Campus

Master hier, master daar

Hoe scoren Delftse masteropleidingen ten opzichte van die in andere steden? De Keuzegids Masters 2010 vergeleek ze per vakgebied op basis van oordelen van deskundigen en studenten.

Het Hoger Onderwijs Persbureau vergeleek 474 van de 1300 masteropleidingen in Nederland. Dat gebeurde aan de hand van gegevens uit de Nationale Studentenenquête en uit visitatierapporten voor accreditatie van opleidingen.

De TU Delft belandt volgens de Keuzegids met 58 van de 100 punten in de zwakkere groep, net zoals de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wageningen en Nyenrode scoren het best met 69 punten.
Dat Eindhoven er van de technische universiteiten net wat beter uitspringt, zag de Keuzegids eerder ook al bij de bachelors. Eindhoven scoort na beoordeling van 13 masters 63 van de 100 punten. Delft haalt 58 punten na beoordeling van 21 masters. Het verschil zou vooral liggen aan enkele opleidingen, waaronder natuurkunde, human technology en innovation sciences.
De beoordeelde Delftse masters scoren wisselend, ondanks het feit dat de TU volgens directeur onderwijs & studentenzaken Anka Mulder al jaren investeert in curricula, training voor docenten, faciliteiten en logistieke processen.
Technische wiskunde en management of technology bijvoorbeeld, eindigen in hun vakgebied bovenaan. Computer engineering en chemical engineering eindigen juist onderaan.

Een aantal zaken herkent Mulder niet. “Zo scoort werktuigbouwkunde laag in de Keuzegids, maar prima in Elsevier.” Verder zegt Mulder dat het bij sommige opleidingen gaat om enquêtes die in 2006 zijn gehouden en dat bij een aantal opleidingen zeer kleine groepen studenten zijn ondervraagd. “Bij life science & technology waren het er negen.”

Uit de gids blijkt dat Delftse studenten vaker klagen over studeerbaarheid. Ze doen volgens Mulder van alle Nederlandse studenten het langst over hun studie. “Onze studenten kunnen daar last van krijgen als ze de arbeidsmarkt op gaan. Soms ligt het probleem bij studenten zelf, soms bij de opleiding.”
Om de studeerbaarheid te verbeteren denkt Mulder aan een logischer opbouw van een curriculum. Verder wil zij de studielast werkelijk laten overeenkomen met 180 en 120 studiepunten en wil zij voorkomen dat docenten en studenten de zes maanden voor afstuderen uitrekken naar anderhalf jaar. Tot slot wijst Mulder er op dat uit de WO Monitor 2009 blijkt dat van de 471 ondervraagde afgestudeerde TU-ers 86 procent aangeeft dezelfde opleiding te kiezen. 

,Industrieel ontwerpen

Het Delftse design for interaction en het Eindhovense industrial design gaan aan kop (69 van de 100 punten) met hoge cijfers voor inhoud, keuzeruimte en samenhang van vakken. Delftse studenten vinden hun opleiding minder zwaar dan Eindhovense en beoordelen hun werkvormen als goed. Het Delftse strategic product design (65 punten) en het Twentse industrial design engineering (59 punten) vormen de middenmoot. Het Delftse integrated product design scoort met 53 punten een stuk lager. De opleiding haalt uitsluitend voldoendes, maar studenten zijn op bijna alle aspecten minder tevreden dan elders. De Keuzegids raadt Eindhoven aan, maar noemt Twente en Delft ‘geen slechte keuze’.

Decaan Cees de Bont:
“Complimenten voor Eindhoven, dat een opleiding met smoel heeft neergezet. Ik gun Eindhoven veel studenten: het afgelopen jaar hadden wij 370 eerstejaars studenten en dat is meer dan ons lief is. De scores in visitatierapporten lagen dicht bij elkaar en in de keuzegids worden ze tekstueel wat uit elkaar getrokken. Dat doet de werkelijkheid geweld aan. Onze studenten zijn kritischer. Bij de meer regionale opleidingen nemen studenten voor lief dat bepaalde faciliteiten ontbreken, waar wij die wel hebben. Integrated product design was bij het invoeren van bachelor-mastersysteem een continuering van het oude programma. De andere twee masters waren nieuw en scoren heel hoog. We gaan ze nu alle drie herzien.” 

