Opinie

Loyaliteit

De onlangs overleden verzetsheld Erik Hazelhoff Roelfzema was een typische Nederlander. Hij verliet zijn vaderland vrij snel na de Tweede Wereldoorlog om zich te vestigen op het tropische (conferentie-)eiland Hawaii.

Zijn motivatie was dat hij het in Nederland te nat en te koud vond. En daarom protesteer ik altijd als mensen zeggen dat nationalisme een ramp is voor de mensheid. Het mag best waar zijn dat nationalisme voor veel ellende heeft gezorgd, maar van het Nederlandse nationalisme hoeft geen enkele burger, waar ook ter wereld, iets te vrezen. Ik bedoel, in welk land vind je een volksaard waar de voorkeur voor eigen land in zo’n slecht daglicht staat? Niet voor niets is het gezegde ‘Wat je van ver haalt is lekker’, typisch Nederlands. Sommige Nederlanders houden zo veel van hun eigen land dat ze het liefst naar elders verkassen om het met rust te laten. Kijk maar naar al die babyboomers die naar Spanje emigreren. Lui tot op het bot, profiterend van de welvaart die door hun ouders na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd en van de VUT, die door mij en mijn tijdgenoten bij elkaar wordt gesprokkeld.

Maar dat het ook anders kan blijkt uit de woorden van onze eigen Leo Kouwenhoven, kersverse winnaar van de Spinozaprijs en dus een na-oorlogse redder van het vaderland. Hoewel hij het aanbod kreeg om hoogleraar te worden op het prestigieuze Harvard koos hij toch voor onze eigen TU Delft. Zijn motivatie: “Daar liggen mijn roots. Een beetje binding met je instituut is toch wel motiverend”, zo verklaarde hij in Delft Integraal (2007: 3). Kouwenhoven toont hiermee aan niet alleen een goed stel hersens te bezitten maar tevens te beschikken over loyaliteit, een tegenwoordig helaas zeldzame karaktereigenschap.

Hoewel ik als toekomstonderzoeker een natuurlijke afkeer heb van geschiedenis, is het wel van belang dat medewerkers van een organisatie daar een verleden opbouwen. Veel van mijn collega’s bij mijn vorige werkgever KPN hadden last van het ‘meeuw-syndroom’: ze kwamen aanfladderen, krijsten veel, scheten de boel onder en vlogen weer verder. Oftewel: men maakte geen project af en op ‘afreken-dag’ waren ze al verkast naar een andere organisatie om daar hetzelfde kunstje uit te halen. Inderdaad, de geschiedenis herhaalt zich. Mijn TBM-collega’s Kleinknecht, Storm en Naastepad hebben aangetoond dat werknemers met een tijdelijk arbeidscontract de organisatie veelal zien als een veredelde pinautomaat: je werk afraffelen en dan snel cashen.

Met dit in mijn achterhoofd kijk ik naar promovendi aan Nederlandse universiteiten. Deze komen steeds vaker uit het buitenland en ik vrees dat ze na hun ‘hora est’ weer terugkeren naar hun oude nest. Ook vermoed ik dat autochtone promovendi vaker kiezen voor een lucratieve baan in het bedrijfsleven of een rustig leventje bij de overheid. ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’, was ooit een slogan om meer meisjes exacte vakken te laten volgen. Ik hoop dat universiteiten meer moeite gaan doen om promovendi voor langere tijd aan zich te binden om zo de eigen toekomst veilig te stellen. Wetenschap is geen sprint maar een marathon. Misschien dat hogere salarissen helpen. Daarmee kun je toch ook goede bestuurders binnenhalen? En nu maar hopen dat die niet snel ergens anders voor een dubbeltje op de eerste rang gaan zitten.

Patrick van der Duin is toekomstonderzoeker bij de sectie technology, strategy en entrepeneurship van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

De onlangs overleden verzetsheld Erik Hazelhoff Roelfzema was een typische Nederlander. Hij verliet zijn vaderland vrij snel na de Tweede Wereldoorlog om zich te vestigen op het tropische (conferentie-)eiland Hawaii. Zijn motivatie was dat hij het in Nederland te nat en te koud vond. En daarom protesteer ik altijd als mensen zeggen dat nationalisme een ramp is voor de mensheid. Het mag best waar zijn dat nationalisme voor veel ellende heeft gezorgd, maar van het Nederlandse nationalisme hoeft geen enkele burger, waar ook ter wereld, iets te vrezen. Ik bedoel, in welk land vind je een volksaard waar de voorkeur voor eigen land in zo’n slecht daglicht staat? Niet voor niets is het gezegde ‘Wat je van ver haalt is lekker’, typisch Nederlands. Sommige Nederlanders houden zo veel van hun eigen land dat ze het liefst naar elders verkassen om het met rust te laten. Kijk maar naar al die babyboomers die naar Spanje emigreren. Lui tot op het bot, profiterend van de welvaart die door hun ouders na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd en van de VUT, die door mij en mijn tijdgenoten bij elkaar wordt gesprokkeld.

Maar dat het ook anders kan blijkt uit de woorden van onze eigen Leo Kouwenhoven, kersverse winnaar van de Spinozaprijs en dus een na-oorlogse redder van het vaderland. Hoewel hij het aanbod kreeg om hoogleraar te worden op het prestigieuze Harvard koos hij toch voor onze eigen TU Delft. Zijn motivatie: “Daar liggen mijn roots. Een beetje binding met je instituut is toch wel motiverend”, zo verklaarde hij in Delft Integraal (2007: 3). Kouwenhoven toont hiermee aan niet alleen een goed stel hersens te bezitten maar tevens te beschikken over loyaliteit, een tegenwoordig helaas zeldzame karaktereigenschap.

Hoewel ik als toekomstonderzoeker een natuurlijke afkeer heb van geschiedenis, is het wel van belang dat medewerkers van een organisatie daar een verleden opbouwen. Veel van mijn collega’s bij mijn vorige werkgever KPN hadden last van het ‘meeuw-syndroom’: ze kwamen aanfladderen, krijsten veel, scheten de boel onder en vlogen weer verder. Oftewel: men maakte geen project af en op ‘afreken-dag’ waren ze al verkast naar een andere organisatie om daar hetzelfde kunstje uit te halen. Inderdaad, de geschiedenis herhaalt zich. Mijn TBM-collega’s Kleinknecht, Storm en Naastepad hebben aangetoond dat werknemers met een tijdelijk arbeidscontract de organisatie veelal zien als een veredelde pinautomaat: je werk afraffelen en dan snel cashen.

Met dit in mijn achterhoofd kijk ik naar promovendi aan Nederlandse universiteiten. Deze komen steeds vaker uit het buitenland en ik vrees dat ze na hun ‘hora est’ weer terugkeren naar hun oude nest. Ook vermoed ik dat autochtone promovendi vaker kiezen voor een lucratieve baan in het bedrijfsleven of een rustig leventje bij de overheid. ‘Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’, was ooit een slogan om meer meisjes exacte vakken te laten volgen. Ik hoop dat universiteiten meer moeite gaan doen om promovendi voor langere tijd aan zich te binden om zo de eigen toekomst veilig te stellen. Wetenschap is geen sprint maar een marathon. Misschien dat hogere salarissen helpen. Daarmee kun je toch ook goede bestuurders binnenhalen? En nu maar hopen dat die niet snel ergens anders voor een dubbeltje op de eerste rang gaan zitten.

Patrick van der Duin is toekomstonderzoeker bij de sectie technology, strategy en entrepeneurship van de faculteit Techniek, Bestuur en Management.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.