Onderwijs

‘Leeftijdverschil is niet zo belangrijk’

Daniël Petrarca kan niet alleen bogen op een illustere achternaam: hij begint al op zijn zestiende aan de opleiding elektrotechniek. En Gelas Karim is op haar zevenendertigste vastbesloten om aan de faculteit Technische Natuurwetenschappen (TNW) na een korte bachelor haar master te halen.

Twee opmerkelijke eerstejaars.

Daniël, waarom koos je voor de TU Delft?

Petrarca: “Ik heb ook op open dagen van andere universiteiten rondgelopen. Maar uiteindelijk ga ik in Delft studeren . precies zoals iedereen in mijn omgeving al had voorspeld. Ik ben een techneut: de reden dat ik elektrotechniek ga doen is domweg dat ik me dan intensief met elektrotechniek bezig kan houden. Dat gaf de doorslag, niet loopbaanplanning. Als ik deze studie niet zou kunnen doen, zou ik niet zo één-twee-drie een alternatief weten. Het is fantastisch om een ding in elkaar te knutselen dat ook nog eens iets doet.

Het feit dat mijn oorspronkelijk uit Joegoslavië afkomstige grootvader werktuigbouwkunde in Delft heeft gestudeerd, zal ook een rol hebben gespeeld. Als kind keek ik zeer tegen mijn opa op, ik vond hem een toonbeeld van intelligentie. En tenslotte: Delft is een prettige stad om te wonen.”

Hoe belangrijk is voor jullie allebei het leeftijdverschil met de andere studenten?

Petrarca: “Niet zo belangrijk. Ik heb weliswaar twee klassen overgeslagen, maar dat was op de basisschool, niet op het gymnasium. Hoogbegaafd? Zo voel ik me helemaal niet. Ja, vaak zie ik mensen van mijn leeftijd als ‘jonger’ dan ik, maar dan enkel op het intellectuele vlak.”

Karim: “Leeftijdsverschil? Ach, ik ga me bezighouden met wetenschap, niet met modellenwerk! Maar of ik als moeder van twee kinderen tijd zal hebben voor een studentenvereniging, is de vraag. Ik vind leeftijd wel belangrijk in de zin dat ik rustiger geworden ben. Ik zal me beter op mijn studie kunnen concentreren dan in de tijd dat ik twenty-something was.”

Gelas, je gaat aan de faculteit TNW eerst een speciale bachelor van zes maanden doen, daarna een master. Weet je al welke?

Karim: “Dat zal ik het komende halfjaar moeten beslissen. Oorspronkelijk ging mijn belangstelling vooral naar nanoscience uit, nu lijkt een master als applied physics me ook aantrekkelijk.”

Je hebt een lange weg afgelegd voor je als student op de TU Delft terecht kwam.

Karim: “Dat klopt. Ik ben opgegroeid in Kirkuk, in het noordelijke, Koerdische deel van Irak, en als meisje van veertien was ik al gek van wetenschap. Ik vroeg een keer een geleerde bezoeker in het huis van mijn ouders me iets te vertellen over positronen, want daarover had ik ergens iets gelezen. Hij zei stomverbaasd dat zo’n onderwerp veel te ingewikkeld voor me was.

Sterrenkunde was mijn grootste passie. Ik verslond over dat onderwerp alles wat er maar te vinden was. Mijn vader, die leraar was, bracht boeken voor me mee en kocht een kaart waarop de hemellichamen te zien waren. Mijn vader heeft me voortdurend gestimuleerd om verder te leren, nieuwsgierig te blijven. Zelf was hij leraar, maar hij heeft de instelling van een wetenschapper. Steeds dook hij in de boeken om nieuwe onderwerpen te doorgronden. Of ik op hem lijk? Misschien wel, ja.”

Je hebt natuurkunde gestudeerd in Bagdad. Heb je goede herinneringen aan die tijd?

Karim: “Ja. Het was een uitstekende universiteit, met een op de Britse leest geschoeid systeem. Het liefst had ik voor de studierichting zonne-energie gekozen. Maar daar waren de vooruitzichten op een baan uitzonderlijk goed, en dus waren alle plaatsen gereserveerd voor mensen die niet alleen heel goede cijfers haalden, maar ook aanhanger waren van de Baath-partij.

Dankzij mijn goede cijfers kreeg ik wel een studietoelage. Maar in het derde en vierde jaar gingen mijn cijfers iets omlaag, omdat ik werd gegrepen door een andere passie: het tennis. Ik heb nooit de ambitie gehad om professional te worden, maar ik vond het heerlijk om te spelen tegen andere studenten.

