Campus

Klimaat als indicator

Beiden hebben Delftse wortels, maar hun stellingname in de klimaatdiscussie is tegengesteld: Pier Vellinga maakte zich publiekelijk ongerust terwijl Salle Kroonenberg de klimaatverandering relativeerde.

Vreemd genoeg zijn ze het wel eens over de oplossingen. “Als je door je oogharen kijkt, is klimaat een signaal dat we anders moeten omgaan met natuur.”


Eerst maar eens de getallen. Volgens de literatuur is het CO2-gehalte in de atmosfeer in de afgelopen tweehonderd jaar toegenomen van 275 parts per million (ppm) naar 392 nu en dat getal stijgt met 2 tot 3 ppm per jaar.

Vellinga: “Het CO2-gehalte stijgt met 1 á 2 procent per jaar en zit nu, dacht ik, op 400 ppm. Maar dat maakt niet veel uit.”


Temperatuurverandering en atmosferische CO2-concentratie gaan hand in hand, toch?

Kroonenberg: “Nee, dat is niet zo. Het ligt aan de tijdschaal waarop je kijkt. Van toen tot nu is het warmer geworden. Maar als je beter gaat kijken, blijken er fluctuaties in te zitten.”

Vellinga: “Gemiddeld gezien betekent hoge CO2-concentratie inderdaad hogere gemiddelde temperatuur. Maar alle twee ademen en er zitten allerlei effecten overheen.”


Ik lees dat parallel aan de CO2-stijging van de afgelopen tweehonderd jaar er een temperatuurstijging is geweest van 0,8 graden. Klopt dat ook?

Vellinga: “Globaal gezien, gemiddeld, ja. Ik heb hier een publicatie van twintig jaar geleden, waarin men zegt: op basis van de theorie over broeikasgassen verwachten we dat het warmer wordt. En twintig jaar later zien we dat het warmer is geworden, ongeveer conform die verwachtingen. Het is geen bewijs, maar het geeft wel extra steun aan de veronderstelling dat broeikasgassen een opwarmende werking hebben.”

Kroonenberg: “Fysisch is CO2 een broeikasgas, dat is een volstrekt aanvaard gegeven. In een laboratorium zie je dat CO2 de infrarode straling opvangt die door de aarde wordt uitgezonden. Maar de vraag is: hoeveel warmt de aarde op – we noemen dat de klimaatgevoeligheid. Hoeveel stijgt de temperatuur als de hoeveelheid CO2 verdubbelt? Daar is altijd discussie over. Daarnaast zijn er veel andere processen bij betrokken.”

Vellinga: “Salle wijst op wolken, vulkanen en vegetatie. Dat wisten we in 1990 ook allemaal. Ik heb die berekeningen erbij gepakt en zie dat we in 2010 nagenoeg op het lijntje zitten. Ik zeg dan: ondanks die complexiteit geven de berekeningen de broeikaswerking aardig weer.”

Kroonenberg: “Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) zegt dat je aan de laatste vijftig jaar de menselijke invloed ziet. En als ik zelf naar de cijfers van die periode kijk, dan zie ik dat in de helft van die vijftig jaar de rechtstreekse correlatie tussen CO2 en temperatuur niet klopt. Kennelijk zijn er andere processen die tegen de stijgende CO2-concentratie in werken. Of het effect van CO2 is minder groot dan men aanvankelijk dacht.”

Vellinga: “Ik ben met Kroonenberg eens dat er een natuurlijke klimaatvariatie is, die we ten dele begrijpen. Maar nu zien we wel een stijgende trend over die normale variatie heen. Ik zie het als een heuvelachtig landschap waarin je een helling op gaat. Gemiddeld is er een netto stijging, maar 30 tot 40 procent van de tijd is er een daling. Kroonenberg zegt: kijk, je gaat regelmatig naar beneden. Ho eens even, denk ik dan. De trend is wel stijgend.”


Ondanks de onzekerheden zijn CO2-concentraties vertaald in politieke doelstellingen zoals 20 procent minder uitstoot in 2020 door energiebesparing te bevorderen met elektrisch vervoer, spaarlampen en isolatie van gebouwen. Is dat zinvol?

Kroonenberg: “Ik vind van wel, al weet ik niet of alle maatregelen even zinvol zijn. Waar het mij om gaat: we moeten zuinig zijn met fossiele brandstoffen want we hebben verplichtingen tegenover de volgende generaties. Het is van de gekke dat we de fossiele brandstoffen opstoken terwijl al onze kunststoffen, medicijnen en cosmetica van dezelfde fossiele grondstoffen worden gemaakt. Hoe je ook denkt over de energietransitie, we moeten ons keihard inzetten voor de winning van duurzame energie, met name zonne-energie. Helpt dat voor het klimaat omdat het minder CO2 in de lucht brengt, dan is dat meegenomen. Helpt het niet, dan heb je toch iets goed gedaan, want je hebt grondstoffen bespaard.”

