Campus

Nederlandse studenten willen niet meer promoveren

Eén op de drie promovendi aan de TU komt op het moment uit het buitenland. De status, het salaris en de faciliteiten maken Delft voor hen aantrekkelijk.

Maar de universiteit moet wel oppassen bij de werving, waarschuwt professor Koppelaar.

,,Na mijn studie Civiele Techniek aan de Technische Universiteit van Wuhan, werkte ik enkele jaren als vastgoedontwikkelaar. In 1995 mocht ik naar Nederland voor een cursus. Eén van de docenten kwam van de vakgroep Bouwmanagement en Vastgoedbeheer van de TU. Ik vroeg hem of ik op zijn vakgroep promotieonderzoek zou kunnen doen. Het leek mij een unieke kans, want toen ik studeerde was er in China geen mogelijkheid om de financiële kant van bouwprojecten te bestuderen. Tot 1986 was bij ons al het vastgoed immers bezit van de overheid.” Op zijn werkkamer op de faculteit Bouwkunde verklaart Qing Xu hoe hij op de TU terechtkwam. Hij vertelt hoe hij zelf een onderzoeksvoorstel moest schrijven. Op voorspraak van de toenmalige hoogleraar van de groep waar Xu solliciteerde verschafte de faculteit hem een aio-plaats.

Xu maakte deel uit van de enorme stroom jonge, buitenlandse onderzoekers die de afgelopen jaren het onderzoekspersoneel van de universiteit rap deed internationaliseren. Tussen 1993 en nu steeg het percentage buitenlandse promovendi van dertien naar ruim dertig procent.

Eén van de oorzaken van de grote toestroom aan buitenlandse promovendi is een tekort aan Nederlandse kandidaten voor de talrijke promotievacatures. Vooral vakgroepen op het gebied van de ‘nieuwe e-conomie’ lijden onder een grote zuigkracht van het bedrijfsleven. ,,Nederlandse studenten willen niet meer promoveren”, verzucht prof.dr. Henk Koppelaar, hoogleraar kennistechnologie aan de faculteit Informatietechnologie en Systemen.

Sandwich

Koppelaar begeleidt al jaren vele buitenlandse promovendi. ,,Mijn ervaringen zijn zeer gunstig”, merkt hij op, ,,maar ik moet wel verschil maken tussen de promovendi die zich zelf aandienen en diegenen die zijn geworven. Mensen die zich aandienen hebben onder een spoorwagon gehangen om hier te komen; die zijn gemotiveerd om zich te bewijzen. Ik heb echter ook in Moskou promovendi geworven. Ik kreeg van een aantal kandidaten curricula toegeschoven met alleen maar negen-komma-negens er op. Dat waren niet allemaal talenten. Partijleden kunnen daar hoge cijfers krijgen. Heet grootste deel van de dertig procent buitenlandse aio’s die de TU nu heeft, heeft zichzelf aangediend. Dat gaat prima. Maar oh wee als de universiteit gaat werven. In andere culturen stink je er zo in.”

Bij het bestuur van de universiteit ziet men echter mogelijkheden om toch met succes talentvolle buitenlandse onderzoekers te werven. Volgens Joost Groot Kormelink, beleidsmedewerker Onderwijs, Onderzoek en Studentenbeleid (OOS), zal de TU in de toekomst ‘programmatische samenwerkingsverbanden’ aangaan met een aantal overzeese universiteiten. Op die universiteiten kan iemand lokaal promovendi werven en voorselecteren. Groot Kormelink voorziet een verdere internationalisering van het onderzoekersbestand. ,,Er komt een sandwichconstructie, waarbij promovendi van samenwerkende buitenlandse universiteiten voor twee jaar naar de TU komen.” Hij denkt dat ook de internetsite van de TU steeds meer promotiekandidaten zal trekken. ,,Dewebsite maakt vacatures wereldwijd openbaar. Dat levert nu al veel sollicitanten van buiten Europa op.”

Ook binnen Europa maken de nieuwe communicatiemiddelen het leggen van contacten een stuk gemakkelijker. De Portugese Antonio Martins, afgestudeerd in de milieutechnologie in Aveiro en Lissabon, stuurde zijn huidige promotor bij de vakgroep Milieutechnologie een e-mail met de vraag of hij in Delft mocht komen promoveren. Martin baseerde zijn keuze voor de TU op het advies van zijn professor en op een aantal interessante Delftse artikelen die hij tijdens zijn studie las. Net als de bouwkundige Xu schreef Martins zelf een projectvoorstel voor zijn onderzoek.