Na mijn bachelor ben ik gaan werken als docente natuurkunde in de Koerdische regio. Niet in Kirkurk . dat was door de politiek van Saddam Hoessein tegen de Koerden niet langer mogelijk. In de avond en nacht werkte ik als vrijwilliger in een weeshuis voor Koerdische kinderen die hun ouders hadden verloren in gifgasaanvallen. Ik was daar ook de tolk Engels . het was een door Finnen opgezet weeshuis en er kwamen vaak bezoekers uit Europa. Zeven jaar heb ik mijn baan als lerares met dat vrijwilligerswerk gecombineerd.

In 1996 moest mijn man Irak ontvluchten. Hij werkte voor Artsen zonder Grenzen en iedereen die met westerse organisaties had gewerkt was volgens de regering een spion. Hij heeft hier asiel gekregen, en diende een verzoek in om mij naar Nederland te laten overkomen. Op 3 december 1998 ben ik hier aangekomen. Ik ben snel de Nederlandse taal gaan leren.”

Was het je droom om je studie weer op te pakken?

“Ja. Maar mijn contactpersoon bij de Sociale Dienst oordeelde dat zo’n studie veel te lang duurde en onvoldoende garantie op een baan bood. Ik moest maar computerprogrammeur worden. Dat heb ik gedaan. Je moet begrijpen, ik was nog niet zo lang hier en alles was nieuw voor me. Dan ben je nog erg afhankelijk van je contactpersonen.

In 2000 ben ik een opleiding tot Java-programmeur gaan volgen. Ik werkte hard en haalde hoge cijfers. Tijdens een stage van een jaar bij de gemeente Delft heb ik onder meer de interface voor administratieve programma’s ontworpen: ik mocht een opleiding bij het Delftse ict-bedrijf Xelion volgen om de software onder de knie te krijgen. Maar tot een volwaardige baan heeft het nooit geleid. Niet zo raar, in een tijd waarin zelfs programmeurs met vijftien jaar ervaring werkeloos thuis zaten.

Twee jaar geleden, na de geboorte van mijn dochtertje, begon ik weer na te denken over studeren. Vorig jaar raakte ik gedeprimeerd. Ik had zoveel moeite gedaan, zonder resultaat. Toen iemand tegen me zei: ‘Mag ik jouw hoofd eens lenen, jij weet zoveel’, antwoordde ik: Dat is goed, maar dan krijg je er wel een heleboel zorgen bij.”

Je raakte dus pas gedeprimeerd toen je in Nederland was?

“In Irak had ik het te druk om somber te zijn. Hier had ik op een gegeven moment niets anders te doen dan het huishouden. Ik dacht: zo ga ik dood; dan nog liever terug naar Irak, hoe gevaarlijk het daar nu ook is.

Gelukkig verdween mijn fascinatie voor wetenschap niet. In mijn hoofd klinkt altijd die vraag: waarom is iets zo, waarom? Als ik op de tv een wetenschappelijk programma zie, vergeet ik mezelf.

Die fascinatie heeft me op het spoor van de TU Delft gezet. Ik raakte zo geboeid door nanoscience, dat ik op het internet ging zoeken aan welke universiteit je zoiets kon studeren. Zo legde ik de eerste contacten met de universiteit.

En nu ga ik op 2 september beginnen met mijn bachelor. De UAF, de stichting voor vluchteling-studenten, gaat mijn studie voor een deel bekostigen.”

Hebben jullie al een idee wat jullie na je studie wilt gaan doen?

Petrarca: “Wel de commerciële kant op, maar geen eigen bedrijf: dan gaat je tijd te veel op aan regelen.”

Karim: “Het liefst zou ik onderzoeker zijn aan een universiteit. Misschien ga ik ooit nog wel terug naar Irak.”

Wonen je ouders daar nog?

“Ja. Toen ik hoorde dat ik weer kon gaan studeren, heb ik ze gebeld. Mijn vader kon nauwelijks geloven dat het me was gelukt, na zoveel lange, harde jaren. Hij zei dat dit het beste nieuws was dat hij in zijn hele leven had gehoord.”

WIE IS DANIEL PETRARCA?

Daniël Petrarca (16) sloeg op de Montessorischool twee keer een klas over. Hij woont nog bij zijn ouders in Den Haag, maar wil binnenkort verhuizen naar Delft.

WIE IS GELAS KARIM?

