Campus

Met kater terug van biotechcongres

Met genetische modificatie zijn van micro-organismen ‘prachtige celfabrieken’ te maken, stelt prof.dr. Jack Pronk. Voor medicijnenproductie worden de celfabrieken al ingezet, in andere toepassingen zijn ze omstreden.

/strong>

In het debat over de toepassing van biotechnologie bij levensmiddelen wil Jack Pronk als wetenschapper zijn woorden zorgvuldig wegen om de discussie niet nog meer op scherp te zetten. ,,Op een congres van de Amerikaanse ambassade over de maatschappelijke acceptatie van biotechnologie werden wetenschappers gewoon uitgefloten. Bovendien werden we door een bommelding de zaal uitgejaagd. Ik ben daar echt met een kater van teruggekomen”, vertelt Pronk, die gisteren zijn intreerede hield.

,,In veel levensmiddelen wordt al tientallen jaren gebruik gemaakt van micro-organismen met mutaties in het DNA die zijn opgewekt door chemische stoffen en UV-straling, bijvoorbeeld in bakkersgist dat we allemaal dagelijks via brood binnenkrijgen. Niemand maakt hier een probleem van”, aldus de hoogleraar industriële microbiologie. ,,Schakel je in dezelfde gistcel één gen uit via de recombinant DNA-techniek dan wil de bakkersgistfabrikant deze gist niet meer produceren, omdat de consumenten geen genetisch gemodificeerd brood willen eten.”

Veel mogelijkheden van genetische modificatie worden niet benut omdat de consument er niet op zit te wachten, meent Pronk. Volgens hem zullen fabrikanten een productieproces voor levensmiddelen dat voor minder afval zorgt, niet snel gebruiken. ,,Afzien van genetische modificatie kan echter ook ethische en morele bezwaren opleveren. Ik ben ervan overtuigd dat we genetisch gemodificeerde planten nodig hebben om een groeiende wereldbevolking te voeden.”

Voor de productie van geneesmiddelen staat genetische modificatie niet ter discussie. Sommige medicinale eiwitten als insuline en menselijk groeihormoon worden zelfs uitsluitend met genetisch gemodificeerde micro-organismen geproduceerd.

Niet alleen de consument is huiverig voor bepaalde toepassingen, ook de overheid stelt strenge eisen als onderzoekers via genetische modificatie kleine veranderingen aanbrengen in gistcellen. ,,Dit terwijl we diezelfde soort verandering met chemische stoffen en UV-licht al vijftig jaar op willekeurige plaatsen in het DNA hebben opgewekt en dat heeft nog nooit problemen opgeleverd”, aldus Pronk. ,,Alleen de techniek wordt beoordeeld. Dat vind ik niet rationeel. Er ontstaat zo een hele papierhandel aan vergunningsaanvragen voor kleine ingrepen in micro-organismen met een lange historie van veilig gebruik. Als we met ziekteverwerkers zouden werken, zou het anders liggen.”

Voordat Pronk hoogleraar werd, was hij biologisch veiligheidsfunctionaris op het Kluyverlaboratorium. Hij kent de papieren rompslomp van dichtbij. ,,We doen op het Kluyverlab veel moeite om ons te houden aan de eisen die de overheid stelt. Die zijn immer via een democratisch besluit tot stand gekomen, maar hetkriebelt soms wel een beetje.”

Van Leeuwenhoek

Nu Pronk hoogleraar is, heeft hij zijn veiligheidsfunctionarisschap kunnen inruilen voor meer onderwijstaken en meer vergaderingen. ,,Vooral meedenken over de nieuwe opleiding Life science and technology vind ik erg leuk. Ik ben zelf ook betrokken bij het opzetten van nieuwe vakken, zoals het vak biofarmaceutische biotechnologie.”

Bij dit vak krijgen eerstejaarsstudenten een geneesmiddel zonder bijsluiter waar ze van alles over te weten moeten komen, van werkingsmechanisme tot productiewijze. Daarna krijgen ze een farmaceutisch eiwit en moeten ze bijvoorbeeld uitzoeken of er alternatieven zijn voor de productie van het eiwit met genetisch gemodificeerde organismen. ,,Ik vind dit een hele leuke manier van onderwijs geven, omdat er veel contact met de studenten is. Voor vragen staat mijn deur altijd open.”

Voor zijn intreerede is Pronk flink de geschiedenis in gedoken. Drie eeuwen geleden deed Antoni van Leeuwenhoek de eerste waarnemingen aan micro-organismen. Hij noemde ze ‘kleine diertgens’ en schreef er boeken over vol. Nu bestudeert Pronk als Van Leeuwenhoekhoogleraar de mogelijkheden om via genetische modificatie micro-organismen, zoals bakkersgist, aan te zetten tot hogere productie van industrieel interessante aminozuren, eiwitten en andere stoffen als melkzuur. Melkzuur kan als grondstof dienen voor de productie van polylactaat, een biologisch afbreekbaar plastic.