,Bouwkunde

‘Voel je je thuis in een creatieve chaos, dan is de architectuurmaster in Delft misschien de perfecte plek voor je. Maar als je wat meer structuur en discipline wilt, kun je zeker de stap naar Eindhoven overwegen – of naar civiele technologie in Twente. Met een half jaar schakelen kom je daar binnen.’
Van studenten is er alleen een oordeel over architecture, urbanism & building sciences in Delft en architecture, building and planning in Eindhoven. Beide opleidingen scoren duidelijk lager dan het landelijk gemiddelde van alle masters. Het feit dat toparchitecten lesgeven, blijkt geen garantie voor een samenhangend programma dat studenten goed voorbereidt op de praktijk. Ook over hun begeleiding en de contacten met de opleiding zijn studenten kritisch. Naar verhouding scoort Eindhoven met 52 punten wat beter dan Delft (45). Zowel de docenten als de faciliteiten worden hoger gewaardeerd.

Decaan Wytze Patijn:
Patijn vindt de term ‘creatieve chaos’ positief. “Wij stellen eisen aan zelfwerkzaamheid en creativiteit. Bij ons moet je meer zelf doen. Je wordt niet aan de hand genomen. Improviseren en zelfstandigheid horen bij de opleiding.”
Patijn wijst er op dat de oordelen over de minder goede samenhang uit 2007 komen. “Ik herken het, maar na die tijd is juist hard gewerkt aan samenhang. En nu nog steeds. Wij zijn echt bezig om de studeerbaarheid en helderheid van het programma te vergroten door minder keuzevakken en een duidelijker pakket te bieden.”

,Wiskunde, Elektrotechniek, Informatica, Mens-machine interactie

Wiskunde
Beoordeelde opleidingen doen het goed tot zeer goed. Van de vijf beoordeelde masters scoorde het Delftse applied mathematics met het Leidse mathematics als beste: 75 punten. In Delft zijn studenten vooral zeer tevreden over aansluiting, communicatie en de faciliteiten. Bij alle opleidingen zijn studenten tevreden over de inhoud en organisatie van de opleiding en de kwaliteit van de docenten.

Elektrotechniek
Masters op het gebied van elektrotechniek lopen niet ver uiteen in de kwaliteitsoordelen. De meesten scoren een goede voldoende. Deskundigen zien geen reden tot zorg, maar geven ook geen complimenten. Bij alle drie TU’s zijn studenten tevreden over de keuzeruimte, maar vinden ze de opleidingen nogal pittig.
Bij de master embedded systems loven Delftse studenten de werkvormen. Twentse studenten prijzen de gebouwen en voorzieningen. In Delft, maar vooral in Eindhoven, vinden studenten de master electrical engineering minder goed te doen. In Eindhoven is de aansluiting op de bachelor niet optimaal. De Twentse opleiding scoort met 71 punten iets hoger dan die in Delft (63) of Eindhoven (64), maar doorslaggevend is dat verschil nauwelijks, aldus de Keuzegids. De Delftse opleiding krijgt op veel aspecten ‘een meer middelmatige waardering’.

Informatica
Delftse studenten zijn net iets meer tevreden dan Eindhovense en Twentse studenten over de master computer science, wat betreft de inhoud, de keuzeruimte en de samenhang van de vakken. De Vrije Universiteit scoort ietsje beter dan Delft, maar Delft, Twente en de Open Universiteit ‘oogsten applaus voor hun ruime keuzemogelijkheden’. Bij de Delftse master computer engineering vallen aansluiting, samenhang en studeerbaarheid volgens studenten wat tegen. De algemene computer science masters zijn volgens de Keuzegids niet slecht, maar horen ook niet bij de hoogst scorende universitaire masters.

Mens-machine interactie
Bij de master mens-machine interactie blijft Delft met media & knowledge engineering (mke, 57 punten) achter, vooral door een matige aansluiting en een wat minder haalbaar programma. Eindhoven oogst lof van studenten en deskundigen voor het projectmatige onderwijs en de docenten (totaalscore: 79 punten). Ook brain and cognitive sciences van de Universiteit van Amsterdam scoort hoog (77 punten) en Twente lijkt met 68 punten voor human media interaction een prima master te hebben. De Keuzegids stelt dat het gerechtvaardigd lijkt twijfels te hebben bij de Delftse opleiding, zeker omdat Twente en in mindere mate Eindhoven inhoudelijk gedeeltelijk vergelijkbare masters bieden.

