Campus

Langzaam bij wedstrijden, maar sierstuk in de haven

De botter van De Bolk bestaat honderdtwintig jaar. De trots van de studentenvereniging is hiermee de langst varende botter in Nederland. De leden van De Bolk steken vele uren in het onderhoud van dit typisch Hollandse zeilschip.

,,Maar het gaat toch vooral om het zeilplezier en de gezelligheid”, verzekert Bolk-lid Michiel Bonke.

,,Als op het IJsselmeer de zeilen omhoog zijn, vaar je een paar uur dezelfde kant op”, aldus bouwkunde-twaio Arno Pronk aan. ,,Je zit met z’n allen op die schuit. Dan is er tijd voor discussie en ongein. De individualistische zeiler zal hier z’n draai niet vinden. Maar om overstag te gaan is heel wat samenwerking nodig. Een sluis nemen kost anderhalf uur. Het aardige is dat er van het schip een soort rust uit gaat.”

Een botter is eigenlijk een slecht zeilschip, vervolgt Pronk. ,,Bij wedstrijden zijn we ook heel langzaam. De boot gaat behalve naar voren, vooral opzij. Er valt dan weinig eer te behalen. Ook al is iedereen tijdens de wedstrijd hartstikke fanatiek. Dat is jammer.”
Heiligdom

De botter is al dertig jaar eigendom van De Bolk. Het schip, dat van de Delftenaren de oud-Hollandse naam ‘Trui’ kreeg, diende als vervanging van een andere botter waar toentertijd de paddestoelen hun intrek op hadden genomen. De Trui deed voorheen, eerst als HK 8 en later als BU 130, dienst als vissersschip op de Zuiderzee. Destijds was het schip van ongekende kwaliteit. De schipper en zijn bemanning beschouwden het als hun heiligdom. Toen de botter nog nieuw was, liep de bemanning op kousevoeten over het dek om het schip zo lang mogelijk in ongeschonden staat te houden.

Schipper Goossen Foppen, die de botter samen met zijn broer Willem in 1875 liet bouwen, schreef ooit in zijn memoires: ,,Wat een haring, ontzettend, een wonder! ’s Maandagsmorgens voor 11 uur 140 gulden verdiend.” Dat was volgens oude vissers nog nooit gebeurd. Toen de Afsluitdijk was aangelegd, verkocht Foppen het schip en begon een pluimveebedrijf.

Na vele omzwervingen belandde de botter in 1965 bij de Bolk. Daar begon de botter aan een tweede leven en werd langzamerhand geheel gerestaureerd. ,,Alleen nog wat smeedwerk is orgineel”, zegt Pronk. ,,Het laatste orginele hout ging er denk ik in 1992 uit. Het onderhoud doen we nog op de ouderwetse manier. Dus zonder lijm. Nieuwe onderdelen krijgen allemaal de authentieke vorm.”

Zo is er voor een nieuwe kluiverboom recentelijk een boom gekapt uit een bos van Staatsbosbeheer bij Deventer. De zeilers van De Bolk zochten eigenhandig een boom met rechte stam en zo min mogelijk takken voor het twaalf meter lange onderdeel van de botter.
Bekijks

Het onderhoud is vooral nodig omdat de boot het grootste deel van het jaar in de vaart is. ,,Wie meehelpt met het klussen, mag ook varen”, legt Bonke uit. ,,Doordat er zoveel mensen aan meewerken wordt er ook vaak gevaren. Als de Trui er als nieuw uit ziet, geeft dat voldoening. Dan vaar je op zeil een haven binnen en heb je veel bekijks.”

Ondanks alle goede zorgen liep de botter in het verleden toch wel eens averij op, blijkt uit het speciaal voor het lustrum vervaardigde boekje. Boei geramd, mast gespleten of een aanvaring in een nauw slootje. Het is allemaal te lezen in het stukje drukwerk met hoog anekdotisch gehalte. ‘Pet van schipper overboord gewaaid’, wordt er geciteerd uit het logboek. Direct gevolgd door het citaat van de volgende dag: ‘Schipper is jarig en krijgt van de bemanning een nieuwe pet.’

,,Op een botter zit je echt tussen het water. De golven komen snel over het dek. Zo laag ligt-ie. Dat is niet te vergelijken met andere zeilboten”, zegt de 28-jarige schipper Pronk wiens levenstijl grote delen van het jaar overeenkomt met de geschetste verhalen in het lustrumboek. ,,Het is een hobby, hoewel het voor sommigen wel een beetje uit de hand is gelopen. Om schipper te worden, moet je veel uren maken om alles onder de knie te krijgen. Als de schipper het laat afweten, is het tijd om het reddingsvlot te pakken. Met een weekje of twee meevaren per jaar schiet het niet op. Schipper worden gaat nu eenmaal ten koste van je studie. Met je studie kappen is onder schippers dan ook geen uitzondering.”


Figuur 1 Schipper Goossen Foppen (met vrouw) over zijn beste vangst: ,,Wat een haring, ontzettend, een wonder!”


