Campus

Knabbelen aan het gezag van de wetenschap

Een ‘forse anti-academische wind’, een sfeer van ‘wetenschap is ook maar een mening’. Rector magnificus Karel Luyben schetste tijdens de laatste dies een somber beeld van het vertrouwen in de wetenschap.

(Illustratie: Auke Herrema)

The company Space Experience Curacao (SXC), founded by Ben Droste and F16 pilot Harry van Hulten, is set to operate a spacecraft, called Lynx, developed by the US’s XCOR Aerospace company, offering commercial trips to the edge of space. A launch will cost about 70,000 euros ($95,000 dollar), and approximately four launches can be performed per day.

At a press conference held at the National Aerospace Laboratory in Amsterdam last Tuesday – on the 50th anniversary of Yuri Gagarin’s space flight on 12 April 1961 – SXC unveiled a number of Dutch celebrities who had accepted an invitation for one of the first 100 flights. Among these ‘founder pilots’ are DJ Armin van Buuren, Martinair founder, Martin Schröder (79), film star and top model Doutzen Kroes, and Olympic Commissioner Erica Terpstra.

For Maarten Wormer, president of aerospace student society VSV Leonardo da Vinci, the biggest news was that a ticket to space was offered to one lucky aerospace engineering student. Would Wormer go? “Oh, yes,” he quickly replied. “It’s worth the risk. No guts no glory!”

Fellow aerospace student and Delta columnist Olga Motsyk was also keen: “Yes, definitively,” she said, adding that  she’d love to go, even if it only involves departing from and arriving back at Curacao, because no other spaceports are available for landing.

The XCOR Lynx spacecraft that SXC will operate exclusively is currently being built, says Professor Boudewijn Ambrosius (AE). The spacecraft’s engine is special because it uses a piston-driven engine to pump the fuel into the rocket engine. Technical details have not been revealed, but XCOR claims it is safer than using electrical pumps. The rest of the spacecraft will be “built around the engine”, Prof. Ambrosius says. Differing from SpaceShip One (built by Burt Rutan for Richard Branson’s Virgin), the XCOR will start from an airstrip autonomously. It will take off horizontally, using most of its fuel in a steep climb to 30 kilometres before eventually reaching an altitude of 60 to 80 kilometres, Prof. Ambrosius estimates. The spacecraft will then glide back to Earth before restarting its engine to assist in landing. The trips will mainly be an attraction for the rich and famous, the professor expects, because travelling via space (so-called ‘hopping’) requires a much larger plane that can reach much higher in space and carry more passengers.

Dr Chris Verhoeven, who developed the first nano satellite, Delfi-C3, sees parallels to the beginnings of air travel, when the first flights were mainly attractions for the rich who were happy to land at the same place where they started from. According to Dr Verhoeven, who works at Electrical Engineering, Mathematics and Computer Science faculty, the real mission for the XCOR is not space tourism – which is very sensitive to incidents and accidents – but rather the launching of small satellites. The XCOR can bring a rocket with a payload to the edge of space for a reasonable amount of money on any day one might wish. That is pure luxury for people who until now had to wait endlessly for an opportunity to have their satellites launched into space. Dr Verhoeven admires Droste’s audacity and is glad that building, launching and operating nano-satellites will soon be an all-Dutch affair. Personally, he is preparing for a mission to the moon by 2020. No manned spaceflight for Dr Verhoeven, heaven’s forbid, but rather simply done using his own little satellite.


De Mexicaanse griep is één van de vele voorbeelden uit de laatste jaren waarbij het verstandig omgaan met risico’s en openlijke wetenschappelijke discussie elkaar eerder in de weg zaten dan vooruit hielpen.

 

En hij is niet de enige. Veel wetenschappers hebben de afgelopen jaren hun zorgen uitgesproken. Tegelijkertijd geven opiniepeilingen een veel rooskleuriger beeld. Hoe kan dat?


Ab Klink, minister van volksgezondheid tussen 2007 en 2010, staat in de zomer van 2009 voor een duivels dilemma. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft de Mexicaanse griep tot een pandemie verklaard. Gevoed door verschillende virologen doemt er een beeld op van een nieuwe Spaanse griep, die begin twintigste eeuw aan tientallen miljoenen mensen het leven kostte. Burgers willen krachtdadig beleid zien, de farmaceutische industrie is niet vies van een grote vaccinatiecampagne. Maar ergens moeten ook de ratio en de portemonnee een rol spelen.


