Wetenschap

Meekijken met de ambulancemedewerker

Werknemers die veel reizen kunnen hun werk beter doen met mobiele multimediacommunicatie. Maar hoe zal die nieuwe technologie de toekomst van, bijvoorbeeld, een ambulancemedewerker beïnvloeden? Promovendus Fred van den Anker maakt daar scenario’s voorHoe kunnen bedrijven hun werk verbeteren met nieuwe technologieën? Die vraag beantwoorden onderzoekers van het WIT-lab bij de sectie arbeids- en organisatiepsychologie (TBM).

Dit lab test onder andere software op bruikbaarheid, efficiëntie en bedieningsgemak.

Hadden de bedenkers van het veelbesproken C2000, het netwerk dat de communicatie tussen ambulance, politie en brandweer moet verbeteren zonder tussenkomst van de meldkamer, een aanpak gehanteerd zoals die gebruikelijk is in het WIT-lab, dan hadden misschien veel problemen voorkomen kunnen worden. Promovendus Fred van den Anker van de sectie arbeids- en organisatiepsychologie heeft de indruk dat het C2000-project een te technische insteek heeft gehad, een euvel waar veel ict-projecten uiteindelijk op stuklopen. ,,Het kan misgaan wanneer gebruikers en de organisatie waarin ze werken niet in een vroeg stadium van het ontwikkelingsproces van een nieuwe technologie worden geïntegreerd.”

Om dit soort problemen te ondervangen, ontwikkelde Van den Anker de early, scenario based evaluation-methode (ese). Daarbij kun je al in een vroeg stadium toekomstige mobiele multimediatoepassingen evalueren. Een van de casestudies die Van den Anker daarvoor gebruikte, was de ambulancedienst. Door een ambulancemedewerker te voorzien van een kleine videocamera op zijn hoofd, wordt iemand die net een ongeluk heeft gehad zichtbaar voor het personeel in het ziekenhuis. Een arts in het ziekenhuis kan met die beelden alvast de nodige voorbereidingen treffen of ondersteuning op afstand verlenen.

,,Maar wat is de toegevoegde waarde van zo’n videocamera op de huidige portofoons en mobilofoons? En hoe verandert het werk van de mensen die werken met zo’n nieuw systeem? Om die vraag te beantwoorden moet je alle belanghebbenden rond de tafel verzamelen, zoals verpleegkundigen, artsen, de mensen van de meldkamer maar ook beleidsmakers en ontwikkelaars”, legt Van den Anker uit. ,,Die technici, medici en beleidsmakers spreken allemaal een andere taal. De ese-methode helpt ze elkaar te verstaan.”

Hartritmestoornis

Voor de casestudie van het ambulancepersoneel reed Van den Anker een week mee met de ambulance, zat hij een tijdje bij de eerste hulp en bezocht hij de controlekamer die de ambulances er op uit stuurt. ,,In de huidige praktijk is er geen directe communicatie tussen ambulancepersoneel en de artsen in het ziekenhuis. Bij een groot en complex auto-ongeluk is die directe communicatie zinvol, maar het is niet voor elke situatie nodig. Het ambulancepersoneelin Nederland is bijvoorbeeld erg goed getraind op hartritmestoornissen.”

Maar ook het ziekenhuis zelf moet afgestemd zijn op de mobiele multimediacommunicatie. ,,Artsen zijn druk. Heeft de arts tijd om te reageren zodra een plaatje van een ernstig trauma op zijn palmtop verschijnt? En wat als een chirurg net aan het opereren is? Daarmee wil ik zeggen dat wanneer een nieuw communicatiesysteem wordt ingevoerd, de hele organisatie daarop moet zijn afgestemd.”

Een oplossing zou een artsenhelpdesk kunnen zijn. ,,Een arts op zo’n helpdesk heeft dan geen andere taak dan het personeel in de ambulance te ondersteunen. Een andere mogelijkheid is een virtuele helpdesk, bestaande uit artsen uit verschillende ziekenhuizen”, zegt Van den Anker.

Afgelopen week promoveerde Van den Anker op zijn methodologie die intussen zijn toepassingen heeft gevonden in onderzoek en onderwijs. Zoals een project waarbij gekeken wordt hoe multimedia kan helpen bij het invullen van belastingformulieren via internet.

www.witlab.nl . .

