Onsportieve wedloop om de laser

Naast de transistor en de satelliet is de laser een van de belangrijkste technische verworvenheden van de Koude Oorlog. Maar wie heeft de laser eigenlijk uitgevonden?

Dat blijkt niet zo‘n gemakkelijke vraag. De laser lag tegen het einde van de jaren vijftig min of meer duidelijk in het verschiet, en op verschillende laboratoria werd hard gewerkt om als eerste te komen met de 'dodende straal' die al sinds de jaren dertig een rol speelde in de sciencefiction. De ontwikkeling van de laser was een wedloop, en dat is dan ook de ondertitel die Jeff Hecht mee gaf aan zijn 'Beam . The Race to Make the Laser'.Een wedloop was het, maar geen sportieve. Nadat de eerste straal een laboratorium had doorkliefd, waren Amerikaanse rechtbanken nog bijna dertig jaar doende om allerlei patentkwesties te ontrafelen.De wortels van de laser liggen bij Albert Einstein. Deze had in 1916 de mogelijkheid van 'gestimuleerde emissie' geopperd, en daarmee eigenlijk al de laser. In 1953 werd het visioen van Einstein voor het eerst werkelijkheid bij Bell Labs, het onderzoeksinstituut van de Amerikaanse telefoongigant AT&T waar in 1948 ook de transistor vandaan was gekomen. Charles H. Townes slaagde erin een voorloper van de laser te maken, de maser. Deze produceerde geen licht, maar elektromagnetische microgolven. Vrijwel tegelijkertijd slaagden twee natuurkundigen uit de toen hermetisch van het Westen afgesloten Sovjet-Unie, Nikolai Basov en Aleksandr Prokhorov, erin een betere variant te maken. Het drietal zou er in 1964 de Nobelprijs voor krijgen.Bell Labs kon zich veroorloven er een half dozijn onderzoeksgroepen aan te laten werken. Nog half in de roes van het succes dat de transistor had gebracht, waren Townes en zijn ondergeschikten ervan overtuigd dat het slechts een kwestie van stevig aanpoten was voordat Bell Labs de wereld ook de laser zou schenken. Het mocht niet zo zijn.Behalve Bell Labs was er een veel kleiner bedrijf, TRG (Technical Research Group) waar aan het idee werd gewerkt. Het wierp zich vooral op de militaire mogelijkheden. Midden in de Koude Oorlog was het Pentagon gemakkelijk te winnen voor opdrachtonderzoek naar technische mirakels om de Russen een lesje te leren. Het laseronderzoek bij TRG stond onder leiding van Gordon Gould, een visionaire non-conformist die in 1959 patent had aangevraagd voor de laser en er ook de term voor bedacht. Hoewel de schatkist van het Pentagon diep was, en Gould zeer creatief, zou ook TRG de laserrace niet winnen. Een belangrijke reden was dat Gould niet door de screening van het Pentagon kwam wegens vroegere linkse sympathieën. Het draaide uit op de bizarre situatie dat de leider niets van zijn eigen onderzoek mocht weten.De eerste laser zou niet komen uit het Noordoosten van de Verenigde Staten met zijn wereldberoemde universiteiten en instituten, maar uit Californië, dat technologisch nog niet veel te betekenen had . Silicon Valley zou pas later ontstaan. Bij het vliegtuigimperium van de excentrieke Howard Hughes werkte in 1960 Ted Maiman. Anders dan de andere deelnemers aan de wedloop had hij geen ingewikkelde cryogene installaties of extreem gezuiverde gasmengsels nodig. In plaats daarvan wist hij met betrekkelijk eenvoudig materiaal de eerste werkende laser in elkaar te fabrieken.Nadat deze outsider de laserrace had gewonnen, kwamen nog twee deelnemers over de streep. Pas als vierde wist een team van Bell Labs te finishen . maar toen was de publieke aandacht alweer verflauwd. Wat volgde was een eindeloze en onverkwikkelijke reeks pogingen van het grote Bell Labs om de eer zoveel mogelijk aan zichzelf te houden. Wat Maiman had gemaakt was een gepulste laser, en dat telde eigenlijk niet. Bovendien was een laser toch eigenlijk niet meer dan een 'optische maser’. Amerikaanse rechtbanken hadden hun handen vol aan plukharende laserfysici. Pas in 1987 kwam een eind aan het juridische touwtrekken.Jeff Hecht, die verbonden is aan New Scientist en al dertig jaar boeken schrijft over lasers, heeft met Beam zonder twijfel de definitieve geschiedenis van deze cruciale uitvinding geboekstaafd. Voor wie weten wil hoezeer manipulatie, intimidatie, verdachtmaking en ronduit bedrog de loop van technisch-wetenschappelijk onderzoek kunnen beïnvloeden, biedt Beam overvloedig en interessant feitenmateriaal.Jeff Hecht: Beam . The Race to Make the Laser. Oxford University Press, New York 2005. ISBN: 01 9514 210 1. 274 p., geïll., € 32,50.