Hulpje

Martins onderzoek aan de TU wordt door de Portugese staat gefinancierd. Hij verdient in Delft meer dan wanneer hij in Portugal zou promoveren. Martins: ,,Niet alleen word ik als onderzoeker in het buitenland beter betaald. Het is ook beter voor mijn toekomst in Portugal, omdat het werk van internationale onderzoekers hoger wordt geacht dan dat van mensen die in Portugal werken.” Deels is dit terecht, vindt hij: ,,De labs zijn hier veel beter uitgerust dan thuis. Als je in Portugal iets nodig hebt, moet je geduld hebben. Hier is het zo geregeld. Daarnaast kan ik hier samenwerken met mensen die aan de top staan van het onderzoek in mijn onderzoeksgebied.”

Martins waardering voor de Delftse onderzoeksvoorwaarden wordt door zijn buitenlandse collega’s onderschreven. Promovendus Xu noemt iets waar zijn Westerse medeonderzoekers niet eens bij stil zouden staan: ,,In China is wetenschappelijke informatie minder toegankelijk dan hier. Het internet maakt nu ook in China meer informatie beschikbaar, maar veel tijdschriften zijn hier makkelijker te krijgen.”

Ook het relatief ruime promovendussalaris aan de TU vergemakkelijkt volgens Xu het onderzoek. ,,Als je in China van je werk aan de universiteit wilt leven, heb je het niet gemakkelijk. Je bent dan buiten je onderzoek veel tijd kwijt aan het regelen van je levensonderhoud. In de private sector verdien je bij ons aardig, maar als je onderzoek wilt doen, ga je naar het buitenland.”

Dat het goede salaris niet alleen promovendi uit armere landen trekt, bewijst Mark Frahn, promovendus bij de onderzoeksgroep stralingschemie van het Interfacultair Reactor Instituut. Frahn is afkomstig uit de Verenigde Staten. Hij deed een jaar lang promotieonderzoek aan de Universiteit van Massachusetts in Boston, voordat hij in Delft aan een nieuw onderzoek begon. Een vergelijking tussen de promotiestructuur in beide landen valt hem betreft uit in het voordeel van Nederland. ,,In Amerika moet je als promovendus verplicht vakken volgen en daar ook voor betalen. Als je niet in je eigen staat studeert is het onderwijs erg duur. Je moet dan geld lenen om promotieonderzoek te kunnen doen. In Amerika word je ook vaak ingeschakeld om les te geven en examens na te kijken. Je bent het hulpje van de hoogleraar. Dat kost veel tijd.” Op het IRI is Frahn ‘bij wijze van experiment’ de eerste buitenlandse promovendus die les geeft, omdat hij behoorlijk Nederlands spreekt.

Koffie

Tegenover de geringere onderwijslast staan de tijd en energie die buitenlandse promovendi vooral in het begin van hun onderzoek moeten steken in het wennen aan de nieuwe cultuur enhet regelen van alle formaliteiten. Om de problemen die zich hierbij voordoen in kaart te brengen, houden de stafeenheid OOS en de promovendi-belangenvereniging Promood momenteel een grootschalige enquête onder buitenlandse promovendi. Vooruitlopend op de uitkomsten daarvan oppert OOS-medewerker Groot Kormelink dat overzeese promovendi wellicht behoefte hebben aan een mentor die hen wegwijs kan maken op de TU en in de Nederlandse cultuur. ,,Afhankelijk van de afkomst van de promovendi kan de komst naar Delft een cultuurschok zijn. Een buitenlander zal niet snel aan zijn hoogleraar vragen: ‘Jan, loop je zo nog even langs?’ Een mentor kan een sociale rol spelen en promovendi eens meenemen naar de koffie.”

Volgens Groot Kormelink moet er in ieder geval verbetering komen in de informatievoorziening aan promovendi voordat zij naar Nederland komen. Er zijn handige gidsen beschikbaar, zoals de ‘Expat Workkit’, met informatie over belastingen, arbeidscontracten en visa. Die zou elke promovendus vooraf al moeten krijgen vindt hij.

Maar de buitenlandse onderzoekers zijn niet over één kam te scheren. Uit de enquête zal ongetwijfeld blijken: zoveel mensen, zoveel wensen. Wie bijvoorbeeld denkt dat Chinezen veel moeite zullen hebben om in Nederland wegwijs te worden, komt bedrogen uit. Bouwkundige Xu: ,,Via de ambassades heeft China in veel landen een uitgebreid netwerk aan contacten. Na mijn aankomst kwam ik snel in contact met de driehonderd personen tellende Chinese gemeenschap in Delft. Die konden me alles vertellen over huisvesting en brieven voor me vertalen.” De enige gemeenschappelijke behoefte van alle buitenlanders is echter helder: de faciliteiten om hoogstaand onderzoek te doen.

