Onderwijs

Nobelprijs voor quasikristallen

Voor zijn ontdekking van quasikristallen krijgt de zeventigjarige Israëlische wetenschapper Daniel Shechtman de Nobelprijs voor de scheikunde. Hij liet patronen van moleculen zien die voor onmogelijk werden gehouden.


Volgens het Nobelprijscomité komt het maar zelden voor dat een ontdekking zo precies te dateren valt als de ontdekking van de quasikristallen. Volgens Shechtmans notitieboekje gebeurde het op 8 april 1982. Shechtman vuurde op een bepaalde stof een elektronenstraal af en bekeek hoe die straal ‘brak’: de patronen die hij aantrof, konden volgens de toenmalige wetenschap niet bestaan.



De moleculen waren geordend, maar de patronen herhaalden zich niet. Hij zag zogeheten ‘tienvoudige symmetrie’: om één molecuul lagen tien andere, waardoor hun opbouw de vreemdste vormen aannam. Ze deden denken aan de mozaïeken van middeleeuwse Islamitische gebouwen.



Tegen de keer in heeft Shechtman zijn ontdekking moeten verdedigen. Het duurde twee jaar voordat hij erover kon publiceren. Maar uiteindelijk leidde het tot een wisseling van perspectief. Het eerste hoofdstuk van de handboeken over vaste stoffen moest worden herschreven.



Zijn ontdekking heeft ook praktische toepassingen, want materialen met unieke structuren hebben ook unieke eigenschappen. Quasikristallen zijn sterk, geleiden nauwelijks warmte en geven weinig wrijving.



In 1901 ging de allereerste Nobelprijs voor de scheikunde naar een Nederlander: Jacobus Henricus van ’t Hoff kreeg hem voor zijn onderzoek naar osmose. Hij liet zien dat de thermodynamica van gassen ook goed werkte voor scheikundige oplossingen in vloeistoffen. Met osmose kon men het gewicht van moleculen uitrekenen.



De tweede Nederlandse winnaar van de Nobelprijs voor de scheikunde was Peter Debye in 1936. Hij ontving de prijs voor zijn onderzoek naar elektrische lading binnen een molecuul en het breken van röntgenstralen in gassen.

Het rapport is vorige week naar de Tweede Kamer gestuurd. De evaluatiecommissie onder leiding van oud-VSNU-voorzitter Rien Meijerink, wil geen politiek standpunt innemen, maar zegt toch dit: het zou een stuk goedkoper zijn om het geld gewoon aan de universiteiten te geven of aan de onderzoekstak van het bedrijfsleven.

Onvoorspelbare verdeling
Inderdaad verdedigde minister-president Mark Rutte daarmee het schrappen van het onderzoeksgeld uit het Fonds Economische Structuurversterking: hij wil het bedrijfsleven belastingvoordeel geven voor onderzoek en ontwikkeling. De huidige subsidies werken niet, zei Rutte.

De commissie lijkt het daarmee eens. De verdeling van het FES-geld verliep onvoorspelbaar. Ook kwamen de onderzoeksvoorstellen nogal complex tot stand, doordat de ministeries zowel bij het indienen als het begeleiden betrokken waren.
 
Commissie van wijzen
Het FES-geld van de overheid – de afgelopen jaren is bijna drie miljard euro uitgegeven – werd als volgt verdeeld. Eerst bepaalde de politiek op grond van allerlei adviezen hoeveel geld er beschikbaar was. Departementen mochten daarna in samenspraak met bedrijfsleven en kennisinstellingen projectvoorstellen indienen op onderwerpen als grootschalige researchfaciliteiten, innovatieprogramma’s, toponderzoek en onderwijs. Die werden door het Centraal Planbureau en een ‘commissie van wijzen’ getoetst op relevantie en kwaliteit. Als één van die twee negatief oordeelde, kreeg het voorstel geen geld.

Verdeeldheid
De details en randvoorwaarden waren nogal complex en de regels wisselden telkens. Gegeven de tijd die ambtenaren en beoordelaars moeten investeren kostte één bepaald project al acht ton om te beoordelen, terwijl de subsidie maar vijf miljoen bedroeg. Dat is “niet goed verteerbaar”, vindt de commissie.

Het systeem had ook zijn goede kanten. Het FES zorgde voor extra private investeringen in onderzoek, zeiden sommige betrokkenen tegen de rapporteurs. Er ontstond ook ‘focus en massa’ in het onderzoek, oftewel betere samenwerking en minder versplintering. Maar anderen spraken van “gelegenheidsconsortia”, die de verdeeldheid eigenlijk niet hebben opgelost.

Koehandel
Het is ook niet goed dat ambtenaren betrokken waren bij het indienen én beoordelen. Dat zorgde voor “koehandel”, menen betrokkenen. “Departementen spreken af wie wie steunt bij welk voorstel en voor welk (aangepast) bedrag.”

Kortom, de commissie oordeelt vernietigend. Toch levert dat geen politiek probleem op, nu het zogeheten Fonds Economische Structuurversterking voor meevallers uit de aardgasbaten is geschrapt. De aanbevelingen zijn “nu niet relevant”, aldus minister Maxime Verhagen van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.