Onderwijs

Nederland krijgt veel Europese beurzen

Van de ruim duizend onderzoeksbeurzen die het European Research Council tot nu toe toekende, zijn er veel naar Nederland gegaan. Met 85 beurzen laat Nederland alleen Zwitserland (88), Duitsland (119), Frankrijk (138) en Groot-Brittannië (222) voorgaan.

De duizendste onderzoeksbeurs wordt donderdag 24 juni plechtig uitgereikt aan een Duitse astmaonderzoeker. De European Research Council heeft echter al 1069 beurzen toegekend aan onderzoekers uit de Europese Unie plus enkele omringende landen als Zwitserland, Noorwegen en Turkije.

Het ging om twee soorten beurzen. Er zijn 543 zogenaamde ‘starting grants’ van maximaal twee miljoen euro toegekend en 526 ‘advanced grants’ van maximaal 3,5 miljoen euro. Nederland verwierf 46 starting grants en 39 advanced grants.

In het verleden heeft Nederland vurig gepleit voor de oprichting van een Europese onderzoeksraad, die ongeveer zoals de Nederlandse onderzoeksfinancier NWO te werk gaat: onderzoekers kunnen voorstellen indienen, waarna deskundigen van over de hele wereld hun oordeel geven en de beste uitgekozen worden.

In totaal verdeelt de ERC in vijf jaar tijd 7,5 miljard euro. In februari 2007 ging de onderzoeksraad van start. Aanvankelijk zou het budget veel hoger zijn, maar de armere lidstaten lagen dwars: die waren bang dat het geld vooral naar de rijke landen zou gaan.

,

Naam: Jan de Wit (58)
Woonplaats: Welsum
Verliefd/verloofd/getrouwd: Verliefd, drie kinderen
Studie: Werktuigbouwkunde en chemische technologie (Universiteit Twente)
Afstudeerrichting: Meet- en regeltechniek en procestechnologie
Afstudeerjaar: 1979 (TU Delft) en 1989 (Universiteit Twente)
Loopbaan: Jan de Wit begon zijn loopbaan bij TNO. Dertig jaar lang deed hij daar onderzoek. Hij onderzocht en verbeterde de energie-efficiency van processen in vrijwel alle sectoren van de industrie en vele objecten in de gebouwde omgeving. De belangrijkste disciplines waarmee hij zich bezighield waren thermodynamica, warmte- en koudetechniek, procesmodellering en kennis van warmte/kracht systemen, warmtepompen en warmtewisselaarnetwerken. In 2006 werd hij lector energietoepassingen aan de Hanzehogeschool Groningen

Wie over de drempel van de Hanzehogeschool Groningen loopt, schrikt op van het geratel van een tuktukbrommertje. Studenten van Jan de Wit pluizen na hoe ze de overdekte brommertaxi’s uit derdewereldlanden kunnen verbeteren. “We maken ze hybride en elektrisch, maar ik laat de studenten ook nadenken over hoe ze de apparaten zuiniger kunnen maken”, zegt De Wit trots over zijn leerlingen. “In veel arme landen hebben ze helemaal geen geld voor technische hoogstandjes. Tuktuks worden daar vaak per dag verhuurd. De benzine wordt ook per dag ingekocht. Er mag dus geen druppel te veel in de tank achter blijven als de tuktuk weer gestald wordt. Verbeteringen moeten deze mensen dus per dag in hun portemonnee terug zien. Dat is best een lastige opdracht voor studenten.”

Lectoren lopen nog niet zo gek lang op het hbo rond. In 2001 werden de eerste lectoren aangesteld om het hoger beroepsonderwijs naar een hoger niveau te krikken. Zij moesten de kloof tussen universiteit en hbo met behulp van meer onderzoek dichten. Sommige mensen noemen lectoren praktijkprofessoren, maar lector energietoepassingen aan de Hanzehogeschool Groningen, Jan de Wit, moet niets van die eretitel weten. “Ik vind die term onzinnig”, zegt hij. “Ik heb helemaal niet dezelfde aspiraties als sommige hoogleraren op de universiteit. Ik wil geen artikelen publiceren die alleen door een kleine groep ingewijden worden gelezen. Ik sta middenin de praktijk. Ik heb bijna dertig jaar lang aan energieprojecten gewerkt. Die kennis wil ik graag doorgeven.”

