Onderwijs

‘Minorgebouw leuk idee’

De suggestie van Mekelpark-architect Francine Houben om een groot minorgebouw op de campus te zetten, is volgens bestuursvoorzitter Dirk Jan van den Berg ‘op zich een ontzettend leuk idee’.

Volgens Houben kan een minorgebouw de interactie tussen faculteiten faciliteren. “De combinatie van je eigen huis én de mogelijkheid tot interactie is essentieel”, zei zij vorige week in Delta.

Van den Berg wijst er op dat als het laboratorium van Technische Natuurwetenschappen klaar is een deel van het huidige pand leeg zal staan en dat het college graag wil dat de campus een logisch geheel wordt.

De bestuursvoorzitter denkt dat samenwerking tussen faculteiten verbetert met de komst van de Delft Research Initiatives (DRI’s). “Een dri is een ordening van onderzoeken langs een thema. Dat helpt bij het slechten van de muren van de faculteiten.”

Verder wijst Van den Berg er op dat het ‘multidisciplinaire karakter’ van wetenschappelijk onderzoek een drive is voor samenwerking en dat de budgettaire situatie van de TU het noodzakelijk maakt te kijken naar samenwerking.

Nepslachtoffers met hun dekentjes, brandweerlieden die optreden voor de televisiecamera’s en bestuurders om de tafel in een keurig crisiscentrum. Hoe realistisch is dit soort neprampen eigenlijk en wat is de waarde van de oefening?
“De spanning zie je aan de buitenkant niet zo”, erkent prof.dr. Ben Ale, hoogleraar veiligheidskunde bij Techniek, Bestuur en Management. “Het ziet er op de tv ook altijd een beetje knullig uit, zo’n bordje met ‘dit is brand’ in een stadion. Maar ja, je kunt moeilijk de hele tent in de fik steken.”
“Het is wel grappig natuurlijk”, zegt waterbouwkundige prof.dr.ir. Han Vrijling. Hij trad dinsdag op als deskundige bij een oefening in het ministerie van binnenlandse zaken. “Je speelt een ramp, maar als je naar buiten kijkt is het mooi weer.”

Ondanks het hoge gehalte aan amateurtoneel dat kennelijk aan rampenoefeningen kleeft, is Ale er wel van overtuigd dat rampoefeningen ‘buitengewoon nuttig’ zijn. De kans op het onderlopen van West-Nederland acht hij laag, maar de oefening is ook nuttig voor een adequate reactie op kleinere incidenten. De oefening is een test voor de samenwerking tussen regio en rijk, voor de coördinatie tussen de regio’s en tussen militaire en civiele hulpdiensten.
Vrijling tekent daarbij aan dat niet alle gemeenten meedoen aan de oefening. Ook was er maandag een leerzaam conflict tussen de betrokken burgemeesters en de minister over wie nu eigenlijk de baas was.

Eigenlijk gaat het niet om de uiterlijke demonstraties, vindt Ale. “De meeste beslissingen vallen toch in vergaderingen.” En die vergaderingen zijn volgens hem juist wel realistisch. De oefentechnieken, de animaties en de spelleiders zijn er bedreven in om de stress in de vergadering op te drijven. “De deelnemers vergeten dat het niet echt is.”
Vrijling beaamt dat: “Leerdam ging evacueren, en ik weet nog steeds niet of dat nou echt was of niet.”

Eén landelijke oefening per jaar is volgens Ale wel het hoogst haalbare. “Je haalt er Wouter Bos voor van zijn werk en die heeft wel wat anders te doen.” Hoe hoger de bestuurslaag, hoe moeilijker het is om een oefening te organiseren. Regionaal is het de bedoeling om maandelijks bij elkaar te komen. In een Regionaal Operationeel Team zitten brandweer, politie, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, defensie en gemeenten. “Ze hoeven niet steeds te oefenen, als ze elkaar maar goed kennen.”

Wat overstromingen betreft is de belangrijkste conclusie volgens Vrijling wel duidelijk: men moet meer inzetten op preventie, want als er een overstroming is, dan kunnen de reguliere hulpdiensten weinig uitrichten. “Bij rampen die weinig voorkomen, maar veel kosten, moet je inzetten op preventie, niet op repressie.” Die conclusie heeft de regering in de zogenaamde veiligheidsbrief overgenomen.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.