In de tweede helft van de jaren tachtig studeerde de Koerdische Gelas Karim (37) aan de Al-Mustansiriyah universiteit in Bagdad. Nu woont ze met haar man, zoontje van vijf en dochtertje van twee in Delft.

Daniel Petrarca (16).

Gelas Karim (37). (Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Daniël, waarom koos je voor de TU Delft?

Petrarca: “Ik heb ook op open dagen van andere universiteiten rondgelopen. Maar uiteindelijk ga ik in Delft studeren . precies zoals iedereen in mijn omgeving al had voorspeld. Ik ben een techneut: de reden dat ik elektrotechniek ga doen is domweg dat ik me dan intensief met elektrotechniek bezig kan houden. Dat gaf de doorslag, niet loopbaanplanning. Als ik deze studie niet zou kunnen doen, zou ik niet zo één-twee-drie een alternatief weten. Het is fantastisch om een ding in elkaar te knutselen dat ook nog eens iets doet.

Het feit dat mijn oorspronkelijk uit Joegoslavië afkomstige grootvader werktuigbouwkunde in Delft heeft gestudeerd, zal ook een rol hebben gespeeld. Als kind keek ik zeer tegen mijn opa op, ik vond hem een toonbeeld van intelligentie. En tenslotte: Delft is een prettige stad om te wonen.”

Hoe belangrijk is voor jullie allebei het leeftijdverschil met de andere studenten?

Petrarca: “Niet zo belangrijk. Ik heb weliswaar twee klassen overgeslagen, maar dat was op de basisschool, niet op het gymnasium. Hoogbegaafd? Zo voel ik me helemaal niet. Ja, vaak zie ik mensen van mijn leeftijd als ‘jonger’ dan ik, maar dan enkel op het intellectuele vlak.”

Karim: “Leeftijdsverschil? Ach, ik ga me bezighouden met wetenschap, niet met modellenwerk! Maar of ik als moeder van twee kinderen tijd zal hebben voor een studentenvereniging, is de vraag. Ik vind leeftijd wel belangrijk in de zin dat ik rustiger geworden ben. Ik zal me beter op mijn studie kunnen concentreren dan in de tijd dat ik twenty-something was.”

Gelas, je gaat aan de faculteit TNW eerst een speciale bachelor van zes maanden doen, daarna een master. Weet je al welke?

Karim: “Dat zal ik het komende halfjaar moeten beslissen. Oorspronkelijk ging mijn belangstelling vooral naar nanoscience uit, nu lijkt een master als applied physics me ook aantrekkelijk.”

Je hebt een lange weg afgelegd voor je als student op de TU Delft terecht kwam.

Karim: “Dat klopt. Ik ben opgegroeid in Kirkuk, in het noordelijke, Koerdische deel van Irak, en als meisje van veertien was ik al gek van wetenschap. Ik vroeg een keer een geleerde bezoeker in het huis van mijn ouders me iets te vertellen over positronen, want daarover had ik ergens iets gelezen. Hij zei stomverbaasd dat zo’n onderwerp veel te ingewikkeld voor me was.

Sterrenkunde was mijn grootste passie. Ik verslond over dat onderwerp alles wat er maar te vinden was. Mijn vader, die leraar was, bracht boeken voor me mee en kocht een kaart waarop de hemellichamen te zien waren. Mijn vader heeft me voortdurend gestimuleerd om verder te leren, nieuwsgierig te blijven. Zelf was hij leraar, maar hij heeft de instelling van een wetenschapper. Steeds dook hij in de boeken om nieuwe onderwerpen te doorgronden. Of ik op hem lijk? Misschien wel, ja.”

Je hebt natuurkunde gestudeerd in Bagdad. Heb je goede herinneringen aan die tijd?

Karim: “Ja. Het was een uitstekende universiteit, met een op de Britse leest geschoeid systeem. Het liefst had ik voor de studierichting zonne-energie gekozen. Maar daar waren de vooruitzichten op een baan uitzonderlijk goed, en dus waren alle plaatsen gereserveerd voor mensen die niet alleen heel goede cijfers haalden, maar ook aanhanger waren van de Baath-partij.

Dankzij mijn goede cijfers kreeg ik wel een studietoelage. Maar in het derde en vierde jaar gingen mijn cijfers iets omlaag, omdat ik werd gegrepen door een andere passie: het tennis. Ik heb nooit de ambitie gehad om professional te worden, maar ik vond het heerlijk om te spelen tegen andere studenten.