Warmtepompen
De Wit was dan ook erg enthousiast toen de Hanzehogeschool Groningen in 2006 een vacature had voor een lector energietoepassingen. Praktijkgericht onderzoek doen en daarmee studenten enthousiasmeren: het was hem op het lijf geschreven.
Bij TNO in Apeldoorn leerde De Wit alle verschillende facetten van energie kennen. Hij deed onderzoek naar de toepassingen van warmtepompen. Een veelvoorkomende toepassing van een warmtepomp is in een koelkast, maar ze worden ook ingezet om ruimtes duurzaam mee te verwarmen. Hij schreef er samen met collega’s een boek over. “Warmtepompen waren toen betrekkelijk nieuw. Wij moesten uitzoeken welke toepassingen en verbeteringen nodig waren om het tot een succes te maken. Welke innovaties waren nog nodig, hoe konden warmtepompen het beste worden geëxploreerd? Het was spannend om helemaal aan het begin van een betrekkelijk nieuwe energietoepassing te staan.”

Het is slechts een van de vele voorbeelden waar De Wit tijdens zijn dertigjarige loopbaan mee te maken kreeg. Al die ervaring komt hem nu goed van pas. Want tijdens de twee dagen die hij les geeft in Groningen, behandelt hij ook energietoepassingen van de warmtepomp. “De warmtepomp is ineens weer een hot item in de energiewereld”, zegt de werktuigbouwkundige. “Maar heel veel worden ze nog niet gebruikt. De ontwikkeling van warmtepompen en microwarmtekracht heeft jarenlang op de plank gelegen. Zonde. Gelukkig is er door de duurzaamheid van de energievorm nu weer belangstelling voor.”
Warmtepompen en microwarmtekracht zijn ideale studentenprojecten. De Wit laat zijn studenten veel praktijkonderzoek doen. In het Friese Kollum willen ze een huis nul energie laten gebruiken. Het huis wordt zeer goed geïsoleerd en door zon of warmte van apparaten en zonnecellen op het dak willen ze het energieverbruik over het jaar heen tot nul terugbrengen. “We bekijken nu hoe we dat voor elkaar kunnen krijgen”, zegt De Wit.

De Hanzehogeschool Groningen werkt bij veel projecten samen met het midden,- en kleinbedrijf. De studenten voeren opdrachten uit en doen onderzoek dat bedrijven belangrijk vinden voor de toekomst van energie. Maar eigen werknemers inzetten vinden ze vaak te duur. Dus sleutelen De Wit en zijn studenten letterlijk aan de toekomst. Zo proberen ze bijvoorbeeld om apparaten zo slim mogelijk met de beschikbare energie om te laten gaan. “Je kunt apparaten zo slim maken dat ze energie bufferen als de aangeboden energie goedkoop is en dat niet doen als de energie duur is. Je kunt dit powermanagement zelfs voor een hele woonwijk invoeren”, zegt De Wit enthousiast. “Zo gebruik je het energienet wat je toch al hebt liggen, optimaal door het verbruik beter op de buurt af te stemmen. Een wijk is de som van een heleboel individuen. Maar je kunt gedrag sturen. Bijvoorbeeld door een knop op een wasmachine te zetten. Als de knop groen knippert, was je binnen een tijdspanne van zes uur voor een gunstig tarief. Als de knop rood knippert, moet je binnen anderhalf uur klaar zijn met wassen. Zo niet, dan betaal je meer voor de energie. De meeste mensen houden daar rekening mee in hun wasgedrag. Mensen die toch wassen als de rode knop knippert, weten dat ze meer betalen voor hun energie. Maar dat hebben ze er dan blijkbaar voor over.”

