Onderwijs

Nederland lager in nieuwe Times-ranking

De Nederlandse universiteiten doen het minder goed in de grondig vernieuwde World University Rankings van Times Higher Education. Ze staan samen nog wel vijfde in het landenklassement, met de TU Eindhoven als koploper op positie 114. Delft staat op plaats 151.

De Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam zijn de grote verliezers. Ze moeten genoegen nemen met de plaatsen 143 en 165. In de THE-ranking van vorig jaar bezetten ze de posities 49 en 70.

Maar ook de nu hoogst geklasseerde Nederlandse universiteit valt ver buiten de top vijftig. De TU Eindhoven klimt van positie 120 naar 114. De andere twee TU’s volgen op gepaste afstand: Delft op 151 en Twente op 185. Geheel buiten de boot vallen de Universiteiten van Nijmegen, Tilburg en Maastricht. Leiden (plaats 124) en de VU (139) zijn de nummers twee en drie van de tien Nederlandse universiteiten in de ranking.

Nederland bezet de vijfde plaats in het landenklassement. In de vorige THE-ranking deelde het de derde plaats met Canada en Japan. Nu moet het de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Canada voor laten gaan. De VS, met Harvard fier aan kop, vult de eerste vijf plaatsen van de universiteitenranglijst. Cambridge en Oxford delen de zesde plaats.

Het viel te verwachten dat er iets zou veranderen in de ranglijst van het vooraanstaande Britse onderwijsmagazine. Dit voorjaar stak de redactie de hand in eigen boezem: de omstreden ranglijst die ze zes jaar lang uitgaf met onderzoeksbureau QS zou geheel worden herzien. Het blad ging met een ander bureau in zee, breidde de data voor de ranglijst uit, ging meer wetenschappers enquêteren en zocht een betere balans tussen alle criteria.

De kwaliteit van het onderwijs bepaalt nu dertig procent van het eindoordeel, de citatiescores van wetenschappers 32,5 procent en de onderzoeksreputatie, -omvang, en -financiering van universiteiten samen dertig procent. Een goede mix van nationaliteiten bij staf en studenten draagt voor vijf procent bij aan de positie op de ranglijst en de inkomsten uit het bedrijfsleven voor nog eens 2,5 procent.

Het grootste verschil met de vorige methodiek is de invloed van reputatie. Het imago van instellingen woog voorheen voor de helft mee: veertig procent voor de academische reputatie en tien procent voor de reputatie onder werkgevers. Nu is het gewicht van zulke opinies teruggebracht tot 34,5 procent: 19,5 procent voor onderzoeksreputatie en vijftien procent voor onderwijsreputatie.

Ook het aantal studenten per docent heeft minder invloed: van twintig procent vorig jaar naar 4,5 procent nu. Die data zouden eenvoudig te manipuleren zijn en bovendien weinig zeggen over het onderwijs. Of zoals de hoofdredacteur van THE het uitdrukt: de hoeveelheid obers in een restaurant zegt ook niet veel over de kwaliteit van het eten. Maar anders dan in veel moderne restaurantgidsen en in ranglijsten zoals Elsevier en de Keuzegids, wordt het oordeel van de klanten nog niet wordt meegenomen in de THE ranking.

Intussen is QS, de vorige partner van THE gewoon doorgegaan met zijn eigen ranglijst. Daarin komen de Universiteit Maastricht en de Radboud Universiteit Nijmegen wel voor, zij het op de posities 111 en 149. Tilburg haalt ook hier de top 200 niet.

Het zijn spannende tijden. De crisis is in volle gang en veel mensen worden nerveus van de financiële wantoestanden bij banken. Een debat over ‘kunst, wetenschap en de crisis’ is daarom gedurfd. Helemaal als de centrale vraag tijdens het debat luidt: ‘kunnen kunst en wetenschap ons leiden naar een nieuwe renaissance?’

Een wedergeboorte, waarin wetenschap en kunst ons uit het moeras trekt, klinkt aanlokkelijk. De donkere Middeleeuwen werden per slot van rekening door wetenschappers en kunstenaars ook snel getransformeerd tot een nieuw tijdperk waarin hoop en verandering de hoofdrol speelden.
Raymond Browne, hoofd sport en cultuur bij de TU, gelooft dat er nu een nieuwe renaissance voor de deur staat. Daarom verzorgde hij samen met de gemeente Delft het debat. “De crisis is het teken dat we niet op dezelfde voet door kunnen leven in onze westerse samenleving. Veel mensen worden daar angstig van. Geert Wilders wordt niet voor niets zo bejubeld. Ik zie die nieuwe tijd die voor de deur staat juist opgewonden tegemoet. Kunst en wetenschap bieden hoop. We willen onderzoeken, vragen stellen en over grenzen heen kijken.”

Het idealisme van Browne en de andere deelnemers van het debat is te prijzen. Maar tegelijkertijd nemen ze wel veel hooi op hun vork. Want de renaissance vond vele honderden jaren geleden plaats. Leonardo da Vinci, wetenschapper en kunstenaar en Browne’s grote voorbeeld, stierf in 1519. De huidige geglobaliseerde wereld is er sindsdien niet eenvoudiger op geworden.
Het eerste deel van het debat komt niet echt van de grond. Kunstenaars en wetenschappers praten langs elkaar heen. De benadering is erg pragmatisch en de tegenstellingen groot. Een student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek roept: “Ik kan ook een paars vliegtuig maken en dat kunst noemen!” “De Applecomputer is een goed voorbeeld van de samenwerking tussen kunst en techniek”, roept een ander. “Het is een kek ontwerp en de gebruikers vertrouwen het merk. Als Apple een bank zou beginnen, zou dat een succes zijn. Wetenschap kan ook kunst zijn.”