Dat blijkt niet zo‘n gemakkelijke vraag. De laser lag tegen het einde van de jaren vijftig min of meer duidelijk in het verschiet, en op verschillende laboratoria werd hard gewerkt om als eerste te komen met de 'dodende straal' die al sinds de jaren dertig een rol speelde in de sciencefiction. De ontwikkeling van de laser was een wedloop, en dat is dan ook de ondertitel die Jeff Hecht mee gaf aan zijn 'Beam . The Race to Make the Laser'.Een wedloop was het, maar geen sportieve. Nadat de eerste straal een laboratorium had doorkliefd, waren Amerikaanse rechtbanken nog bijna dertig jaar doende om allerlei patentkwesties te ontrafelen.De wortels van de laser liggen bij Albert Einstein. Deze had in 1916 de mogelijkheid van 'gestimuleerde emissie' geopperd, en daarmee eigenlijk al de laser. In 1953 werd het visioen van Einstein voor het eerst werkelijkheid bij Bell Labs, het onderzoeksinstituut van de Amerikaanse telefoongigant AT&T waar in 1948 ook de transistor vandaan was gekomen. Charles H. Townes slaagde erin een voorloper van de laser te maken, de maser. Deze produceerde geen licht, maar elektromagnetische microgolven. Vrijwel tegelijkertijd slaagden twee natuurkundigen uit de toen hermetisch van het Westen afgesloten Sovjet-Unie, Nikolai Basov en Aleksandr Prokhorov, erin een betere variant te maken. Het drietal zou er in 1964 de Nobelprijs voor krijgen.Bell Labs kon zich veroorloven er een half dozijn onderzoeksgroepen aan te laten werken. Nog half in de roes van het succes dat de transistor had gebracht, waren Townes en zijn ondergeschikten ervan overtuigd dat het slechts een kwestie van stevig aanpoten was voordat Bell Labs de wereld ook de laser zou schenken. Het mocht niet zo zijn.Behalve Bell Labs was er een veel kleiner bedrijf, TRG (Technical Research Group) waar aan het idee werd gewerkt. Het wierp zich vooral op de militaire mogelijkheden. Midden in de Koude Oorlog was het Pentagon gemakkelijk te winnen voor opdrachtonderzoek naar technische mirakels om de Russen een lesje te leren. Het laseronderzoek bij TRG stond onder leiding van Gordon Gould, een visionaire non-conformist die in 1959 patent had aangevraagd voor de laser en er ook de term voor bedacht. Hoewel de schatkist van het Pentagon diep was, en Gould zeer creatief, zou ook TRG de laserrace niet winnen. Een belangrijke reden was dat Gould niet door de screening van het Pentagon kwam wegens vroegere linkse sympathieën. Het draaide uit op de bizarre situatie dat de leider niets van zijn eigen onderzoek mocht weten.De eerste laser zou niet komen uit het Noordoosten van de Verenigde Staten met zijn wereldberoemde universiteiten en instituten, maar uit Californië, dat technologisch nog niet veel te betekenen had . Silicon Valley zou pas later ontstaan. Bij het vliegtuigimperium van de excentrieke Howard Hughes werkte in 1960 Ted Maiman. Anders dan de andere deelnemers aan de wedloop had hij geen ingewikkelde cryogene installaties of extreem gezuiverde gasmengsels nodig. In plaats daarvan wist hij met betrekkelijk eenvoudig materiaal de eerste werkende laser in elkaar te fabrieken.Nadat deze outsider de laserrace had gewonnen, kwamen nog twee deelnemers over de streep. Pas als vierde wist een team van Bell Labs te finishen . maar toen was de publieke aandacht alweer verflauwd. Wat volgde was een eindeloze en onverkwikkelijke reeks pogingen van het grote Bell Labs om de eer zoveel mogelijk aan zichzelf te houden. Wat Maiman had gemaakt was een gepulste laser, en dat telde eigenlijk niet. Bovendien was een laser toch eigenlijk niet meer dan een 'optische maser’. Amerikaanse rechtbanken hadden hun handen vol aan plukharende laserfysici. Pas in 1987 kwam een eind aan het juridische touwtrekken.Jeff Hecht, die verbonden is aan New Scientist en al dertig jaar boeken schrijft over lasers, heeft met Beam zonder twijfel de definitieve geschiedenis van deze cruciale uitvinding geboekstaafd. Voor wie weten wil hoezeer manipulatie, intimidatie, verdachtmaking en ronduit bedrog de loop van technisch-wetenschappelijk onderzoek kunnen beïnvloeden, biedt Beam overvloedig en interessant feitenmateriaal.Jeff Hecht: Beam . The Race to Make the Laser. Oxford University Press, New York 2005. ISBN: 01 9514 210 1. 274 p., geïll., € 32,50.