Onderwijs

Meer studenten naar psycholoog

Studentenpsychologen krijgen steeds meer studenten over de vloer. Dat betekent niet dat de huidige generatie studenten vaker psychisch in de knoop zit, aldus de Delftse studentenpsycholoog Paula Meesters.

‘Perfectionisme nekt studenten. Jongeren in de knel door keuzestress en prestatiedruk’, kopte Spits woensdag op de voorpagina. Studentenpsychologen maken zich volgens de gratis krant ernstige zorgen over de groeiende groep perfectionistische studenten, die door keuzestress en prestatiedruk vastlopen.
Paula Meesters, studentenpsycholoog aan de TU Delft, herkent dat beeld, maar nuanceert het ook. De groei van het aantal studenten dat bij de psycholoog aanklopt, wordt volgens haar vooral veroorzaakt doordat de drempel om naar een psycholoog te gaan steeds lager wordt, en doordat de student van nu gewend is snel een oplossing te zoeken als hij iets nodig heeft. “Studenten zijn tegenwoordig alerter op vertraging in de studie. Dat moet ook wel met het bindend studieadvies en de harde knip.”

In studiejaar 2008-2009 ging vijftien procent van de Delftse studenten naar de studentenpsycholoog. “Toen ik tien jaar geleden begon met deze baan was dat maar vijf procent”, vertelt Meesters. Van afgelopen studiejaar zijn de precieze cijfers nog niet bekend, maar Meesters verwacht een toename van zeker vijftien procent. De groei van de studentenpopulatie is hierin verwerkt.
Overigens is en blijft perfectionisme volgens Meesters één van de belangrijkste oorzaken van stress bij studenten. Ze noemt projectmatig werken en meer werken met internationale studenten als voorbeelden. “Perfectionisten willen het heel goed doen in de ogen van anderen. Dat kan leiden tot faalangst. De één werkt zichzelf over de kop, de ander gaat moeilijke dingen juist uit de weg.”

Studenten die in Delft bij de studentenpsychologen om hulp vragen, kunnen kiezen uit individuele of groepstherapie. “De training ‘constructief denken’ is al jaren een succesnummer. We hebben in Delft gedurende het gehele jaar een doorlopende groep, dus studenten kunnen altijd aanhaken. Gemiddeld komen ze dan zes keer.”

Groepsgewijze therapie heeft volgens Meesters het voordeel dat studenten merken dat anderen vaak tegen dezelfde problemen oplopen als zijzelf. Bovendien kunnen studenten elkaar helpen. “Ze zien vaak heel scherp waar het bij anderen misgaat. Het zure is dat ze dat voor zichzelf niet kunnen. Daar kunnen anderen hen weer helpen.”

Voor studenten bij wie de problemen meer samenhangen met hun persoonlijkheid is er individuele begeleiding. “Gemiddeld zien we die studenten vier keer. Het is een intelligente doelgroep, vaak kunnen ze daarna weer vooruit.”

De Delftse studentenpsychologen bezetten samen twee voltijdsbanen. Kunnen ze de toenemende studentenaantallen wel het hoofd bieden? Meesters denkt van wel, al zijn creatieve oplossingen volgens haar wel nodig. “E-therapie –  internettherapie – is een voorbeeld. Dat heeft veel mogelijkheden. We willen daar binnenkort mee beginnen.”  

www.studentandcareersupport.tudelft.nl

Achteraf en aan de buitenkant ziet wetenschappelijk onderzoek er netjes en gestructureerd uit. Welhaast gelikt. Keurig opgemaakte artikelen, nuttige tussenkopjes, titels die de complexe lading dekken, onweerlegbare conclusies en onvermijdelijke suggesties voor noodzakelijk vervolgonderzoek. Dit alles geordend in eindeloze reeksen journals, zeer gespecialiseerd, met een internationaal bereik en keurig opgedeeld in talloze volumes. Veel journals hebben een impactfactor en nauwkeurig kan worden bepaald hoe vaak een wetenschapper geciteerd wordt. Met moderne search engines is het een koud kunstje om artikelen te zoeken die voor de wetenschapper relevant zijn. Anonieme reviewers waarderen het zeer als daarnaar verwezen wordt en de wetenschapper laat zien wat hij daaraan toevoegt. Wetenschappelijke vooruitgang is dus, in tegenstelling tot maatschappelijke vooruitgang, goed op te merken.
Maar vooraf en aan de binnenkant ziet wetenschappelijk onderzoek er heel anders uit. Vaak ontdekken wetenschappers iets nieuws terwijl ze iets anders zochten (serendipiteit), als ze überhaupt al een helder beeld hadden van waar ze op uit waren. In het wetenschappelijk onderzoeksproces is de logica vaak ver te zoeken en prevaleert het toeval waarbij verschillende wetenschappers niet hadden vermoed dat ze van elkaar kunnen leren, waarbij een achteloze blik op het bureau van een collega een uiterst interessante publicatie oplevert die een uitgebreide internet search niet bevatte, en waarbij de creatieve momenten niet plaatsvinden achter de pc maar tijdens de fietstocht op de ochtend van een normale thuiswerkdag. Onlangs interviewde ik Robbert Dijkgraaf (hoogleraar natuurkunde aan de UvA en president van de KNAW). Hij zei dat hij vaak aan jonge onderzoekers moet uitleggen dat wetenschap veelal geen vooropgezet plan bevat maar een kwestie is van ergens beginnen, vervolgens hard werken, je laten inspireren door anderen, en accepteren dat een wetenschappelijke zoektocht vaak vroegtijdig moet worden afgebroken. Dit beeld is geen valse romantiek maar keiharde werkelijkheid. In mijn KPN Research-tijd vroeg een collega altijd aan sollicitanten of ze er mee zouden kunnen leven dat negen van de tien onderzoeksprojecten mislukken. En dat was zelfs toegepaste wetenschap. Falen is blijkbaar de norm in de wetenschap. Wie in de wetenschap wil werken, moet leren omgaan met onzekerheden en met onzichtbare opdrachtgevers die niet duidelijk kunnen maken welke onderzoeksresultaten ze willen horen en zien. Wat mij betreft worden wetenschappers op één lijn gesteld met kunstenaars: van niets iets kunnen maken.
Juist hierom valt wetenschap lastig te vangen in vooropgezette onderzoeksplannen opgesteld door zichtbare opdrachtgevers die niet snappen dat je bij voorbaat niet kunt opschrijven wat je bevindingen zullen worden. Juist hierom is het absurd dat in veel NWO-templates de wetenschapper gevraagd wordt hoe de op te bouwen kennis later gevaloriseerd kan worden. Juist hierom is het belachelijk dat het management van de TU Delft het nodig vindt om de activiteiten van haar medewerkers vast te leggen in TIM Enterprise. Wie de wetenschap echt een warm hart toedraagt leert te leven met de prettige onzekerheden van fundamenteel, doelloos wetenschappelijk onderzoek en accepteert dat er buiten de lijntjes wordt gekleurd. Picasso schilderde ooit het portret van de vrouw van een Amerikaanse zakenman. Toen de zakenman tussentijds poolshoogte kwam nemen herkende hij zijn vrouw niet in de typische Picasso-stijl. “Hoe ziet uw vrouw er dan uit?”, vroeg Picasso. De zakenman toonde een pasfoto van zijn vrouw. “Wat is ze klein”, reageerde Picasso. Ik bedoel maar.

Patrick van der Duin is toekomstonderzoeker bij de sectie technology, strategy and entrepeneurship van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.