Wetenschap

‘Klinisch technoloog zal meerwaarde moeten bewijzen’

De nieuwe opleidingsdirecteur klinische technologie en technical medicine, prof.dr.ir Jaap Harlaar, was zelf een van de eersten in het vak. Woensdag is zijn intreerede.

Jaap Harlaar. (Foto: Jos Wassink)

In het VUmc, waar u vandaan komt, heeft u het zogenaamde bewegingslaboratorium ontwikkeld. Wat gebeurde daar?

“Het Bewegingslab heeft tot doel menselijk bewegen te onderzoeken, bij het VUmc met name van kinderen die problemen hebben met lopen. Dat onderzochten we door allereerst de beweging heel precies te meten met behulp van camera’s. We maten ook de krachten die door de persoon op de grond worden uitgeoefend. Daar voegden we ook het elektrische signaal (EMG) aan toe  dat aangeeft in hoeverre de spier aanspant. Artsen gebruiken die informatie om die patiënt beter te kunnen behandelen.”


Dat klinkt als een tamelijk unieke faciliteit?

“Het was betrekkelijk uniek maar het succes van de functionele diagnostiek is gelukkig overgenomen door anderen. De meeste revalidatiecentra in Nederland hebben nu zo’n bewegingslaboratorium. En ook in de rest van Europa wordt het steeds meer gebruikt.”


En dan stapt u op uw 60ste over naar de TU Delft. Wat heeft de Medical Delta te bieden dat het VUmc niet had?

“Ik zei in het VUmc altijd dat ik de leukste baan van de wereld had. De reden voor mijn overstap was dat het hoofd van deze afdeling, prof.dr. DirkJan Veeger, mij vroeg om de opleiding klinische technologie te leiden. De verdrietige omstandigheid deed zich voor dat de net-benoemde directeur prof.dr.ir. Edward Valstar terminaal ziek werd. Ze hadden heel snel iemand nodig, en DirkJan dacht dat ik dat wel leuk zou vinden. Eigenlijk was dat ook zo. Mijn taak hier is het verbinden van technologie en geneeskunde, en dat is wat ik mijn hele professionele carrière heb gedaan. Alleen doe ik dat nu in een veel breder verband.”


U leidt nu de opleiding tot klinisch technoloog in Delft, Rotterdam en Leiden, maar u heeft als elektrotechnisch ingenieur altijd al met artsen gewerkt. Was u klinisch technoloog voordat het woord bestond?

“Toen ik mij voor het eerst introduceerde bij de studenten zeiden ze ook: o, u was eigenlijk de eerste klinisch technoloog. Dat vond ik een leuk compliment, en zo voelt het ook.”


Dan heeft u ook vast wel een idee over de veelbesproken plaats van een klinisch technoloog naast een behandelend arts.

“Ik heb me die plaats langzaam moeten verwerven. Nu is de wetgeving anders. Onze afstudeerders zijn BIG-geregistreerd, zij hebben daardoor bevoegdheden binnen de behandelrelatie, die ik nooit heb gehad. Maar via de arts heb ik wel altijd invloed uitgeoefend op de behandelbeslissingen.”


Wat is er voor nodig om serieus genomen te worden door een arts?

“Haha, als je zelf geen arts bent sta je vaak al 2-0 achter. Je moet je verdiepen in hoe artsen denken, omdat dat heel anders is dan hoe een ingenieur denkt. Ik ga daar tijdens mijn oratie ook nadrukkelijk op in. Uiteindelijk moet je je meerwaarde bewijzen. En je moet samenwerking zoeken met mensen die daar gevoelig voor zijn. Als mensen uiterst sceptisch zijn moet je daar geen moeite in steken. Andersom moet je als ingenieur ontvankelijk zijn voor de problemen in de klinische praktijk. Als je daar gaat staan van: ik zal wel even vertellen hoe het moet, gaat het natuurlijk niet werken.”


U noemde de BIG-registratie al. Gaat dat een verschil maken in de praktijk?

“Het is een duidelijke erkenning van het beroep. Daarnaast zullen mensen die BIG-geregistreerd zijn hun uren in rekening kunnen brengen. Voor gezondheidszorginstellingen zijn ze dan kosteneffectief inzetbaar. Dat is van groot belang voor klinisch technologen om hun rol te vervullen. “


Ik zag dat u supporter bent van Project March. Gaat het exoskelet ooit de rolstoel verdringen?

“Dat is het toekomstbeeld dat zich opdringt. Aan de andere kant moet je niet vergeten dat een rolstoel een waanzinnig effectieve manier van verplaatsen is, mits de omgeving zich daarvoor leent. Het lopen met een exoskelet heeft daarentegen een aantal belangrijke andere voordelen: je zit niet meer, je staat op ooghoogte, en je kunt beter met obstakels omgaan.”


Welke personen of omstandigheden zijn het meest kansrijk voor een exoskelet?

“Op dit moment is de controle lastig. Zonder krukken lopen zit er voorlopig niet in. Het zijn dus de fittere, jongere, motorisch vaardige personen die er het eerst van zullen profiteren. En ze moeten uiterst gemotiveerd zijn om met een exoskelet te willen lopen, want een rolstoel blijft voorlopig de gemakkelijkste optie.”


Wetenschapsredacteur Jos Wassink

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.