Herman Russchenberg, onderwijsdirecteur EWI:
“Wiskunde is intensief bezig met didactiek, omdat het een belangrijk basisvak is voor techniekonderwijs. Dat vertaalt zich in goede beoordelingen. Bij elektrotechniek en computer engineering hebben we veel zij-instromers: buitenlandse studenten en hbo’ers. Voor hbo’ers kijken we naar schakelprogramma’s. Bij buitenlandse instroom moeten we misschien beter naar selectie kijken. De aansluiting bij eigen bachelorstudenten gaat erg goed. Misschien moeten we het verschil in oordeel van deze drie groepen eens onderzoeken. Voor mke vraag ik me af wat het oordeel waard is met een instroom in 2008 van twee studenten voor Eindhoven, drie voor Twente en zeven voor Delft. We kijken naar samenvoeging van masters: mke met computer science en van computer engineering met embedded systems.” 

,Constructiewetenschappen

Het Delftse systems and control is met 89 punten kampioen: deskundigen geven complimenten en studenten een daverend applaus. Van Eindhoven en Twente ontbreken gegevens. Op forse afstand maar nog steeds met goede scores volgen aerospace engineering in Delft en medical engineering in Eindhoven (beiden 77 punten).
Bij alle TU’s scoort mechanical engineering ruim voldoende. Delft krijgt weinig kritiek, maar ook weinig complimenten. Het Delftse marine technology is met een krappe voldoende ‘een zwakke broeder’. Zij krijgt lagere beoordelingen op samenhang, werkvormen, docenten en communicatie.

Onderwijsdirecteur Peter Wieringa (3mE):
“Deze opmerkingen slaan op bachelorvakken. Zo’n dertig procent van de bachelorvakken bij werktuigbouwkunde en maritieme techniek wordt gezamenlijk doorlopen. De opleidingsstructuur en de onderwijsvoorzieningen zijn hetzelfde. Toch verschillen studentenoordelen vaak flink en verschillen resultaten in het nadeel van maritieme techniek. Als voornaamste oorzaak wordt het curriculum genoemd dat heeft geleden onder de invoering van de minors. Daarnaast leveren moeilijk vervulbare vacatures een grote onderwijsdruk met voorspelbare consequenties. Bij verbeteringen werd en wordt systems and control als best practice ingezet vanwege de degelijke opleidingsstructuur, commitment van de docenten en management, en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek in veel toepassingsgebieden.”

,Bèta en beleid

Onder studenten is de Delftse master management of technology de topper met een hele rits complimenten vooral voor samenhang en haalbaarheid. Deskundigen zijn neutraal en geven innovation sciences in Eindhoven het meeste applaus. De Utrechtse opleidingen natuurwetenschappen & bedrijf en science and innovation management vormen de middenmoot. De twee Delftse masters engineering and policy analysis en systems engineering, policy analysis & management krijgen vooral de kritiek dat ze moeilijker te doen zijn. Ook het contact tussen de studenten en de TU kan beter. ‘De opleidingen zijn inhoudelijk nogal divers van aard, zodat kiezen op grond van inhoud voor de hand ligt. Delft en Eindhoven bieden ieder in elk geval een programma aan dat zonder meer is aan te bevelen.’

Onderwijsdirecteur Els van Daalen (Techniek, Bestuur en Management):
 “Op zich vinden we het geen probleem als onze opleidingen zwaar zijn. Wel willen we dat meer studenten hun opleiding afronden binnen de gestelde tijd. Vertraging is voor een belangrijk deel te wijten aan de afstudeerfase. Vroeger was het niet zo belangrijk hoe lang je daar over deed. Die cultuur is nog niet over. We onderzoeken de voortgang van studenten en benadrukken bij studenten en docenten dat projecten haalbaar moeten zijn in de daarvoor gestelde tijd. Door de veelheid aan informatie is het vaak moeilijk voor studenten om de juiste informatie te vinden. Daarvoor ontwikkelen we nu een graduation site in navolging op de study abroad site.”