Om de invloed van genetische modificaties op de prestaties van micro-organismen beter te voorspellen, is meer begrip nodig van de stofwisseling van een gistcel. Een gistcel bevat duizenden enzymen die samen een complex stofwisselingsnetwerk vormen. Enzymen versnellen reacties die nodig zijn voor de energiehuishouding en de productie van allerlei celbestanddelen.

Van bakkersgist is inmiddels de volledige DNA-volgorde bekend. Van ruim 2500 van de zesduizend genen van de gist is echter nog überhaupt niet bekend voor welk enzym ze coderen. ,,Dit komt overeen met een groot bedrijf waarvan we van meer dan een derde van de werknemers geen idee hebben wat ze uitvoeren. Geen gunstige uitgangspositie wanneer een reorganisatie gewenst is.”

Pronk staat al jaren niet meer zelf in het lab. ,,Af en toe doe ik nog een eiwitbepaling, om te laten zien dat ik het nog kan. Of help ik iemand die regelmatig ’s nachts monsters moet nemen. Sinds ik kleine kinderen heb, doe ik dat niet meer zo vaak. Mijn kinderen houden me ’s nachts al genoeg wakker.”

,,Ik mis het labwerk wel, maar ik heb het gevoel en misschien wel de illusie dat ik nog dicht bij de werkvloer sta en dus nog echt kan meedenken over experimenten.”

Bijna was Pronk hoogleraar geworden aan een andere universiteit. Toen zijn benoeming elders vrijwel rond was, kreeg hij te horen dat de TU Delft hem wilde benoemen tot Van Leeuwenhoekhoogleraar, een hoogleraarschap zonder eigen leerstoel. ,,Ik heb vooral voor Delft gekozen vanwege de goede samenwerking tussen de verschillende groepen van het Kluyverlab en omdat het de bedoeling is dat ik in de toekomst mijn leermeester, professor Kuenen, ga opvolgen.”

Nadeel van de TU vindt Pronk dat er relatief weinig plaats is voor puur nieuwsgierigheidsgedreven en niet-modieus onderzoek. ,,Door het beperkte aantal promovendi dat de universiteit zelf betaalt, ben je volledig afhankelijk van aanvragen bij bedrijfsleven, NWO of de Europese Unie. Om je slagingskansen zo groot mogelijk te maken, kun je het risico niet nemen om een te alternatief voorstel in te dienen.” Elke hoogleraar zou daarom twee eerstegeldstroom-promovendi moeten krijgen, vindt Pronk. ,,Het college moet toch voldoende vertrouwen hebben in haar hoogleraren om zo’n gok te wagen.”

Met genetische modificatie zijn van micro-organismen ‘prachtige celfabrieken’ te maken, stelt prof.dr. Jack Pronk. Voor medicijnenproductie worden de celfabrieken al ingezet, in andere toepassingen zijn ze omstreden.

In het debat over de toepassing van biotechnologie bij levensmiddelen wil Jack Pronk als wetenschapper zijn woorden zorgvuldig wegen om de discussie niet nog meer op scherp te zetten. ,,Op een congres van de Amerikaanse ambassade over de maatschappelijke acceptatie van biotechnologie werden wetenschappers gewoon uitgefloten. Bovendien werden we door een bommelding de zaal uitgejaagd. Ik ben daar echt met een kater van teruggekomen”, vertelt Pronk, die gisteren zijn intreerede hield.

,,In veel levensmiddelen wordt al tientallen jaren gebruik gemaakt van micro-organismen met mutaties in het DNA die zijn opgewekt door chemische stoffen en UV-straling, bijvoorbeeld in bakkersgist dat we allemaal dagelijks via brood binnenkrijgen. Niemand maakt hier een probleem van”, aldus de hoogleraar industriële microbiologie. ,,Schakel je in dezelfde gistcel één gen uit via de recombinant DNA-techniek dan wil de bakkersgistfabrikant deze gist niet meer produceren, omdat de consumenten geen genetisch gemodificeerd brood willen eten.”

Veel mogelijkheden van genetische modificatie worden niet benut omdat de consument er niet op zit te wachten, meent Pronk. Volgens hem zullen fabrikanten een productieproces voor levensmiddelen dat voor minder afval zorgt, niet snel gebruiken. ,,Afzien van genetische modificatie kan echter ook ethische en morele bezwaren opleveren. Ik ben ervan overtuigd dat we genetisch gemodificeerde planten nodig hebben om een groeiende wereldbevolking te voeden.”

Voor de productie van geneesmiddelen staat genetische modificatie niet ter discussie. Sommige medicinale eiwitten als insuline en menselijk groeihormoon worden zelfs uitsluitend met genetisch gemodificeerde micro-organismen geproduceerd.