Al na een paar maanden blijkt de Mexicaanse griep een stuk milder te verlopen dan verwacht, zelfs milder dan een ‘gewone’ griep. Maar dan heeft Klink al honderden miljoenen euro’s uitgegeven aan 34 miljoen vaccins. Het is koren op de molen van sceptici van allerlei pluimage. Op internet zijn talloze sites te vinden met complottheorieën, variërend van ‘het komt door de lobby van de farmaceutische industrie dat ons belastinggeld over de balk is gesmeten’ tot ‘de overheid probeert ons niet beter, maar juist ziek te maken’.


Feit is dat Klink niet precies weet en niet precies kan weten wat wijsheid is als hij zijn order plaatst. Wetenschappers kunnen hem op dat moment geen uitsluitsel geven over het toekomstige verloop van de pandemie, sterker nog: ze verschillen erover van mening. Klink neemt daarom het zekere voor het onzekere, ongeacht de kosten.

De Mexicaanse griep is één van de vele voorbeelden uit de laatste jaren waarbij het verstandig omgaan met risico’s en openlijke wetenschappelijke discussie elkaar eerder in de weg zaten dan vooruit hielpen. Want leg het publiek maar eens uit dat de kans op ziekte en overlijden uiterst klein is, als er net een verder gezond mens aan is overleden. Dat wordt extra moeilijk als wetenschappers, zoals ze dat gewend zijn, nog met elkaar in debat zijn. Niet via wetenschappelijke bladen, maar via kranten en televisieprogramma’s, terwijl daaraan parallel ook leken hun zegje mogen doen. Wie spreekt er de waarheid, wie is te vertrouwen?


Zoals gezegd is de Mexicaanse griep niet het enige voorbeeld dat de relatie tussen burger en wetenschapper op scherp zette. Het debat over klimaatverandering wordt vaak genoemd als reden voor het tanende vertrouwen in de wetenschap. Maar er zijn meer van die discussies: over het effect van straling van UMTS-masten en mobiele telefoons op de gezondheid, over de noodzaak van vaccinatie van meisjes tegen baarmoederhalskanker, over de gevaren van ondergrondse CO2-opslag en over de milieueffecten en kosten van allerlei grotere en kleinere infrastructurele projecten. Op al die dossiers zijn wel wetenschappers te vinden, die zich beklagen over hun beperkte invloed en gezag.


In de cursus ‘environmental problems: crossing boundaries between science, policy and society’ van de Open Universiteit komen verschillende van bovengenoemde voorbeelden aan bod. Dr.ir. Willemijn Tuinstra, universitair docent milieubeleid aan de Open Universiteit en adviseur bij het Planbureau voor de Leefomgeving, zette die cursus voor professionals in het milieuveld samen met anderen op. In de cursus staan vragen centraal als: wat is de rol van kennis in het milieubeleid, als alleen meningen er nog toe lijken te doen? En hoe bepaal je je rol als milieuprofessional in het maatschappelijke debat? Eerder schreef Tuinstra een proefschrift over de rol van de wetenschap in Europese milieubeleidsprocessen.

Volgens haar verwachten burgers van de wetenschap dat die alle antwoorden kan of zelfs moet geven. “Als wetenschapper zeggen dat je het niet weet, kan dan niet, helemaal als het gaat om het communiceren van risico’s. Minister Klink kreeg het verwijt dat hij miljoenen virusremmers voor niets had gekocht. Toen hij ze bestelde, had hij echter geen volledige duidelijkheid. En dat zijn mensen niet gewend. Ze denken: als je het maar wetenschappelijk onderzoekt, dan komt het antwoord vanzelf. Dat is niet altijd zo.”


Uit die verwachting spreekt vooral een groot vertrouwen in de wetenschap. Dat vertrouwen komt naar voren uit het Eurobarometeronderzoek naar publieksopvattingen over wetenschap en technologie uit 2010 en het Continu Onderzoek Burgerperspectieven 2010 van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP).

Het SCP onderzocht het publieke vertrouwen in informatie over klimaatverandering en vaccinaties en concludeerde daaruit dat de cijfers minder wijzen in de richting van een ‘gezagscrisis’ dan op ‘kritische burgers, die met vertrouwen in de eigen intuïtie gebruikmaken van de sterk toegenomen mogelijkheden om zich te informeren’. ‘Belangrijke criteria zijn deskundigheid en onafhankelijkheid, c.q. afwezigheid van financieel of politiek eigenbelang.’ Bij vaccinaties zei 80 procent vertrouwen te hebben in artsen en apothekers, 68 procent in onderzoeksinstellingen, 47 procent in de overheid en 19 procent in informatie van andere burgers op internet.