Eén op de drie promovendi aan de TU komt op het moment uit het buitenland. De status, het salaris en de faciliteiten maken Delft voor hen aantrekkelijk. Maar de universiteit moet wel oppassen bij de werving, waarschuwt professor Koppelaar.

,,Na mijn studie Civiele Techniek aan de Technische Universiteit van Wuhan, werkte ik enkele jaren als vastgoedontwikkelaar. In 1995 mocht ik naar Nederland voor een cursus. Eén van de docenten kwam van de vakgroep Bouwmanagement en Vastgoedbeheer van de TU. Ik vroeg hem of ik op zijn vakgroep promotieonderzoek zou kunnen doen. Het leek mij een unieke kans, want toen ik studeerde was er in China geen mogelijkheid om de financiële kant van bouwprojecten te bestuderen. Tot 1986 was bij ons al het vastgoed immers bezit van de overheid.” Op zijn werkkamer op de faculteit Bouwkunde verklaart Qing Xu hoe hij op de TU terechtkwam. Hij vertelt hoe hij zelf een onderzoeksvoorstel moest schrijven. Op voorspraak van de toenmalige hoogleraar van de groep waar Xu solliciteerde verschafte de faculteit hem een aio-plaats.

Xu maakte deel uit van de enorme stroom jonge, buitenlandse onderzoekers die de afgelopen jaren het onderzoekspersoneel van de universiteit rap deed internationaliseren. Tussen 1993 en nu steeg het percentage buitenlandse promovendi van dertien naar ruim dertig procent.

Eén van de oorzaken van de grote toestroom aan buitenlandse promovendi is een tekort aan Nederlandse kandidaten voor de talrijke promotievacatures. Vooral vakgroepen op het gebied van de ‘nieuwe e-conomie’ lijden onder een grote zuigkracht van het bedrijfsleven. ,,Nederlandse studenten willen niet meer promoveren”, verzucht prof.dr. Henk Koppelaar, hoogleraar kennistechnologie aan de faculteit Informatietechnologie en Systemen.

Sandwich

Koppelaar begeleidt al jaren vele buitenlandse promovendi. ,,Mijn ervaringen zijn zeer gunstig”, merkt hij op, ,,maar ik moet wel verschil maken tussen de promovendi die zich zelf aandienen en diegenen die zijn geworven. Mensen die zich aandienen hebben onder een spoorwagon gehangen om hier te komen; die zijn gemotiveerd om zich te bewijzen. Ik heb echter ook in Moskou promovendi geworven. Ik kreeg van een aantal kandidaten curricula toegeschoven met alleen maar negen-komma-negens er op. Dat waren niet allemaal talenten. Partijleden kunnen daar hoge cijfers krijgen. Heet grootste deel van de dertig procent buitenlandse aio’s die de TU nu heeft, heeft zichzelf aangediend. Dat gaat prima. Maar oh wee als de universiteit gaat werven. In andere culturen stink je er zo in.”

Bij het bestuur van de universiteit ziet men echter mogelijkheden om toch met succes talentvolle buitenlandse onderzoekers te werven. Volgens Joost Groot Kormelink, beleidsmedewerker Onderwijs, Onderzoek en Studentenbeleid (OOS), zal de TU in de toekomst ‘programmatische samenwerkingsverbanden’ aangaan met een aantal overzeese universiteiten. Op die universiteiten kan iemand lokaal promovendi werven en voorselecteren. Groot Kormelink voorziet een verdere internationalisering van het onderzoekersbestand. ,,Er komt een sandwichconstructie, waarbij promovendi van samenwerkende buitenlandse universiteiten voor twee jaar naar de TU komen.” Hij denkt dat ook de internetsite van de TU steeds meer promotiekandidaten zal trekken. ,,Dewebsite maakt vacatures wereldwijd openbaar. Dat levert nu al veel sollicitanten van buiten Europa op.”

Ook binnen Europa maken de nieuwe communicatiemiddelen het leggen van contacten een stuk gemakkelijker. De Portugese Antonio Martins, afgestudeerd in de milieutechnologie in Aveiro en Lissabon, stuurde zijn huidige promotor bij de vakgroep Milieutechnologie een e-mail met de vraag of hij in Delft mocht komen promoveren. Martin baseerde zijn keuze voor de TU op het advies van zijn professor en op een aantal interessante Delftse artikelen die hij tijdens zijn studie las. Net als de bouwkundige Xu schreef Martins zelf een projectvoorstel voor zijn onderzoek.