Vellinga: “Dat is een redenering die ik respecteer. Maar mijn argumentatie is dat je inderdaad aan energiebesparing moet doen vanwege de milieukant: de CO2-uitstoot, de luchtverontreiniging, het slepen met die spullen en ook arbeidsomstandigheden. Ik denk dat je zo een meer duurzame economie krijgt op energiegebied.”

Kroonenberg: “Ik vind dat het inzetten op duurzame energie ook een enorme technologie-boost geeft. Zelfs al vind je het nu nog te duur, de prijzen van zonnecellen kelderen enorm. Ik vind het heel bijzonder dat je hoort dat we wel geld stoppen in de ondergrondse opslag van CO2, maar niet in de ontwikkeling van zonnecellen. Dat is een idiote redenering.” 

Het kabinet wil een salarisplafond instellen voor bestuurders van hogescholen en universiteiten. Ze mogen volgens het wetsvoorstel dat vorige week gepresenteerd werd maximaal 130 procent van het ministerssalaris verdienen: inclusief pensioenbijdragen en onkostenvergoeding 223.666 euro.

Herbenoeming
De regel gaat niet gelden voor huidige contracten van de bestuurders, maar wel wanneer zij worden herbenoemd. De meeste bestuurders hebben tijdelijke contracten, voor een periode van gewoonlijk vier jaar. Uit het wopt-rapport over 2009, waarin alle topinkomens in het hoger onderwijs en andere (semi-)publieke sectoren staan vermeld, blijkt dat minimaal zeventien onderwijsbestuurders vorig jaar meer dan 223.666 euro verdienden. Zij zullen bij een herbenoeming in salaris achteruit gaan.

Pensioenbijdrage
Opvallend is dat alle onderwijsbestuurders in het rapport, gemeten naar het wetsvoorstel, een te hoge pensioenbijdrage ontvangen van hun werkgever. De staatssecretaris wil dat bedrag vastleggen op maximaal 28.767 euro.

Lagere norm
SP-Kamerlid Jasper van Dijk vindt de nieuwe wet niet streng genoeg. “Waarom zou een onderwijsbestuurder meer moeten verdienen dan zijn eigen baas, de minister van onderwijs?” In het debat over het wetsvoorstel zal hij pleiten voor een verlaging van de salarisnorm.

CAO
Verder wil hij alle bestuurders weer terugbrengen in de cao, zoals dat tot het eind van de jaren negentig het geval was. “Als je het goed regelt en de salarisverschillen lopen niet te ver uiteen, dan heb je helemaal geen maximumnorm meer nodig.”

Marktconform
De bestuurders van hogescholen en universiteiten hebben nu eigen – meer marktconforme – arbeidsvoorwaarden, die worden afgesproken met de raad van toezicht. Ze worden tijdelijk benoemd, in tegenstelling tot ander onderwijspersoneel, dat een vaste aanstelling heeft.


Waarom zegt u dat?

Kroonenberg: “Omdat ik niet overtuigd ben van het feit dat CO2 zo belangrijk is dat je een heleboel energie moet gaan inzetten om het onder de grond te stoppen. Want als dat niet helpt (tegen de klimaatverandering, red.), dan is alle moeite voor niks geweest.”

Vellinga: “Waarom kom jij nou tot zulke andere conclusies dan de meeste klimaatwetenschappers? Ik heb voor ik hier naartoe kwam nog eens gekeken op de websites van Nasa, NOAA, Max Planckinstituten, het Nederlandse, Belgische en Franse KNMI. Ze hebben allemaal een mening die anders is dan die van Salle. Ze zeggen: CO2 lijkt ons wel degelijk een probleem. Het wordt warmer en met de bijbehorende zeespiegelstijging vormt dat een behoorlijke dreiging. Met alle respect, ik vind dat een individuele onderzoeker, oud-onderzoeker, geoloog nota bene, een afwijkende mening mag hebben. Maar beleidsmakers moeten ook kijken naar Nasa, NOAA en KNMI. Je kunt het klimaatbeleid niet baseren op een paar mensen die zeggen dat het best kan meevallen en dat CO2 misschien niet zo krachtig is, terwijl gespecialiseerde kennisinstituten, zoals het KNMI en de universiteiten wijzen op grote risico’s.”

Kroonenberg: “Wetenschap is geen democratie. In de berichten van het KNMI zie je ook een bepaalde manier van voorstellen. Ze zeggen bijvoorbeeld: de laatste tien jaar is het warmste decennium geweest van de afgelopen eeuw – dat is ook zo – maar ze zeggen er niet bij dat het de laatste tien jaar niet is opgewarmd, ook niet in De Bilt. Ik onderken dat die instituten er zelf belang bij hebben dat de discussie doorgaat en dat het onderzoek doorgaat.”

Vellinga: “Ik heb mezelf een jaar lang afgevraagd of de klimaatsceptici gelijk zouden kunnen hebben.”