Figuur 2 Aanvaring met een landaanwinningsdam in 1982

Jeroen Rademaker

,

De botter van De Bolk bestaat honderdtwintig jaar. De trots van de studentenvereniging is hiermee de langst varende botter in Nederland. De leden van De Bolk steken vele uren in het onderhoud van dit typisch Hollandse zeilschip. ,,Maar het gaat toch vooral om het zeilplezier en de gezelligheid”, verzekert Bolk-lid Michiel Bonke.

,,Als op het IJsselmeer de zeilen omhoog zijn, vaar je een paar uur dezelfde kant op”, aldus bouwkunde-twaio Arno Pronk aan. ,,Je zit met z’n allen op die schuit. Dan is er tijd voor discussie en ongein. De individualistische zeiler zal hier z’n draai niet vinden. Maar om overstag te gaan is heel wat samenwerking nodig. Een sluis nemen kost anderhalf uur. Het aardige is dat er van het schip een soort rust uit gaat.”

Een botter is eigenlijk een slecht zeilschip, vervolgt Pronk. ,,Bij wedstrijden zijn we ook heel langzaam. De boot gaat behalve naar voren, vooral opzij. Er valt dan weinig eer te behalen. Ook al is iedereen tijdens de wedstrijd hartstikke fanatiek. Dat is jammer.”
Heiligdom

De botter is al dertig jaar eigendom van De Bolk. Het schip, dat van de Delftenaren de oud-Hollandse naam ‘Trui’ kreeg, diende als vervanging van een andere botter waar toentertijd de paddestoelen hun intrek op hadden genomen. De Trui deed voorheen, eerst als HK 8 en later als BU 130, dienst als vissersschip op de Zuiderzee. Destijds was het schip van ongekende kwaliteit. De schipper en zijn bemanning beschouwden het als hun heiligdom. Toen de botter nog nieuw was, liep de bemanning op kousevoeten over het dek om het schip zo lang mogelijk in ongeschonden staat te houden.

Schipper Goossen Foppen, die de botter samen met zijn broer Willem in 1875 liet bouwen, schreef ooit in zijn memoires: ,,Wat een haring, ontzettend, een wonder! ’s Maandagsmorgens voor 11 uur 140 gulden verdiend.” Dat was volgens oude vissers nog nooit gebeurd. Toen de Afsluitdijk was aangelegd, verkocht Foppen het schip en begon een pluimveebedrijf.

Na vele omzwervingen belandde de botter in 1965 bij de Bolk. Daar begon de botter aan een tweede leven en werd langzamerhand geheel gerestaureerd. ,,Alleen nog wat smeedwerk is orgineel”, zegt Pronk. ,,Het laatste orginele hout ging er denk ik in 1992 uit. Het onderhoud doen we nog op de ouderwetse manier. Dus zonder lijm. Nieuwe onderdelen krijgen allemaal de authentieke vorm.”

Zo is er voor een nieuwe kluiverboom recentelijk een boom gekapt uit een bos van Staatsbosbeheer bij Deventer. De zeilers van De Bolk zochten eigenhandig een boom met rechte stam en zo min mogelijk takken voor het twaalf meter lange onderdeel van de botter.
Bekijks

Het onderhoud is vooral nodig omdat de boot het grootste deel van het jaar in de vaart is. ,,Wie meehelpt met het klussen, mag ook varen”, legt Bonke uit. ,,Doordat er zoveel mensen aan meewerken wordt er ook vaak gevaren. Als de Trui er als nieuw uit ziet, geeft dat voldoening. Dan vaar je op zeil een haven binnen en heb je veel bekijks.”

Ondanks alle goede zorgen liep de botter in het verleden toch wel eens averij op, blijkt uit het speciaal voor het lustrum vervaardigde boekje. Boei geramd, mast gespleten of een aanvaring in een nauw slootje. Het is allemaal te lezen in het stukje drukwerk met hoog anekdotisch gehalte. ‘Pet van schipper overboord gewaaid’, wordt er geciteerd uit het logboek. Direct gevolgd door het citaat van de volgende dag: ‘Schipper is jarig en krijgt van de bemanning een nieuwe pet.’

,,Op een botter zit je echt tussen het water. De golven komen snel over het dek. Zo laag ligt-ie. Dat is niet te vergelijken met andere zeilboten”, zegt de 28-jarige schipper Pronk wiens levenstijl grote delen van het jaar overeenkomt met de geschetste verhalen in het lustrumboek. ,,Het is een hobby, hoewel het voor sommigen wel een beetje uit de hand is gelopen. Om schipper te worden, moet je veel uren maken om alles onder de knie te krijgen. Als de schipper het laat afweten, is het tijd om het reddingsvlot te pakken. Met een weekje of twee meevaren per jaar schiet het niet op. Schipper worden gaat nu eenmaal ten koste van je studie. Met je studie kappen is onder schippers dan ook geen uitzondering.”


Figuur 1 Schipper Goossen Foppen (met vrouw) over zijn beste vangst: ,,Wat een haring, ontzettend, een wonder!”