,Biologie en life sciences, Natuurkunde, Scheikunde en chemische technologie

Biologie en life sciences
Volgens de Keuzegids is het onderwijs in de groep van life sciences en bio-informatics prima tot meer dan prima. Toch krijgt het Leids/Delftse life science and technology ‘maar’ 65 punten. Vooral de studeerbaarheid scoort minder. De aansluiting, de samenhang in de vakken en de communicatie beoordelen studenten hier als goed. Het Wageningse programma molecular life sciences spant echter de kroon met 85 punten: op alle onderdelen krijgt het lof toegezwaaid, of het nu gaat om de docenten, de gebouwen of de samenhang tussen de vakken. Voorbereiden op een loopbaan doen alle masters zeer goed.

Natuurkunde
Studenten in Eindhoven oordelen positiever over toegepaste natuurkunde dan studenten in Delft, die het programma aan de zware kant vinden. Eindhovense studenten waarderen hun docenten, de communicatie, de samenhang van de vakken en de voorbereiding op hun loopbaan als zeer goed. Delftse studenten waarderen die als gemiddeld. In Enschede kan de communicatie en organisatie beter. Deskundigen vinden beide masters op alle punten (ambitie, niveau programma, niveau en kwaliteit personeel en niveau afgestudeerden) even goed. Totaalscore: Eindhoven 85 punten, Enschede 71 en Delft 67. Toegepaste natuurkunde doet het volgens de Keuzegids prima in Eindhoven, ‘maar daarvoor kun je ook goed terecht in Enschede en Delft.’

Scheikunde en chemische technologie
Delft scoort met chemische technologie minder goed dan Twente (55 respectievelijk 64 punten). Dat verschil zit hem in de studentenoordelen want deskundigen zijn neutraal. Studenten vinden Delft aanmerkelijk moeilijker en geven hun docenten en de samenhang van de vakken een lager cijfer dan in Twente. Toch wijst de Keuzegids bij de engineering-programma’s ‘geen absolute aanrader aan, hoewel Twente relatief hoog scoort’. Van de beoordeelde programma’s vinden studenten de Utrechtse master chemische wetenschappen de beste (totaalscore: 75).

Onderwijsdirecteur Rob Mudde (Technische Natuurwetenschappen):
 “Bij al deze opleidingen oordelen Delftse studenten kritischer. Dat is al decennia zo. Kritisch zijn mag en is volwassen gedrag. Leef er mee en zorg dat het beter wordt. We hebben geen masters om ons voor te schamen. Deskundigen vinden de masters voor natuur- en scheikunde redelijk vergelijkbaar. Voor onze opleidingen heb je wat meer specifieke talenten nodig. Het is jammer dat wij onderaan staan. Dat is een opdracht aan onszelf. Het curriculum voor chemische technologie is nog niet zo lang geleden strenger gemaakt om aan te sluiten bij de internationale standaard. Als studenten zeggen het gemakkelijk te vinden, lijkt me dat niet goed.”

,Civiele techniek

Bij civiele techniek scoren Delft (civil engineering) en Eindhoven (civil engineering and management) goed. Zij krijgen een score van 68 respectievelijk 60 punten. Het verschil zit hem in het hogere gehalte ‘zware’ constructietechniek van Delft. Zeker als je een topspecialist wilt worden in de ‘zware’ bouwtechniek zoals bruggen, spoorlijnen of grote betonconstructies, is Delft volgens de Keuzegids the place to be. In Twente ligt de nadruk meer op moderne bouwtechnieken en planning. Deskundigen waren onder de indruk van het niveau van deze opleidingen. Ook de studenten geven een gunstig oordeel. Dat geldt nog iets sterker voor Delft dan voor Enschede. De opleiding is zwaar maar inhoudelijk zeer interessant. En de faciliteiten zijn er beter dan in Twente.

Decaan Louis de Quelerij:
“Ik zie in deze positieve beoordeling een bevestiging van de kwaliteit van onze onderwijscurricula. Juist de combinatie van een pittige bètakern met concrete toepassingen, maakt de masteropleiding niet alleen zeer uitdagend, maar biedt afstudeerders ook uitstekende arbeidsmarktperspectieven in binnen- en buitenland. Voor studenten die zich vooral willen richten op het management van civiele projecten vormt de 3TU-opleiding construction management and engineering een nieuw alternatief die ook door de faculteit wordt verzorgd.”