Na mijn bachelor ben ik gaan werken als docente natuurkunde in de Koerdische regio. Niet in Kirkurk . dat was door de politiek van Saddam Hoessein tegen de Koerden niet langer mogelijk. In de avond en nacht werkte ik als vrijwilliger in een weeshuis voor Koerdische kinderen die hun ouders hadden verloren in gifgasaanvallen. Ik was daar ook de tolk Engels . het was een door Finnen opgezet weeshuis en er kwamen vaak bezoekers uit Europa. Zeven jaar heb ik mijn baan als lerares met dat vrijwilligerswerk gecombineerd.

In 1996 moest mijn man Irak ontvluchten. Hij werkte voor Artsen zonder Grenzen en iedereen die met westerse organisaties had gewerkt was volgens de regering een spion. Hij heeft hier asiel gekregen, en diende een verzoek in om mij naar Nederland te laten overkomen. Op 3 december 1998 ben ik hier aangekomen. Ik ben snel de Nederlandse taal gaan leren.”

Was het je droom om je studie weer op te pakken?

“Ja. Maar mijn contactpersoon bij de Sociale Dienst oordeelde dat zo’n studie veel te lang duurde en onvoldoende garantie op een baan bood. Ik moest maar computerprogrammeur worden. Dat heb ik gedaan. Je moet begrijpen, ik was nog niet zo lang hier en alles was nieuw voor me. Dan ben je nog erg afhankelijk van je contactpersonen.

In 2000 ben ik een opleiding tot Java-programmeur gaan volgen. Ik werkte hard en haalde hoge cijfers. Tijdens een stage van een jaar bij de gemeente Delft heb ik onder meer de interface voor administratieve programma’s ontworpen: ik mocht een opleiding bij het Delftse ict-bedrijf Xelion volgen om de software onder de knie te krijgen. Maar tot een volwaardige baan heeft het nooit geleid. Niet zo raar, in een tijd waarin zelfs programmeurs met vijftien jaar ervaring werkeloos thuis zaten.

Twee jaar geleden, na de geboorte van mijn dochtertje, begon ik weer na te denken over studeren. Vorig jaar raakte ik gedeprimeerd. Ik had zoveel moeite gedaan, zonder resultaat. Toen iemand tegen me zei: ‘Mag ik jouw hoofd eens lenen, jij weet zoveel’, antwoordde ik: Dat is goed, maar dan krijg je er wel een heleboel zorgen bij.”

Je raakte dus pas gedeprimeerd toen je in Nederland was?

“In Irak had ik het te druk om somber te zijn. Hier had ik op een gegeven moment niets anders te doen dan het huishouden. Ik dacht: zo ga ik dood; dan nog liever terug naar Irak, hoe gevaarlijk het daar nu ook is.

Gelukkig verdween mijn fascinatie voor wetenschap niet. In mijn hoofd klinkt altijd die vraag: waarom is iets zo, waarom? Als ik op de tv een wetenschappelijk programma zie, vergeet ik mezelf.

Die fascinatie heeft me op het spoor van de TU Delft gezet. Ik raakte zo geboeid door nanoscience, dat ik op het internet ging zoeken aan welke universiteit je zoiets kon studeren. Zo legde ik de eerste contacten met de universiteit.

En nu ga ik op 2 september beginnen met mijn bachelor. De UAF, de stichting voor vluchteling-studenten, gaat mijn studie voor een deel bekostigen.”

Hebben jullie al een idee wat jullie na je studie wilt gaan doen?

Petrarca: “Wel de commerciële kant op, maar geen eigen bedrijf: dan gaat je tijd te veel op aan regelen.”

Karim: “Het liefst zou ik onderzoeker zijn aan een universiteit. Misschien ga ik ooit nog wel terug naar Irak.”

Wonen je ouders daar nog?

“Ja. Toen ik hoorde dat ik weer kon gaan studeren, heb ik ze gebeld. Mijn vader kon nauwelijks geloven dat het me was gelukt, na zoveel lange, harde jaren. Hij zei dat dit het beste nieuws was dat hij in zijn hele leven had gehoord.”

WIE IS DANIEL PETRARCA?

Daniël Petrarca (16) sloeg op de Montessorischool twee keer een klas over. Hij woont nog bij zijn ouders in Den Haag, maar wil binnenkort verhuizen naar Delft.

WIE IS GELAS KARIM?

In de tweede helft van de jaren tachtig studeerde de Koerdische Gelas Karim (37) aan de Al-Mustansiriyah universiteit in Bagdad. Nu woont ze met haar man, zoontje van vijf en dochtertje van twee in Delft.

Daniel Petrarca (16).

Gelas Karim (37). (Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.