Christina Della Giustina, kunstenaar en docent Fine Arts aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, vindt het voorbeeld maar niets. “Een kunstenaar is in de eerste plaats idealistisch. Ik wil iets moois maken. Soms doe ik daar jaren over en dan ben ik geen moment bezig met geld verdienen.” Kunstenaar Joost Rekveld vult haar aan. “Als je iets nieuws schept, ben je helemaal niet bezig een merk neer te zetten. Als je denkt goed geld te kunnen verdienen in de kunst, ben je gek. Dan kun je beter economie studeren. Focussen op winstbejag vind ik belachelijk.”
Wetenschappers grijnzen. “Volgens mij verschillen we helemaal niet zoveel van elkaar als we denken. Kunstenaars en wetenschappers zijn beiden nerds. Ook als wetenschapper ben je alleen maar bezig met het maken van innovatieve dingen, voor een bijzonder gering bedrag. Daar moeten we elkaar wel in kunnen vinden,” zegt Raymond Browne.

Zo slaan wetenschappers en kunstenaars toch nog de handen ineen. Browne is tevreden. “Het is goed om te ontdekken dat zowel wetenschappers als kunstenaars op zoek zijn naar inspiratie en eureka-momenten. Ik heb geen idee waar de nieuwe renaissance toe leidt, maar wie nieuwsgierig is, loopt voorop. Dat is beter dan angstig zijn als er nieuwe tijden voor de deur staan.”
Tot concrete plannen leidde het debat nog niet. Prof.ir. Karel Luyben, per 1 januari 2010 rector van de TU, was enthousiast over het debat, maar deed er nog geen nieuwe samenwerkingsideeën tussen kunstenaars en wetenschappers door op. “Ik vind het wel belangrijk dat er meer samenwerking komt. Bij het gastschrijverschap werkt het bijvoorbeeld al heel goed”, zegt Luyben. “Maar ik ben net nieuw, dus ik moet nog eens goed over de invulling nadenken.” 

De Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam zijn de grote verliezers. Ze moeten genoegen nemen met de plaatsen 143 en 165. In de THE-ranking van vorig jaar bezetten ze de posities 49 en 70.

Maar ook de nu hoogst geklasseerde Nederlandse universiteit valt ver buiten de top vijftig. De TU Eindhoven klimt van positie 120 naar 114. De andere twee TU’s volgen op gepaste afstand: Delft op 151 (83 in 2009) en Twente op 185. Geheel buiten de boot vallen de Universiteiten van Nijmegen, Tilburg en Maastricht. Leiden (plaats 124) en de VU (139) zijn de nummers twee en drie van de tien Nederlandse universiteiten in de ranking.

Nederland bezet de vijfde plaats in het landenklassement. In de vorige THE-ranking deelde het de derde plaats met Canada en Japan. Nu moet het de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Canada voor laten gaan. De VS, met Harvard fier aan kop, vult de eerste vijf plaatsen van de universiteitenranglijst. Cambridge en Oxford delen de zesde plaats.

Het viel te verwachten dat er iets zou veranderen in de ranglijst van het vooraanstaande Britse onderwijsmagazine. Dit voorjaar stak de redactie de hand in eigen boezem: de omstreden ranglijst die ze zes jaar lang uitgaf met onderzoeksbureau QS zou geheel worden herzien. Het blad ging met een ander bureau in zee, breidde de data voor de ranglijst uit, ging meer wetenschappers enquêteren en zocht een betere balans tussen alle criteria.

De kwaliteit van het onderwijs bepaalt nu dertig procent van het eindoordeel, de citatiescores van wetenschappers 32,5 procent en de onderzoeksreputatie, -omvang, en -financiering van universiteiten samen dertig procent. Een goede mix van nationaliteiten bij staf en studenten draagt voor vijf procent bij aan de positie op de ranglijst en de inkomsten uit het bedrijfsleven voor nog eens 2,5 procent.

Het grootste verschil met de vorige methodiek is de invloed van reputatie. Het imago van instellingen woog voorheen voor de helft mee: veertig procent voor de academische reputatie en tien procent voor de reputatie onder werkgevers. Nu is het gewicht van zulke opinies teruggebracht tot 34,5 procent: 19,5 procent voor onderzoeksreputatie en vijftien procent voor onderwijsreputatie.

Ook het aantal studenten per docent heeft minder invloed: van twintig procent vorig jaar naar 4,5 procent nu. Die data zouden eenvoudig te manipuleren zijn en bovendien weinig zeggen over het onderwijs. Of zoals de hoofdredacteur van THE het uitdrukt: de hoeveelheid obers in een restaurant zegt ook niet veel over de kwaliteit van het eten. Maar anders dan in veel moderne restaurantgidsen en in ranglijsten zoals Elsevier en de Keuzegids, wordt het oordeel van de klanten nog niet wordt meegenomen in de THE ranking.

Intussen is QS, de vorige partner van THE gewoon doorgegaan met zijn eigen ranglijst. Daarin komen de Universiteit Maastricht en de Radboud Universiteit Nijmegen wel voor, zij het op de posities 111 en 149. Tilburg haalt ook hier de top 200 niet.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.