Onderwijs

Meer geld naar bètatechniek? Alleen als de universiteiten het willen

Of bètafaculteiten daadwerkelijk meer geld krijgen zoals de commissie-Van Rijn adviseert, is de vraag, want universiteiten besluiten zelf hoe ze hun geld intern verdelen.

Als het aan de commissie-Van Rijn ligt, wordt het budget van de universiteiten opnieuw verdeeld, zodat er meer geld naar bètatechnische opleidingen gaat. Het gaat om een totaalbedrag van 70 miljoen euro. De vier technische universiteiten zouden er financieel gemiddeld 6,6 procent op vooruitgaan. Alle andere universiteiten leveren geld in, de jonge universiteiten van Maastricht, Rotterdam, Tilburg en de Open Universiteit het meest.


De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen hoopt, net als de universiteiten, dat minister Van Engelshoven extra geld vindt voor bètatechniek, zodat de verschuiving niet ten koste gaat van andere disciplines. KNAW-president Wim van Saarloos waarschuwt dat het advies zeker bij de zwaarst getroffen universiteiten onherroepelijk zal leiden tot nieuwe bezuinigingen en reorganisaties in de niet‐bètadomeinen: de geestes‐, sociale en medische wetenschappen.


Spagaat

Maar ook voor de oudere, algemene universiteiten met een bètafaculteit die ‘slechts’ 1,5 procent van 70 miljoen euro moeten inleveren, is het effect volgens de KNAW “aanzienlijk groter” dan het op het eerste gezicht lijkt. Want de commissie-Van Rijn wil dat ook de opleidingscapaciteit van hun bètafaculteiten wordt versterkt, of in elk geval niet wordt verkleind. Met andere woorden: van de niet-bètafaculteiten van deze universiteiten wordt verwacht dat ze méér inleveren dan 1,5 procent.


Dit is niet goed voor de interne samenwerking, stelt KNAW-president Wim van Saarloos. Het brengt bètadecanen in een spagaat: blijven ze loyaal aan hun collega’s van andere faculteiten, of aan de doelstellingen die Van Rijn stelt voor de vergroting van de capaciteit van bètatechniek?


Zak geld

Toch is het de vraag of de universiteiten zullen meewerken aan zo’n herverdeling. Ze krijgen jaarlijks een zak met geld die ze binnen bepaalde grenzen naar eigen inzicht kunnen besteden. Als de ene faculteit te veel geld krijgt en de andere te weinig kunnen ze dit – als de medezeggenschap instemt – rechttrekken. Bijvoorbeeld door geld van ‘goedkope’ opleidingen als rechten en bedrijfswetenschappen door te sluizen naar dure.


De vier technische opleidingen hebben op dit vlak minder speelruimte. Vandaar ook dat zij als eersten meer geld eisten van het kabinet en hun argumenten kracht bijzetten met het instellen van studentenstops.


Voormalig onderwijsminister Bussemaker (PvdA) was minder gevoelig voor deze lobby dan minister Van Engelshoven (D66). Al in het regeerakkoord stond te lezen dat Rutte III de bekostigingssystematiek voor het hoger onderwijs wilde herzien, “met daarbij specifieke aandacht voor technische opleidingen”.


Of dit bij algemene universiteiten kan worden gerealiseerd zonder het beginsel van lumpsum-financiering geweld aan te doen, is onwaarschijnlijk.


HOP, Hein Cuppen

HOP Hoger Onderwijs Persbureau

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

redactie@hogeronderwijspersbureau.nl

Comments are closed.