Vertrouwen in wetenschap

Uit het Eurobarometeronderzoek blijkt dat Nederlanders meer vertrouwen hebben in de wetenschap dan de gemiddelde Europeaan. Zo is 84 procent van de Nederlanders het eens met de stelling dat wetenschap en techniek meer mogelijkheden genereren voor toekomstige generaties. 89 Procent zegt interesse te hebben in nieuwe vindingen en ontwikkelingen. 65 Procent vindt dat wetenschap en techniek het leven gezonder en gemakkelijker heeft gemaakt en bijna iedereen (97 procent) denkt dat de wetenschap uiteindelijk een genezing zal vinden voor kanker en aids.


Gunstig voor de wetenschap is verder dat driekwart vindt dat wetenschappelijk onderzoek moet worden betaald met publiek geld. Tachtig procent vindt bovendien dat eventueel extra geld naar de universiteiten zou moeten gaan.

Toch zijn er ook minder positieve uitkomsten. Zo vindt zestig procent van de Nederlanders dat wetenschappers te afhankelijk zijn geworden van de industrie om ze nog te kunnen vertrouwen. Vijftig procent is huiverig voor inmenging van private financiers in wetenschappelijk onderzoek, omdat dat een gekleurd beeld zou geven.

Vertrouwen en wantrouwen lijken elkaar dus niet uit te sluiten. Of, zoals het staat op de Informatiekaart Vertrouwen in de Wetenschap van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid uit 2010: ‘Het vertrouwen in wetenschappelijke vooruitgang en in uitspraken van wetenschappers is hoog’, maar ‘het vertrouwen in de wetenschap daalt op specifieke thema’s’.


Willemijn Tuinstra bevestigt dat: “Door de onderwerpen die in het nieuws zijn, kan het beeld ontstaan dat er een vertrouwensbreuk is tussen wetenschap en maatschappij. Mijn indruk is dat het vertrouwen niet minder is dan voorheen. Er zit juist een halo rond de wetenschap. De verwachtingen zijn misschien zelfs te hoog gespannen. Wetenschap is ook maar mensenwerk.”


Als op een thema als klimaatverandering wantrouwen ontstaat, moeten wetenschappers volgens Tuinstra wel zorgen dat ze zelf in beeld blijven. “In het begin van het klimaatdebat redeneerden Nederlandse klimaatonderzoekers: wij zeggen niets in de media, want wij publiceren onze kennis daar waar we die altijd publiceerden en dan komt die kennis vanzelf wel naar boven in het debat. Dat is dus niet zo. Je ziet dan dat instituten als het KNMI en het Planbureau voor de Leefomgeving daar nu een andere strategie op voeren.”


Onzin

Kennis komt tegenwoordig heel anders beschikbaar dan vroeger, merkten Tuinstra en haar collega’s. “Nu kan iedereen een website beginnen en er verhalen op zetten. Die sites komen soms net zo belangrijk over als die van instituten als het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, red.). Kijk naar sites over zwangerschap. Daar staat soms allerlei onzin op en het publiek moet dat zelf maar filteren. Het idee dat wetenschap ook maar een mening is komt doordat er zoveel informatie is.”


De journalistiek zou burgers kunnen helpen met de duiding van die informatie, maar haar werkwijze van hoor en wederhoor helpt de burger van de regen in de drup, aldus de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid. “Tegenover de mening van een wetenschapper wordt een andere mening geplaatst. Daarbij doet het er niet toe of die mening rust op een breed gedeelde consensus onder wetenschappers.” En dat terwijl ‘kijkers, luisteraars, krantenlezers geneigd zijn op zoek te gaan naar bevestiging van hun eigen mening’.


Een goede wetenschapsjournalist, dus eentje die zelf onderzoek doet, had er dan al snel achter kunnen komen dat er een luchtje zat aan de hernieuwde discussie over de nieuw aan te leggen Blankenburgertunnel tussen de A15 en de A20 onder de Nieuwe Waterweg. TU Delft-alumnus ir. Remco de Boer, communicatiespecialist op het gebied van techniek en wetenschap, beschrijft in zijn column in het blad De Ingenieur van 23 maart 2012 wat hij noemt ‘de zaak-Bandringa’.


Die speelt rondom ingenieur Bandringa, die begin maart met nieuw een ontwerp voor een geboorde Blankenburgertunnel op de proppen komt, vlak voordat de Tweede Kamer een besluit moet nemen over een afgezonken variant. Boren zou volgens Bandringa goedkoper zijn en het landschap minder aantasten. Rijkswaterstaat kan met gedetailleerd onderzoek laten zien dat dat niet het geval is, maar Bandringa krijgt wel aandacht van de media. Hij is immers een ingenieur. Alleen geen tunnelexpert, maar een gepensioneerd werktuigbouwkundig ingenieur, die vier maanden voordat hij zijn ontwerp maakte nog niets van tunnels wist.