Hulpje

Martins onderzoek aan de TU wordt door de Portugese staat gefinancierd. Hij verdient in Delft meer dan wanneer hij in Portugal zou promoveren. Martins: ,,Niet alleen word ik als onderzoeker in het buitenland beter betaald. Het is ook beter voor mijn toekomst in Portugal, omdat het werk van internationale onderzoekers hoger wordt geacht dan dat van mensen die in Portugal werken.” Deels is dit terecht, vindt hij: ,,De labs zijn hier veel beter uitgerust dan thuis. Als je in Portugal iets nodig hebt, moet je geduld hebben. Hier is het zo geregeld. Daarnaast kan ik hier samenwerken met mensen die aan de top staan van het onderzoek in mijn onderzoeksgebied.”

Martins waardering voor de Delftse onderzoeksvoorwaarden wordt door zijn buitenlandse collega’s onderschreven. Promovendus Xu noemt iets waar zijn Westerse medeonderzoekers niet eens bij stil zouden staan: ,,In China is wetenschappelijke informatie minder toegankelijk dan hier. Het internet maakt nu ook in China meer informatie beschikbaar, maar veel tijdschriften zijn hier makkelijker te krijgen.”

Ook het relatief ruime promovendussalaris aan de TU vergemakkelijkt volgens Xu het onderzoek. ,,Als je in China van je werk aan de universiteit wilt leven, heb je het niet gemakkelijk. Je bent dan buiten je onderzoek veel tijd kwijt aan het regelen van je levensonderhoud. In de private sector verdien je bij ons aardig, maar als je onderzoek wilt doen, ga je naar het buitenland.”

Dat het goede salaris niet alleen promovendi uit armere landen trekt, bewijst Mark Frahn, promovendus bij de onderzoeksgroep stralingschemie van het Interfacultair Reactor Instituut. Frahn is afkomstig uit de Verenigde Staten. Hij deed een jaar lang promotieonderzoek aan de Universiteit van Massachusetts in Boston, voordat hij in Delft aan een nieuw onderzoek begon. Een vergelijking tussen de promotiestructuur in beide landen valt hem betreft uit in het voordeel van Nederland. ,,In Amerika moet je als promovendus verplicht vakken volgen en daar ook voor betalen. Als je niet in je eigen staat studeert is het onderwijs erg duur. Je moet dan geld lenen om promotieonderzoek te kunnen doen. In Amerika word je ook vaak ingeschakeld om les te geven en examens na te kijken. Je bent het hulpje van de hoogleraar. Dat kost veel tijd.” Op het IRI is Frahn ‘bij wijze van experiment’ de eerste buitenlandse promovendus die les geeft, omdat hij behoorlijk Nederlands spreekt.

Koffie

Tegenover de geringere onderwijslast staan de tijd en energie die buitenlandse promovendi vooral in het begin van hun onderzoek moeten steken in het wennen aan de nieuwe cultuur enhet regelen van alle formaliteiten. Om de problemen die zich hierbij voordoen in kaart te brengen, houden de stafeenheid OOS en de promovendi-belangenvereniging Promood momenteel een grootschalige enquête onder buitenlandse promovendi. Vooruitlopend op de uitkomsten daarvan oppert OOS-medewerker Groot Kormelink dat overzeese promovendi wellicht behoefte hebben aan een mentor die hen wegwijs kan maken op de TU en in de Nederlandse cultuur. ,,Afhankelijk van de afkomst van de promovendi kan de komst naar Delft een cultuurschok zijn. Een buitenlander zal niet snel aan zijn hoogleraar vragen: ‘Jan, loop je zo nog even langs?’ Een mentor kan een sociale rol spelen en promovendi eens meenemen naar de koffie.”

Volgens Groot Kormelink moet er in ieder geval verbetering komen in de informatievoorziening aan promovendi voordat zij naar Nederland komen. Er zijn handige gidsen beschikbaar, zoals de ‘Expat Workkit’, met informatie over belastingen, arbeidscontracten en visa. Die zou elke promovendus vooraf al moeten krijgen vindt hij.

Maar de buitenlandse onderzoekers zijn niet over één kam te scheren. Uit de enquête zal ongetwijfeld blijken: zoveel mensen, zoveel wensen. Wie bijvoorbeeld denkt dat Chinezen veel moeite zullen hebben om in Nederland wegwijs te worden, komt bedrogen uit. Bouwkundige Xu: ,,Via de ambassades heeft China in veel landen een uitgebreid netwerk aan contacten. Na mijn aankomst kwam ik snel in contact met de driehonderd personen tellende Chinese gemeenschap in Delft. Die konden me alles vertellen over huisvesting en brieven voor me vertalen.” De enige gemeenschappelijke behoefte van alle buitenlanders is echter helder: de faciliteiten om hoogstaand onderzoek te doen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.