Opinie

Ondernemingsraad bij de TU zal vergadercircus blijken

De invoering van de wet Modernisering Universitaire bestuursstructuur (MUB) stelt de universiteiten voor keuzen die langdurige en vergaande gevolgen zullen hebben.

Sterker nog: ,,De wet biedt bij uitstek de mogelijkheid om historische fouten te begaan.”

Allereerst de mogelijkheden die de MUB biedt om studenten als bestuurslid op te nemen: een universiteit die geloofwaardig wil zijn over haar aandacht voor opleidingskwaliteit kan hier nauwelijks omheen.

Op het niveau van de opleiding kan er gekozen worden tussen een directeur, of een meerhoofdig bestuur met een studentlid. Als een opleidingsbestuur niet ontvankelijk is voor geluiden uit de hoek van de studenten is kwaliteitsverbetering echt onmogelijk. Daarom is de opleiding bij uitstek de plaats waar een student in het bestuur hoort.

Op facultair niveau is er eveneens een keuze mogelijk tussen één decaan, of een meerhoofdig bestuur waarbij een student lid kan zijn. Dit bestuur stelt overigens het faculteitsreglement vast waarin het bestuur van de opleiding wordt geregeld. Een studentlid zal de kwaliteit van de opleiding vooral kunnen bevorderen als aan de faculteitsraad relatief zwakke bevoegdheden wordt toegekend.
Ingewikkeld

Op centraal niveau speelt de keuze tussen het ondernemingsraad-(or-) en het universiteitsraad- (ur-)model. Met name deze keuze is in zijn consequenties zeer ingewikkeld, en ook zeer ingrijpend. Bij de keuze voor het ur-model (waarbij dus personeelsleden en studenten in dezelfde raad zitten) is de MUB relatief helder: er is een raad gedefinieerd met een aantal gegarandeerde bevoegdheden, die bij het opstellen van het reglement voor de raad naar believen uitgebreid kunnen worden. Dit reglement regelt ook de bevoegdheden van de faculteitsraad, die eveneens uitgebreid kunnen worden. Dit reglement wordt door het college van bestuur vastgesteld, met instemmingsrecht van de raad.

Het or-model is veel ingewikkelder. Dit model leidt tot een studentenraad (sr) en een ondernemingsraad (or). Dit betekent een verdubbeling van vergaderingen, ook omdat de studenten advies moeten kunnen geven over personele aangelegenheden. Daarnaast komt er een soort super-vergadering, waarbij beide tegelijkertijd over dezelfde punten vergaderen.
Blokkeren

In dit model wordt het cvb geconfronteerd met twee raden die allebei de besluitvorming kunnen vertragen, en deze bij conflicten zeer langdurig kunnen blokkeren. In de Wor (wet op de ondernemingsraden), die in dit model van toepassing is, wordt de kantonrechter in zo’n vijftien situaties genoemd, waarbij praktisch iedereen de or en het cvb kan ‘aanklagen’,zij elkaar, en leden van de or het cvb. De ene raad kan zich bovendien tegen uitspraken van de andere keren, waarbij beslechting van zulke situaties buitengewoon ingewikkeld zal zijn.

De keuze voor or betekent ook dat er niet automatisch een faculteitsraad komt. In dit geval is op faculteitsniveau alleen het bestuur en de opleidingcommissie geregeld, maar de medezeggenschap van personeel en studenten moet nog apart geregeld worden. De Wor noemt geen faculteitsniveau, en zegt trouwens ook niets over onderzoek en onderwijs. De regeling van medezeggenschap in deze zal aanvullend tot stand moeten komen, bijvoorbeeld volgens artikel 32 waarbij het cvb een besluit vaststelt met instemmingsrecht van de or. Alleen de studentenmedezeggenschap is in de MUB op een bepaald minimum vastgelegd.
Niet logisch

De keuze voor het or-model zal tot verwarring en onnodige onduidelijkheid leiden. De Wor is absoluut niet logisch toepasbaar op een universiteit. Bovendien leidt het model tot een vergadercircus en segregatie tussen studenten en personeel. Daarom zou een keuze voor de or-variant wel eens een historische fout kunnen zijn.

Een laatste vraagpunt betreft hoe het besluit tussen or en u-raad genomen moet worden. Dit besluit is aan het college van bestuur, maar in de MUB is niet expliciet geregeld of deze beslissing de allereerste keer inspraak behoeft. Een verstandig bestuur zal echter naar consensus streven, omdat dit besluit ingrijpende en langdurige gevolgen heeft. Vanuit de geest van de wet is de universiteitsraad hier de overlegpartner. Totdat de keuze voor or of u-raad is gemaakt blijft de huidige u-raad immers gewoon bestaan.