Maar het kwaad is al geschied, de twijfel is gezaaid. Volgens De Boer is dat precies wat organisaties, die Bandringa hebben gesteund, wilden bereiken. “Twijfel zaaien is een heel effectief wapen.”


Dit geval is in De Boers ogen heel slecht voor het vertrouwen in de ingenieur. ‘Publiek, politiek en pers zien nauwelijks meer verschil tussen feit en ongefundeerde suggestie’, schrijft hij. ‘Niemand weet nog wie deskundig is en wie niet. [..] Wie er uiteindelijk ook aan het langste eind trekt, de ingenieur als onafhankelijke deskundige is dat in ieder geval niet.’

Wat ingenieurs volgens hem nog minder helpt, is de moeite die ze vaak hebben om hun verhaal goed te vertellen. De Boer zit naar eigen zeggen bijna wekelijks bij inspraak- en informatiebijeenkomsten waarbij technologische kennis een rol speelt, zoals over de aanleg van windmolenparken of over wegverbredingen. “Het publiek neemt een sceptische houding aan, zit letterlijk met de armen over elkaar. Het lukt de ingenieur die uitleg moet geven vaak niet om een goed verhaal op te bouwen. Kennis alleen maakt niet meer dat je een autoriteit bent. Je moet kunnen communiceren. Lukt dat niet, dan neemt het wantrouwen snel toe.”


Volgens De Boer is er een proces gaande van ‘democratisering van kennis’. “Wetenschappers vormen één van de laatste elitegroepen in de samenleving. Er wordt steeds meer van hun positie afgeknabbeld. Mensen zijn mondiger en hebben door internet toegang tot veel meer informatie.” Ingenieurs merken dat in zijn ogen als eersten. Hun werk raakt mensen vaak direct en dus komen ze veel met gewone mensen in aanraking. “Ingenieurs roepen altijd dat ze een slecht imago hebben, maar dat is helemaal niet zo. Het woord imago is een verzamelbak geworden waarin ingenieurs hun eigen hun onvrede met deze nieuwe situatie stoppen. Ze moeten ermee om leren gaan en daar zitten ze nu middenin.”


Anti-intellectuele teneur

Filosoof prof.dr. Bas Haring, hoogleraar publiek begrip van de wetenschap aan de Universiteit Leiden, denkt dat iets anders gaande is dan democratisering. Hij signaleert een anti-intellectuele teneur in Nederland, gevoed door de PVV en het duidelijkst te zien in De Telegraaf. “Over alles wat te maken heeft met goed nadenken en nuance, bestaat tegenwoordig rancune. Daar kun je als wetenschapper niet zoveel aan doen.”

Een lichtpunt is dat deze teneur volgens hem maar bij een beperkt deel van de bevolking waarneembaar is. Wat niet betekent dat de wetenschap geen taak heeft om zich anders op te stellen. “De wetenschap wordt steeds gespecialiseerder. Soms weten wetenschappers zelf niet eens meer dat wat zij doen voor mensen van belang is. Neem de celbiologie. Uiteindelijk is dat een afgeleide van de wens van mensen om gezonder te zijn. Maar celbiologen worden getraind om heel specialistisch werk te doen. Zij moeten beter uitleggen waarom ze doen wat ze doen.”


Als het erop aankomt, denkt Haring, zullen overigens zelfs de grootste anti-intellectuelen hun lot in handen van de wetenschap leggen. “Als het puntje bij paaltje komt en ze stappen in een vliegtuig, of ze zijn ziek, dan kiezen ze voor de wetenschap. Dan willen ze dat iemand met verstand van zaken het vliegtuig in elkaar heeft gezet of de behandeling uitstippelt.”

Haring herinnert aan Ronald Reagan, in de jaren tachtig van de vorige eeuw president van de Verenigde Staten. “Altijd was hij tegen stamcelonderzoek. Maar toen hij zelf Alzheimer kreeg, pleitte zijn vrouw ervóór.”


Dit is het eerste deel van een korte serie over vertrouwen in de wetenschap.

Bekijk hier de informatiekaart Vertrouwen in de Wetenschap. (Beeld: Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid en De Argumentenfabriek)

Hoofdredacteur Saskia Bonger

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

s.m.bonger@tudelft.nl

Comments are closed.