Delft krijgt vanaf de tweede helft van 2009 ‘kennisambassadeurs’ die de stad in het buitenland moeten gaan vertegenwoordigen. B&W van de gemeente Delft heeft dit aangegeven naar aanleiding van vragen van studentenpartij Stip. De kennisambassadeurs moeten een bijdrage leveren aan promotie in het buitenland van zowel de stad zelf als de universiteit en overige kennisinstituten. Ondernemers, onderzoekers en studenten gaan de rol van kennisambassadeur vervullen. Specifieke criteria worden op dit moment nog opgesteld.

Het Hoger Onderwijs Persbureau vergeleek 474 van de 1300 masteropleidingen in Nederland. Dat gebeurde aan de hand van gegevens uit de Nationale Studentenenquête en uit visitatierapporten voor accreditatie van opleidingen.

De TU Delft belandt volgens de Keuzegids met 58 van de 100 punten in de zwakkere groep, net zoals de Universiteit Utrecht en de Vrije Universiteit in Amsterdam. Wageningen en Nyenrode scoren het best met 69 punten.
Dat Eindhoven er van de technische universiteiten net wat beter uitspringt, zag de Keuzegids eerder ook al bij de bachelors. Eindhoven scoort na beoordeling van 13 masters 63 van de 100 punten. Delft haalt 58 punten na beoordeling van 21 masters. Het verschil zou vooral liggen aan enkele opleidingen, waaronder natuurkunde, human technology en innovation sciences.
De beoordeelde Delftse masters scoren wisselend, ondanks het feit dat de TU volgens directeur onderwijs & studentenzaken Anka Mulder al jaren investeert in curricula, training voor docenten, faciliteiten en logistieke processen.
Technische wiskunde en management of technology bijvoorbeeld, eindigen in hun vakgebied bovenaan. Computer engineering en chemical engineering eindigen juist onderaan.

Een aantal zaken herkent Mulder niet. “Zo scoort werktuigbouwkunde laag in de Keuzegids, maar prima in Elsevier.” Verder zegt Mulder dat het bij sommige opleidingen gaat om enquêtes die in 2006 zijn gehouden en dat bij een aantal opleidingen zeer kleine groepen studenten zijn ondervraagd. “Bij life science & technology waren het er negen.”

Uit de gids blijkt dat Delftse studenten vaker klagen over studeerbaarheid. Ze doen volgens Mulder van alle Nederlandse studenten het langst over hun studie. “Onze studenten kunnen daar last van krijgen als ze de arbeidsmarkt op gaan. Soms ligt het probleem bij studenten zelf, soms bij de opleiding.”
Om de studeerbaarheid te verbeteren denkt Mulder aan een logischer opbouw van een curriculum. Verder wil zij de studielast werkelijk laten overeenkomen met 180 en 120 studiepunten en wil zij voorkomen dat docenten en studenten de zes maanden voor afstuderen uitrekken naar anderhalf jaar. Tot slot wijst Mulder er op dat uit de WO Monitor 2009 blijkt dat van de 471 ondervraagde afgestudeerde TU-ers 86 procent aangeeft dezelfde opleiding te kiezen. 

Industrieel ontwerpen

Het Delftse design for interaction en het Eindhovense industrial design gaan aan kop (69 van de 100 punten) met hoge cijfers voor inhoud, keuzeruimte en samenhang van vakken. Delftse studenten vinden hun opleiding minder zwaar dan Eindhovense en beoordelen hun werkvormen als goed. Het Delftse strategic product design (65 punten) en het Twentse industrial design engineering (59 punten) vormen de middenmoot. Het Delftse integrated product design scoort met 53 punten een stuk lager. De opleiding haalt uitsluitend voldoendes, maar studenten zijn op bijna alle aspecten minder tevreden dan elders. De Keuzegids raadt Eindhoven aan, maar noemt Twente en Delft ‘geen slechte keuze’.

Decaan Cees de Bont:
“Complimenten voor Eindhoven, dat een opleiding met smoel heeft neergezet. Ik gun Eindhoven veel studenten: het afgelopen jaar hadden wij 370 eerstejaars studenten en dat is meer dan ons lief is. De scores in visitatierapporten lagen dicht bij elkaar en in de keuzegids worden ze tekstueel wat uit elkaar getrokken. Dat doet de werkelijkheid geweld aan. Onze studenten zijn kritischer. Bij de meer regionale opleidingen nemen studenten voor lief dat bepaalde faciliteiten ontbreken, waar wij die wel hebben. Integrated product design was bij het invoeren van bachelor-mastersysteem een continuering van het oude programma. De andere twee masters waren nieuw en scoren heel hoog. We gaan ze nu alle drie herzien.” 