De invoering van de wet Modernisering Universitaire bestuursstructuur (MUB) stelt de universiteiten voor keuzen die langdurige en vergaande gevolgen zullen hebben. Sterker nog: ,,De wet biedt bij uitstek de mogelijkheid om historische fouten te begaan.”

Allereerst de mogelijkheden die de MUB biedt om studenten als bestuurslid op te nemen: een universiteit die geloofwaardig wil zijn over haar aandacht voor opleidingskwaliteit kan hier nauwelijks omheen.

Op het niveau van de opleiding kan er gekozen worden tussen een directeur, of een meerhoofdig bestuur met een studentlid. Als een opleidingsbestuur niet ontvankelijk is voor geluiden uit de hoek van de studenten is kwaliteitsverbetering echt onmogelijk. Daarom is de opleiding bij uitstek de plaats waar een student in het bestuur hoort.

Op facultair niveau is er eveneens een keuze mogelijk tussen één decaan, of een meerhoofdig bestuur waarbij een student lid kan zijn. Dit bestuur stelt overigens het faculteitsreglement vast waarin het bestuur van de opleiding wordt geregeld. Een studentlid zal de kwaliteit van de opleiding vooral kunnen bevorderen als aan de faculteitsraad relatief zwakke bevoegdheden wordt toegekend.
Ingewikkeld

Op centraal niveau speelt de keuze tussen het ondernemingsraad-(or-) en het universiteitsraad- (ur-)model. Met name deze keuze is in zijn consequenties zeer ingewikkeld, en ook zeer ingrijpend. Bij de keuze voor het ur-model (waarbij dus personeelsleden en studenten in dezelfde raad zitten) is de MUB relatief helder: er is een raad gedefinieerd met een aantal gegarandeerde bevoegdheden, die bij het opstellen van het reglement voor de raad naar believen uitgebreid kunnen worden. Dit reglement regelt ook de bevoegdheden van de faculteitsraad, die eveneens uitgebreid kunnen worden. Dit reglement wordt door het college van bestuur vastgesteld, met instemmingsrecht van de raad.

Het or-model is veel ingewikkelder. Dit model leidt tot een studentenraad (sr) en een ondernemingsraad (or). Dit betekent een verdubbeling van vergaderingen, ook omdat de studenten advies moeten kunnen geven over personele aangelegenheden. Daarnaast komt er een soort super-vergadering, waarbij beide tegelijkertijd over dezelfde punten vergaderen.
Blokkeren

In dit model wordt het cvb geconfronteerd met twee raden die allebei de besluitvorming kunnen vertragen, en deze bij conflicten zeer langdurig kunnen blokkeren. In de Wor (wet op de ondernemingsraden), die in dit model van toepassing is, wordt de kantonrechter in zo’n vijftien situaties genoemd, waarbij praktisch iedereen de or en het cvb kan ‘aanklagen’,zij elkaar, en leden van de or het cvb. De ene raad kan zich bovendien tegen uitspraken van de andere keren, waarbij beslechting van zulke situaties buitengewoon ingewikkeld zal zijn.

De keuze voor or betekent ook dat er niet automatisch een faculteitsraad komt. In dit geval is op faculteitsniveau alleen het bestuur en de opleidingcommissie geregeld, maar de medezeggenschap van personeel en studenten moet nog apart geregeld worden. De Wor noemt geen faculteitsniveau, en zegt trouwens ook niets over onderzoek en onderwijs. De regeling van medezeggenschap in deze zal aanvullend tot stand moeten komen, bijvoorbeeld volgens artikel 32 waarbij het cvb een besluit vaststelt met instemmingsrecht van de or. Alleen de studentenmedezeggenschap is in de MUB op een bepaald minimum vastgelegd.
Niet logisch

De keuze voor het or-model zal tot verwarring en onnodige onduidelijkheid leiden. De Wor is absoluut niet logisch toepasbaar op een universiteit. Bovendien leidt het model tot een vergadercircus en segregatie tussen studenten en personeel. Daarom zou een keuze voor de or-variant wel eens een historische fout kunnen zijn.

Een laatste vraagpunt betreft hoe het besluit tussen or en u-raad genomen moet worden. Dit besluit is aan het college van bestuur, maar in de MUB is niet expliciet geregeld of deze beslissing de allereerste keer inspraak behoeft. Een verstandig bestuur zal echter naar consensus streven, omdat dit besluit ingrijpende en langdurige gevolgen heeft. Vanuit de geest van de wet is de universiteitsraad hier de overlegpartner. Totdat de keuze voor or of u-raad is gemaakt blijft de huidige u-raad immers gewoon bestaan.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.