.

De oorspronkelijke ambitie – de geschiedenis van de informatietechnologie van Nederland in kaart brengen – is niet waargemaakt. Misschien was dat een onmogelijke opgave. ‘De begeleidingscommissie had méér gewild, onder andere de geschiedenis van de software-sector, de geschiedenis van e-mail, de geschiedenis van het internet en de geschiedenis van embedded systemen’, schrijft Lintsen in zijn voorwoord. ‘Stof voor verder onderzoek’ luidt de voor de hand liggende afmaker. De it-bubble die bij de start van het nieuwe millennium uiteenspatte, ontbreekt overigens in Lintsens rijtje uitdagende onderzoeksthema’s. En dat terwijl hij er met zijn commissie zo gevoelig kennis mee heeft gemaakt. 


Smaakt dit naar meer? De besproken boeken zijn te vinden op de leestafel in de bibliotheek.


Adriënne van den Bogaard (red.) – ‘De eeuw van de computer. De geschiedenis van de informatietechnologie in Nederland’, Kluwer 2008, 287 pp,

€ 49,50

Ook wordt gewerkt aan eerlijke en duidelijke studievoorlichting en meer mogelijkheden voor hbo-studenten om zich buiten hun studie te ontwikkelen.


Het nieuwe LSVb-bestuur is 27 juni benoemd. De vijf leden van het nieuwe bestuur, drie dames en twee heren, komen elk uit een andere stad.


Rechtenstudent Gerard Oosterwijk (24) uit Leiden wordt de nieuwe voorzitter. Vice-voorzitter is Dennis Wiersma uit Groningen. Jessica Witte uit Amsterdam is de kersverse secretaris. De Nijmeegse Anne van Dijk treedt op als penningmeester en Jasmijn Koets uit Utrecht is benoemd als algemeen bestuurslid.


Met de komst van het nieuwe bestuur neemt voorzitter Lisa Westerveld na ‘twee mooie jaren’ afscheid van de LSVb. “Ik draag met een gerust hart het stokje over aan het nieuwe bestuur.”


De kersverse voorzitter Gerard Oosterwijk kijkt uit naar het komend jaar. “Het wordt een spannend jaar, waarin we veel voor studenten gaan bereiken.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.