Wanneer was dat?

Vellinga: “Na climategate, zeg maar januari 2010. Een jaar lang heb ik alle artikelen en blogs van klimaatsceptici nog eens opnieuw gelezen en mezelf afgevraagd hoe het in het verleden was. Was het inderdaad zo dat milieuwetenschappers vaak hebben overdreven? Ik heb geprobeerd om het allemaal beter in perspectief te krijgen, maar mijn eindconclusie is helder: het ondersteunende materiaal dat broeikasgassen leiden tot een opwarming, en dat die opwarming met zeespiegelstijging wereldwijd tot heel vervelende gevolgen leidt, is zo nagenoeg zeker dat ik het wel gelegitimeerd vind om flink te investeren in een meer duurzame, klimaatneutrale, energievoorziening.”


Aan de TU gebeurt momenteel veel klimaatgerelateerd onderzoek: klimaatbestendige dijken, wonen op het water, maar ook waterstofopslag, zonnepanelen en elektrisch vervoer. Wat vindt u van die oriëntatie. Teveel of nog niet genoeg?

Vellinga: “Het ziet er naar uit dat klimaatverandering pas over veertig tot vijftig jaar echt hard toeslaat. Maar als dat gebeurt, kun je niet meer terug. Daarom moet je nu al aan de slag met emissiebeperking. Wat doe je dan? Liefst dingen waar je op kortere termijn ook wat aan hebt. Dus doen we dingen die niet alleen goed zijn voor het klimaat maar ook anderszins maatschappelijke waarde creëren. Dat zie je ook bij ons voedsel: een vleesdieet produceert ongeveer zes keer meer broeikasgassen dan een vegetarisch dieet. Dus overstappen op meer vegetarisch is een goede zaak voor het klimaat, maar het is voor gezondheid en biodiversiteit ook heel verstandig. Als je door je oogharen kijkt is klimaat één van de signalen die aangeven dat we anders moeten omgaan met natuur, grondstoffen, water en bijna alles wat we onttrekken aan de aarde.”




Klimaat als indicator. Ik vind het een mooie vergelijking. Salle?

Kroonenberg: “Ik ben altijd voor onderzoek. Het maakt me niet zoveel uit waar dat over gaat. Van mij mag je CO2-opslag in de ondergrond onderzoeken. Als het maar vernieuwend is en nieuwe kennis oplevert. Ik vind dat de TU een beetje achter de feiten aanloopt om zich in dit late stadium van de discussie nog zo sterk op klimaat te profileren, want ik denk dat het hele onderwerp nog veel verder weg zal zakken in de maatschappelijke discussie dan nu het geval is.”

Vellinga: “Maatschappelijke aandacht piekt en zakt weer. Uiteindelijk, en daar moet je ook eerlijk in zijn, betalen de voordelen van CO2-vermindering in termen van een beter klimaat zich pas uit over veertig tot honderd jaar. Als je in de geschiedenis van de mensheid kijkt, zijn we nog nooit erg genegen geweest om veel te investeren in iets dat pas over dertig, veertig of honderd jaar rendement geeft. Tenzij het een religie was.”


Deze reportage verscheen eerder in Delft Integraal, december 2011. 


Bezorgd

Prof.dr.ir. Pier Vellinga (1950) heeft in de afgelopen jaren vaak blijk gegeven van zijn zorgen om de klimaatverandering, vooral in combinatie met zeespiegelstijging. Hij studeerde in 1976 af als civiel ingenieur aan de TU Delft en promoveerde in 1984. Hij werkte bij het ministerie van Vrom als adviseur internationaal klimaatbeleid en als directeur van het nationale klimaatprogramma. In 1991 werd hij benoemd als hoogleraar klimaatverandering aan de VU in Amsterdam. Later kwam daar een aanstelling in Wageningen bij op het gebied van klimaatverandering en water. Na de mislukte klimaattop van Kopenhagen (december 2009) zette hij voor zichzelf alles op een rijtje en schreef het boek ‘Hoezo Klimaatverandering – feiten, fabels en open vragen’.


Relativerend

Prof.dr. Salomon ‘Salle’ Kroonenberg (1947) is vooral bekend geworden als klimaatscepticus. ‘Klimaatrelativist’ vindt hij zelf een beter woord. In 2006 verscheen zijn bekroonde boek ‘De menselijke maat’, waarin hij laat zien dat klimaatverandering in geologisch perspectief de gewoonste zaak van de wereld is. Het boek verkocht 25 duizend exemplaren. Kroonenberg was van 1996 tot 1 september 2009 als hoogleraar geologie verbonden aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. Hij bouwde een reputatie op als ‘aangenaam en wijs causeur die net wat meer visie, eigenzinnigheid en individualiteit ten toon spreidt dan de doorsnee hoogleraar’. Dit voorjaar verscheen zijn boek over de mythologie en geologie van de onderwereld: ‘Waarom de hel naar zwavel stinkt’.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.