Energie is heel wat complexer dan het bedenken van slimme technische apparaten, leert De Wit zijn studenten. “Het is heel complex om te voorspellen wat mensen precies willen met energie”, zegt de werktuigbouwkundige. “Lange tijd dachten we dat mensen apparaten wilden waar ze aan konden draaien om zelf dingen te veranderen, maar uit interviews van studenten blijkt dat mensen liever willen dat dingen vanzelf gaan. Dan heb je meer aan apparaten die observeren wanneer mensen koelen, koken en afwassen en daar dan op inspelen. Zodat je denkt: ‘goh, wat is het aangenaam warm’ zonder er verder al te zeer bij stil te staan. We kunnen technisch gezien heel veel, maar waar is behoefte aan? Dat is ook een heel onderzoekstraject.”
Momenteel laat de Wit een promovenda analyseren aan welke basisbehoefte energie moet voldoen en wat mensen comfortabel genoeg vinden. Er komt ook veel observatie bij kijken. “Diegene die zegt dat hij het zuinigste van de hele wijk is, blijkt bij observatie een grootverbruiker te zijn. Zo iemand heeft geen idee van zijn eigen comforteisen. Mensen krijgen pas maanden achteraf hun energierekening en hebben helemaal niet door hoeveel ze verbruiken. We moeten feiten en beeldvorming van elkaar scheiden en duidelijkheid geven over het energieverbruik.”

De energiewereld is, kortom, complex. De Wit heeft zijn studenten veel te leren. Het lectoraat is daarbij een aanwinst voor het hbo, vindt de werktuigbouwkundige. “Vroeger kozen studenten bij stages of projectenliever iets wat ze heel erg leuk vinden. Ze stonden vaak niet zo stil bij het onderzoeksresultaat. Natuurlijk is keuzevrijheid goed, maar als lector bepaal je nu wel wat er op het menu staat. En dat was hard nodig. Nu leren ze veel over energie en is het nog leuk en interessant ook. Bedrijven willen vaak een schaap met vijf poten. Iemand met analytische vaardigheden die goed is in wiskunde en natuurkunde, een manager in de dop met een goede beheersing van de Nederlandse taal.”

De basis moeten hbo-studenten heel goed onder de knie krijgen, vindt De Wit. Kennis is enorm belangrijk om een goede werknemer te worden, zegt de werktuigbouwkundige. “Pas als je binnen twee jaar de basis goed beheerst, kun je de breedte en de diepte in.”

Zelf zegt hij daar dertig jaar na de start van zijn loopbaan nog steeds profijt van te hebben. “Ik ben werktuigbouwkunde gaan studeren omdat het zo’n brede opleiding was. Ik heb er een goede techniekbasis aan over gehouden. Ook al kom je als werktuigbouwkundige in een nieuw werkveld, je maakt het door je goede basis snel eigen.” Dat vindt hij voor zijn eigen studenten ook belangrijk. Zelf belandde hij namelijk na zijn afstuderen ook in een heel ander werkveld dan waarin hij was afgestudeerd. “Ik zat bij meet- en regeltechniek, bij mens en machinesystemen. Maar door de tweede oliecrisis waar de wereld vlak na mijn afstuderen in belandde, ontdekte ik de belangrijke maatschappelijke betekenis van energie. Het is niet oneindig. Die maatschappelijke betekenis sprak me aan. En dertig jaar later nog steeds.”

De duizendste onderzoeksbeurs wordt donderdag 24 juni plechtig uitgereikt aan een Duitse astmaonderzoeker. De European Research Council heeft echter al 1069 beurzen toegekend aan onderzoekers uit de Europese Unie plus enkele omringende landen als Zwitserland, Noorwegen en Turkije.

Het ging om twee soorten beurzen. Er zijn 543 zogenaamde ‘starting grants’ van maximaal twee miljoen euro toegekend en 526 ‘advanced grants’ van maximaal 3,5 miljoen euro. Nederland verwierf 46 starting grants en 39 advanced grants.

In het verleden heeft Nederland vurig gepleit voor de oprichting van een Europese onderzoeksraad, die ongeveer zoals de Nederlandse onderzoeksfinancier NWO te werk gaat: onderzoekers kunnen voorstellen indienen, waarna deskundigen van over de hele wereld hun oordeel geven en de beste uitgekozen worden.

In totaal verdeelt de ERC in vijf jaar tijd 7,5 miljard euro. In februari 2007 ging de onderzoeksraad van start. Aanvankelijk zou het budget veel hoger zijn, maar de armere lidstaten lagen dwars: die waren bang dat het geld vooral naar de rijke landen zou gaan.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.