Werknemers die veel reizen kunnen hun werk beter doen met mobiele multimediacommunicatie. Maar hoe zal die nieuwe technologie de toekomst van, bijvoorbeeld, een ambulancemedewerker beïnvloeden? Promovendus Fred van den Anker maakt daar scenario’s voor

Hoe kunnen bedrijven hun werk verbeteren met nieuwe technologieën? Die vraag beantwoorden onderzoekers van het WIT-lab bij de sectie arbeids- en organisatiepsychologie (TBM). Dit lab test onder andere software op bruikbaarheid, efficiëntie en bedieningsgemak.

Hadden de bedenkers van het veelbesproken C2000, het netwerk dat de communicatie tussen ambulance, politie en brandweer moet verbeteren zonder tussenkomst van de meldkamer, een aanpak gehanteerd zoals die gebruikelijk is in het WIT-lab, dan hadden misschien veel problemen voorkomen kunnen worden. Promovendus Fred van den Anker van de sectie arbeids- en organisatiepsychologie heeft de indruk dat het C2000-project een te technische insteek heeft gehad, een euvel waar veel ict-projecten uiteindelijk op stuklopen. ,,Het kan misgaan wanneer gebruikers en de organisatie waarin ze werken niet in een vroeg stadium van het ontwikkelingsproces van een nieuwe technologie worden geïntegreerd.”

Om dit soort problemen te ondervangen, ontwikkelde Van den Anker de early, scenario based evaluation-methode (ese). Daarbij kun je al in een vroeg stadium toekomstige mobiele multimediatoepassingen evalueren. Een van de casestudies die Van den Anker daarvoor gebruikte, was de ambulancedienst. Door een ambulancemedewerker te voorzien van een kleine videocamera op zijn hoofd, wordt iemand die net een ongeluk heeft gehad zichtbaar voor het personeel in het ziekenhuis. Een arts in het ziekenhuis kan met die beelden alvast de nodige voorbereidingen treffen of ondersteuning op afstand verlenen.

,,Maar wat is de toegevoegde waarde van zo’n videocamera op de huidige portofoons en mobilofoons? En hoe verandert het werk van de mensen die werken met zo’n nieuw systeem? Om die vraag te beantwoorden moet je alle belanghebbenden rond de tafel verzamelen, zoals verpleegkundigen, artsen, de mensen van de meldkamer maar ook beleidsmakers en ontwikkelaars”, legt Van den Anker uit. ,,Die technici, medici en beleidsmakers spreken allemaal een andere taal. De ese-methode helpt ze elkaar te verstaan.”

Hartritmestoornis

Voor de casestudie van het ambulancepersoneel reed Van den Anker een week mee met de ambulance, zat hij een tijdje bij de eerste hulp en bezocht hij de controlekamer die de ambulances er op uit stuurt. ,,In de huidige praktijk is er geen directe communicatie tussen ambulancepersoneel en de artsen in het ziekenhuis. Bij een groot en complex auto-ongeluk is die directe communicatie zinvol, maar het is niet voor elke situatie nodig. Het ambulancepersoneelin Nederland is bijvoorbeeld erg goed getraind op hartritmestoornissen.”

Maar ook het ziekenhuis zelf moet afgestemd zijn op de mobiele multimediacommunicatie. ,,Artsen zijn druk. Heeft de arts tijd om te reageren zodra een plaatje van een ernstig trauma op zijn palmtop verschijnt? En wat als een chirurg net aan het opereren is? Daarmee wil ik zeggen dat wanneer een nieuw communicatiesysteem wordt ingevoerd, de hele organisatie daarop moet zijn afgestemd.”

Een oplossing zou een artsenhelpdesk kunnen zijn. ,,Een arts op zo’n helpdesk heeft dan geen andere taak dan het personeel in de ambulance te ondersteunen. Een andere mogelijkheid is een virtuele helpdesk, bestaande uit artsen uit verschillende ziekenhuizen”, zegt Van den Anker.

Afgelopen week promoveerde Van den Anker op zijn methodologie die intussen zijn toepassingen heeft gevonden in onderzoek en onderwijs. Zoals een project waarbij gekeken wordt hoe multimedia kan helpen bij het invullen van belastingformulieren via internet.

www.witlab.nl . .

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.