Bouwkunde

‘Voel je je thuis in een creatieve chaos, dan is de architectuurmaster in Delft misschien de perfecte plek voor je. Maar als je wat meer structuur en discipline wilt, kun je zeker de stap naar Eindhoven overwegen – of naar civiele technologie in Twente. Met een half jaar schakelen kom je daar binnen.’
Van studenten is er alleen een oordeel over architecture, urbanism & building sciences in Delft en architecture, building and planning in Eindhoven. Beide opleidingen scoren duidelijk lager dan het landelijk gemiddelde van alle masters. Het feit dat toparchitecten lesgeven, blijkt geen garantie voor een samenhangend programma dat studenten goed voorbereidt op de praktijk. Ook over hun begeleiding en de contacten met de opleiding zijn studenten kritisch. Naar verhouding scoort Eindhoven met 52 punten wat beter dan Delft (45). Zowel de docenten als de faciliteiten worden hoger gewaardeerd.

Decaan Wytze Patijn:
Patijn vindt de term ‘creatieve chaos’ positief. “Wij stellen eisen aan zelfwerkzaamheid en creativiteit. Bij ons moet je meer zelf doen. Je wordt niet aan de hand genomen. Improviseren en zelfstandigheid horen bij de opleiding.”
Patijn wijst er op dat de oordelen over de minder goede samenhang uit 2007 komen. “Ik herken het, maar na die tijd is juist hard gewerkt aan samenhang. En nu nog steeds. Wij zijn echt bezig om de studeerbaarheid en helderheid van het programma te vergroten door minder keuzevakken en een duidelijker pakket te bieden.”

Wiskunde, Elektrotechniek, Informatica, Mens-machine interactie

Wiskunde
Beoordeelde opleidingen doen het goed tot zeer goed. Van de vijf beoordeelde masters scoorde het Delftse applied mathematics met het Leidse mathematics als beste: 75 punten. In Delft zijn studenten vooral zeer tevreden over aansluiting, communicatie en de faciliteiten. Bij alle opleidingen zijn studenten tevreden over de inhoud en organisatie van de opleiding en de kwaliteit van de docenten.

Elektrotechniek
Masters op het gebied van elektrotechniek lopen niet ver uiteen in de kwaliteitsoordelen. De meesten scoren een goede voldoende. Deskundigen zien geen reden tot zorg, maar geven ook geen complimenten. Bij alle drie TU’s zijn studenten tevreden over de keuzeruimte, maar vinden ze de opleidingen nogal pittig.
Bij de master embedded systems loven Delftse studenten de werkvormen. Twentse studenten prijzen de gebouwen en voorzieningen. In Delft, maar vooral in Eindhoven, vinden studenten de master electrical engineering minder goed te doen. In Eindhoven is de aansluiting op de bachelor niet optimaal. De Twentse opleiding scoort met 71 punten iets hoger dan die in Delft (63) of Eindhoven (64), maar doorslaggevend is dat verschil nauwelijks, aldus de Keuzegids. De Delftse opleiding krijgt op veel aspecten ‘een meer middelmatige waardering’.

Informatica
Delftse studenten zijn net iets meer tevreden dan Eindhovense en Twentse studenten over de master computer science, wat betreft de inhoud, de keuzeruimte en de samenhang van de vakken. De Vrije Universiteit scoort ietsje beter dan Delft, maar Delft, Twente en de Open Universiteit ‘oogsten applaus voor hun ruime keuzemogelijkheden’. Bij de Delftse master computer engineering vallen aansluiting, samenhang en studeerbaarheid volgens studenten wat tegen. De algemene computer science masters zijn volgens de Keuzegids niet slecht, maar horen ook niet bij de hoogst scorende universitaire masters.

Mens-machine interactie
Bij de master mens-machine interactie blijft Delft met media & knowledge engineering (mke, 57 punten) achter, vooral door een matige aansluiting en een wat minder haalbaar programma. Eindhoven oogst lof van studenten en deskundigen voor het projectmatige onderwijs en de docenten (totaalscore: 79 punten). Ook brain and cognitive sciences van de Universiteit van Amsterdam scoort hoog (77 punten) en Twente lijkt met 68 punten voor human media interaction een prima master te hebben. De Keuzegids stelt dat het gerechtvaardigd lijkt twijfels te hebben bij de Delftse opleiding, zeker omdat Twente en in mindere mate Eindhoven inhoudelijk gedeeltelijk vergelijkbare masters bieden.