Figuur 2 Aanvaring met een landaanwinningsdam in 1982

Jeroen Rademaker

De botter van De Bolk bestaat honderdtwintig jaar. De trots van de studentenvereniging is hiermee de langst varende botter in Nederland. De leden van De Bolk steken vele uren in het onderhoud van dit typisch Hollandse zeilschip. ,,Maar het gaat toch vooral om het zeilplezier en de gezelligheid”, verzekert Bolk-lid Michiel Bonke.

,,Als op het IJsselmeer de zeilen omhoog zijn, vaar je een paar uur dezelfde kant op”, aldus bouwkunde-twaio Arno Pronk aan. ,,Je zit met z’n allen op die schuit. Dan is er tijd voor discussie en ongein. De individualistische zeiler zal hier z’n draai niet vinden. Maar om overstag te gaan is heel wat samenwerking nodig. Een sluis nemen kost anderhalf uur. Het aardige is dat er van het schip een soort rust uit gaat.”

Een botter is eigenlijk een slecht zeilschip, vervolgt Pronk. ,,Bij wedstrijden zijn we ook heel langzaam. De boot gaat behalve naar voren, vooral opzij. Er valt dan weinig eer te behalen. Ook al is iedereen tijdens de wedstrijd hartstikke fanatiek. Dat is jammer.”
Heiligdom

De botter is al dertig jaar eigendom van De Bolk. Het schip, dat van de Delftenaren de oud-Hollandse naam ‘Trui’ kreeg, diende als vervanging van een andere botter waar toentertijd de paddestoelen hun intrek op hadden genomen. De Trui deed voorheen, eerst als HK 8 en later als BU 130, dienst als vissersschip op de Zuiderzee. Destijds was het schip van ongekende kwaliteit. De schipper en zijn bemanning beschouwden het als hun heiligdom. Toen de botter nog nieuw was, liep de bemanning op kousevoeten over het dek om het schip zo lang mogelijk in ongeschonden staat te houden.

Schipper Goossen Foppen, die de botter samen met zijn broer Willem in 1875 liet bouwen, schreef ooit in zijn memoires: ,,Wat een haring, ontzettend, een wonder! ’s Maandagsmorgens voor 11 uur 140 gulden verdiend.” Dat was volgens oude vissers nog nooit gebeurd. Toen de Afsluitdijk was aangelegd, verkocht Foppen het schip en begon een pluimveebedrijf.

Na vele omzwervingen belandde de botter in 1965 bij de Bolk. Daar begon de botter aan een tweede leven en werd langzamerhand geheel gerestaureerd. ,,Alleen nog wat smeedwerk is orgineel”, zegt Pronk. ,,Het laatste orginele hout ging er denk ik in 1992 uit. Het onderhoud doen we nog op de ouderwetse manier. Dus zonder lijm. Nieuwe onderdelen krijgen allemaal de authentieke vorm.”

Zo is er voor een nieuwe kluiverboom recentelijk een boom gekapt uit een bos van Staatsbosbeheer bij Deventer. De zeilers van De Bolk zochten eigenhandig een boom met rechte stam en zo min mogelijk takken voor het twaalf meter lange onderdeel van de botter.
Bekijks

Het onderhoud is vooral nodig omdat de boot het grootste deel van het jaar in de vaart is. ,,Wie meehelpt met het klussen, mag ook varen”, legt Bonke uit. ,,Doordat er zoveel mensen aan meewerken wordt er ook vaak gevaren. Als de Trui er als nieuw uit ziet, geeft dat voldoening. Dan vaar je op zeil een haven binnen en heb je veel bekijks.”

Ondanks alle goede zorgen liep de botter in het verleden toch wel eens averij op, blijkt uit het speciaal voor het lustrum vervaardigde boekje. Boei geramd, mast gespleten of een aanvaring in een nauw slootje. Het is allemaal te lezen in het stukje drukwerk met hoog anekdotisch gehalte. ‘Pet van schipper overboord gewaaid’, wordt er geciteerd uit het logboek. Direct gevolgd door het citaat van de volgende dag: ‘Schipper is jarig en krijgt van de bemanning een nieuwe pet.’

,,Op een botter zit je echt tussen het water. De golven komen snel over het dek. Zo laag ligt-ie. Dat is niet te vergelijken met andere zeilboten”, zegt de 28-jarige schipper Pronk wiens levenstijl grote delen van het jaar overeenkomt met de geschetste verhalen in het lustrumboek. ,,Het is een hobby, hoewel het voor sommigen wel een beetje uit de hand is gelopen. Om schipper te worden, moet je veel uren maken om alles onder de knie te krijgen. Als de schipper het laat afweten, is het tijd om het reddingsvlot te pakken. Met een weekje of twee meevaren per jaar schiet het niet op. Schipper worden gaat nu eenmaal ten koste van je studie. Met je studie kappen is onder schippers dan ook geen uitzondering.”


Figuur 1 Schipper Goossen Foppen (met vrouw) over zijn beste vangst: ,,Wat een haring, ontzettend, een wonder!”


Figuur 2 Aanvaring met een landaanwinningsdam in 1982

Jeroen Rademaker

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.