Niet alleen de consument is huiverig voor bepaalde toepassingen, ook de overheid stelt strenge eisen als onderzoekers via genetische modificatie kleine veranderingen aanbrengen in gistcellen. ,,Dit terwijl we diezelfde soort verandering met chemische stoffen en UV-licht al vijftig jaar op willekeurige plaatsen in het DNA hebben opgewekt en dat heeft nog nooit problemen opgeleverd”, aldus Pronk. ,,Alleen de techniek wordt beoordeeld. Dat vind ik niet rationeel. Er ontstaat zo een hele papierhandel aan vergunningsaanvragen voor kleine ingrepen in micro-organismen met een lange historie van veilig gebruik. Als we met ziekteverwerkers zouden werken, zou het anders liggen.”

Voordat Pronk hoogleraar werd, was hij biologisch veiligheidsfunctionaris op het Kluyverlaboratorium. Hij kent de papieren rompslomp van dichtbij. ,,We doen op het Kluyverlab veel moeite om ons te houden aan de eisen die de overheid stelt. Die zijn immer via een democratisch besluit tot stand gekomen, maar hetkriebelt soms wel een beetje.”

Van Leeuwenhoek

Nu Pronk hoogleraar is, heeft hij zijn veiligheidsfunctionarisschap kunnen inruilen voor meer onderwijstaken en meer vergaderingen. ,,Vooral meedenken over de nieuwe opleiding Life science and technology vind ik erg leuk. Ik ben zelf ook betrokken bij het opzetten van nieuwe vakken, zoals het vak biofarmaceutische biotechnologie.”

Bij dit vak krijgen eerstejaarsstudenten een geneesmiddel zonder bijsluiter waar ze van alles over te weten moeten komen, van werkingsmechanisme tot productiewijze. Daarna krijgen ze een farmaceutisch eiwit en moeten ze bijvoorbeeld uitzoeken of er alternatieven zijn voor de productie van het eiwit met genetisch gemodificeerde organismen. ,,Ik vind dit een hele leuke manier van onderwijs geven, omdat er veel contact met de studenten is. Voor vragen staat mijn deur altijd open.”

Voor zijn intreerede is Pronk flink de geschiedenis in gedoken. Drie eeuwen geleden deed Antoni van Leeuwenhoek de eerste waarnemingen aan micro-organismen. Hij noemde ze ‘kleine diertgens’ en schreef er boeken over vol. Nu bestudeert Pronk als Van Leeuwenhoekhoogleraar de mogelijkheden om via genetische modificatie micro-organismen, zoals bakkersgist, aan te zetten tot hogere productie van industrieel interessante aminozuren, eiwitten en andere stoffen als melkzuur. Melkzuur kan als grondstof dienen voor de productie van polylactaat, een biologisch afbreekbaar plastic.

Om de invloed van genetische modificaties op de prestaties van micro-organismen beter te voorspellen, is meer begrip nodig van de stofwisseling van een gistcel. Een gistcel bevat duizenden enzymen die samen een complex stofwisselingsnetwerk vormen. Enzymen versnellen reacties die nodig zijn voor de energiehuishouding en de productie van allerlei celbestanddelen.

Van bakkersgist is inmiddels de volledige DNA-volgorde bekend. Van ruim 2500 van de zesduizend genen van de gist is echter nog überhaupt niet bekend voor welk enzym ze coderen. ,,Dit komt overeen met een groot bedrijf waarvan we van meer dan een derde van de werknemers geen idee hebben wat ze uitvoeren. Geen gunstige uitgangspositie wanneer een reorganisatie gewenst is.”

Pronk staat al jaren niet meer zelf in het lab. ,,Af en toe doe ik nog een eiwitbepaling, om te laten zien dat ik het nog kan. Of help ik iemand die regelmatig ’s nachts monsters moet nemen. Sinds ik kleine kinderen heb, doe ik dat niet meer zo vaak. Mijn kinderen houden me ’s nachts al genoeg wakker.”

,,Ik mis het labwerk wel, maar ik heb het gevoel en misschien wel de illusie dat ik nog dicht bij de werkvloer sta en dus nog echt kan meedenken over experimenten.”

Bijna was Pronk hoogleraar geworden aan een andere universiteit. Toen zijn benoeming elders vrijwel rond was, kreeg hij te horen dat de TU Delft hem wilde benoemen tot Van Leeuwenhoekhoogleraar, een hoogleraarschap zonder eigen leerstoel. ,,Ik heb vooral voor Delft gekozen vanwege de goede samenwerking tussen de verschillende groepen van het Kluyverlab en omdat het de bedoeling is dat ik in de toekomst mijn leermeester, professor Kuenen, ga opvolgen.”

Nadeel van de TU vindt Pronk dat er relatief weinig plaats is voor puur nieuwsgierigheidsgedreven en niet-modieus onderzoek. ,,Door het beperkte aantal promovendi dat de universiteit zelf betaalt, ben je volledig afhankelijk van aanvragen bij bedrijfsleven, NWO of de Europese Unie. Om je slagingskansen zo groot mogelijk te maken, kun je het risico niet nemen om een te alternatief voorstel in te dienen.” Elke hoogleraar zou daarom twee eerstegeldstroom-promovendi moeten krijgen, vindt Pronk. ,,Het college moet toch voldoende vertrouwen hebben in haar hoogleraren om zo’n gok te wagen.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.