Herman Russchenberg, onderwijsdirecteur EWI:
“Wiskunde is intensief bezig met didactiek, omdat het een belangrijk basisvak is voor techniekonderwijs. Dat vertaalt zich in goede beoordelingen. Bij elektrotechniek en computer engineering hebben we veel zij-instromers: buitenlandse studenten en hbo’ers. Voor hbo’ers kijken we naar schakelprogramma’s. Bij buitenlandse instroom moeten we misschien beter naar selectie kijken. De aansluiting bij eigen bachelorstudenten gaat erg goed. Misschien moeten we het verschil in oordeel van deze drie groepen eens onderzoeken. Voor mke vraag ik me af wat het oordeel waard is met een instroom in 2008 van twee studenten voor Eindhoven, drie voor Twente en zeven voor Delft. We kijken naar samenvoeging van masters: mke met computer science en van computer engineering met embedded systems.” 

Constructiewetenschappen

Het Delftse systems and control is met 89 punten kampioen: deskundigen geven complimenten en studenten een daverend applaus. Van Eindhoven en Twente ontbreken gegevens. Op forse afstand maar nog steeds met goede scores volgen aerospace engineering in Delft en medical engineering in Eindhoven (beiden 77 punten).
Bij alle TU’s scoort mechanical engineering ruim voldoende. Delft krijgt weinig kritiek, maar ook weinig complimenten. Het Delftse marine technology is met een krappe voldoende ‘een zwakke broeder’. Zij krijgt lagere beoordelingen op samenhang, werkvormen, docenten en communicatie.

Onderwijsdirecteur Peter Wieringa (3mE):
“Deze opmerkingen slaan op bachelorvakken. Zo’n dertig procent van de bachelorvakken bij werktuigbouwkunde en maritieme techniek wordt gezamenlijk doorlopen. De opleidingsstructuur en de onderwijsvoorzieningen zijn hetzelfde. Toch verschillen studentenoordelen vaak flink en verschillen resultaten in het nadeel van maritieme techniek. Als voornaamste oorzaak wordt het curriculum genoemd dat heeft geleden onder de invoering van de minors. Daarnaast leveren moeilijk vervulbare vacatures een grote onderwijsdruk met voorspelbare consequenties. Bij verbeteringen werd en wordt systems and control als best practice ingezet vanwege de degelijke opleidingsstructuur, commitment van de docenten en management, en de verwevenheid van onderwijs en onderzoek in veel toepassingsgebieden.”

Bèta en beleid

Onder studenten is de Delftse master management of technology de topper met een hele rits complimenten vooral voor samenhang en haalbaarheid. Deskundigen zijn neutraal en geven innovation sciences in Eindhoven het meeste applaus. De Utrechtse opleidingen natuurwetenschappen & bedrijf en science and innovation management vormen de middenmoot. De twee Delftse masters engineering and policy analysis en systems engineering, policy analysis & management krijgen vooral de kritiek dat ze moeilijker te doen zijn. Ook het contact tussen de studenten en de TU kan beter. ‘De opleidingen zijn inhoudelijk nogal divers van aard, zodat kiezen op grond van inhoud voor de hand ligt. Delft en Eindhoven bieden ieder in elk geval een programma aan dat zonder meer is aan te bevelen.’

Onderwijsdirecteur Els van Daalen (Techniek, Bestuur en Management):
 “Op zich vinden we het geen probleem als onze opleidingen zwaar zijn. Wel willen we dat meer studenten hun opleiding afronden binnen de gestelde tijd. Vertraging is voor een belangrijk deel te wijten aan de afstudeerfase. Vroeger was het niet zo belangrijk hoe lang je daar over deed. Die cultuur is nog niet over. We onderzoeken de voortgang van studenten en benadrukken bij studenten en docenten dat projecten haalbaar moeten zijn in de daarvoor gestelde tijd. Door de veelheid aan informatie is het vaak moeilijk voor studenten om de juiste informatie te vinden. Daarvoor ontwikkelen we nu een graduation site in navolging op de study abroad site.”

Biologie en life sciences, Natuurkunde, Scheikunde en chemische technologie

Biologie en life sciences
Volgens de Keuzegids is het onderwijs in de groep van life sciences en bio-informatics prima tot meer dan prima. Toch krijgt het Leids/Delftse life science and technology ‘maar’ 65 punten. Vooral de studeerbaarheid scoort minder. De aansluiting, de samenhang in de vakken en de communicatie beoordelen studenten hier als goed. Het Wageningse programma molecular life sciences spant echter de kroon met 85 punten: op alle onderdelen krijgt het lof toegezwaaid, of het nu gaat om de docenten, de gebouwen of de samenhang tussen de vakken. Voorbereiden op een loopbaan doen alle masters zeer goed.

Natuurkunde
Studenten in Eindhoven oordelen positiever over toegepaste natuurkunde dan studenten in Delft, die het programma aan de zware kant vinden. Eindhovense studenten waarderen hun docenten, de communicatie, de samenhang van de vakken en de voorbereiding op hun loopbaan als zeer goed. Delftse studenten waarderen die als gemiddeld. In Enschede kan de communicatie en organisatie beter. Deskundigen vinden beide masters op alle punten (ambitie, niveau programma, niveau en kwaliteit personeel en niveau afgestudeerden) even goed. Totaalscore: Eindhoven 85 punten, Enschede 71 en Delft 67. Toegepaste natuurkunde doet het volgens de Keuzegids prima in Eindhoven, ‘maar daarvoor kun je ook goed terecht in Enschede en Delft.’

Scheikunde en chemische technologie
Delft scoort met chemische technologie minder goed dan Twente (55 respectievelijk 64 punten). Dat verschil zit hem in de studentenoordelen want deskundigen zijn neutraal. Studenten vinden Delft aanmerkelijk moeilijker en geven hun docenten en de samenhang van de vakken een lager cijfer dan in Twente. Toch wijst de Keuzegids bij de engineering-programma’s ‘geen absolute aanrader aan, hoewel Twente relatief hoog scoort’. Van de beoordeelde programma’s vinden studenten de Utrechtse master chemische wetenschappen de beste (totaalscore: 75).

Onderwijsdirecteur Rob Mudde (Technische Natuurwetenschappen):
 “Bij al deze opleidingen oordelen Delftse studenten kritischer. Dat is al decennia zo. Kritisch zijn mag en is volwassen gedrag. Leef er mee en zorg dat het beter wordt. We hebben geen masters om ons voor te schamen. Deskundigen vinden de masters voor natuur- en scheikunde redelijk vergelijkbaar. Voor onze opleidingen heb je wat meer specifieke talenten nodig. Het is jammer dat wij onderaan staan. Dat is een opdracht aan onszelf. Het curriculum voor chemische technologie is nog niet zo lang geleden strenger gemaakt om aan te sluiten bij de internationale standaard. Als studenten zeggen het gemakkelijk te vinden, lijkt me dat niet goed.”

Civiele techniek

Bij civiele techniek scoren Delft (civil engineering) en Eindhoven (civil engineering and management) goed. Zij krijgen een score van 68 respectievelijk 60 punten. Het verschil zit hem in het hogere gehalte ‘zware’ constructietechniek van Delft. Zeker als je een topspecialist wilt worden in de ‘zware’ bouwtechniek zoals bruggen, spoorlijnen of grote betonconstructies, is Delft volgens de Keuzegids the place to be. In Twente ligt de nadruk meer op moderne bouwtechnieken en planning. Deskundigen waren onder de indruk van het niveau van deze opleidingen. Ook de studenten geven een gunstig oordeel. Dat geldt nog iets sterker voor Delft dan voor Enschede. De opleiding is zwaar maar inhoudelijk zeer interessant. En de faciliteiten zijn er beter dan in Twente.

Decaan Louis de Quelerij:
“Ik zie in deze positieve beoordeling een bevestiging van de kwaliteit van onze onderwijscurricula. Juist de combinatie van een pittige bètakern met concrete toepassingen, maakt de masteropleiding niet alleen zeer uitdagend, maar biedt afstudeerders ook uitstekende arbeidsmarktperspectieven in binnen- en buitenland. Voor studenten die zich vooral willen richten op het management van civiele projecten vormt de 3TU-opleiding construction management and engineering een nieuw alternatief die ook door de faculteit wordt verzorgd.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.