Campus

Jij, zorgrobot

Verpleegkundigen en patiënten ontdekken de mogelijkheden van de zorgrobot; robotexperts ontdekken de dagelijkse harde realiteit van de zorg. Arjanna van der Plas bracht deze groepen met elkaar in gesprek in een gecombineerd afstudeerproject voor industrieel ontwerpen en de TNW-master science communication.

Doel: een voor alle partijen leerzame dialoog over zorgrobots.

WIE IS ARJANNA VAN DER PLAS?
Ze omschrijft zichzelf als een sociale nerd, die als ontwerper probeert de kloof tussen wetenschap en maatschappij te overbruggen. Arjanna van der Plas (Utrecht, 1984) overwoog na het gymnasium een studie psychologie, maar industrieel ontwerpen was spannender. “Kijken wat techniek mensen precies te bieden heeft.”
Ze was niet het soort kind dat enorme bouwwerken maakt met Lego en daarom door de ouders werd aangemeld bij de TU Delft. Wel las ze ademloos de Kijk. “Dat blad kon ingewikkelde technologie uitleggen aan een lezerspubliek dat begon bij elf, twaalf jaar.” Diezelfde interesse – hoe leg je wetenschap het beste uit? – deed haar later ook science communication als tweede master kiezen.
Van der Plas werkt sinds 2007 als freelance journalist voor onder meer De Ingenieur en Delta. Ze hoopt de komende periode vanuit science communication een onderzoek te kunnen verrichten naar het functioneren van communicatieafdelingen.

Het is haar eerste baantje sinds ze bouwkunde studeert. Kraan (20) werkt bij de Koninklijke Porceleyne Fles, zoals de enige overgebleven aardewerkfabriek van Delft officieel heet. “Midden zeventiende eeuw waren dat er dertig. De VOC nam in die tijd veel porselein mee uit China en begon dat hier toen na te maken.”
Kraan kan inmiddels alle feitjes en anekdotes over de fabriek dromen. Handig bij de rondleidingen. Bijvoorbeeld dat de fameuze blauwe kleur pas sinds 1880 wordt gebruikt. Toen ze begon, was daar wel wat voorbereiding voor nodig. “Ik had vier inwerkmiddagen, kreeg een dik pakket informatie mee. Maar ik leer ook nu nog elke week bij.”
De ene rondleiding is de andere niet, de afkomst van de groep blijkt een belangrijke factor. ”Je ziet grote verschillen. Neem bijvoorbeeld Japanners. Die zeggen echt hélemaal niets. Spanjaarden zijn juist een beetje arrogant.” Is er een nationaliteit waarbij het wél een feest is? “Ik houd echt van Amerikanen. Ze hebben zo’n heerlijke naïviteit over zich, vinden alles fantastisch.” Tja, soms heb je ook gewoon een groep Nederlanders. “Die vind ik het lastigst. Ze zijn vaak kritisch, altijd van ‘Ja, maar…’ Of ze lopen gewoon weg terwijl je aan het praten bent.”
Naast de rondleidingen staat Kraan in de souvenirshop. De kredietcrisis is er merkbaar. “Vorig jaar toen de dollar en de yen laag stonden, zag je al een afname in verkoop.” Des te groter is de uitdaging om de bezoeker toch nog met die dure vaas naar huis te sturen. “Dat is wel een truc hoor, haha. Vraagt een klant bijvoorbeeld over een goedkoop souvenir: ‘Is dit handbeschilderd?’ ‘Nee’, zeg ik dan en vertel erbij dat het niet eens uit Nederland komt. Dan willen ze het niet meer. Zo verkocht ik laatst nog drie vazen aan een Amerikaanse, 2500 euro per stuk!”
Hoe zit het eigenlijk met ‘de toerist’ in Kraan zelf? “Tijdens een open dag kocht ik eens met korting bordjes. In mijn studentenhuis eten we nu dus van Delfts blauw. Maar, alleen met speciale gelegenheden.” (IK)

Bijbaan: Gids Poceleyne Fles
Verdiensten: €8,- per uur
Opvallend: Eet thuis geregeld van Delfts blauw servies

WIE IS ARJANNA VAN DER PLAS?
Ze omschrijft zichzelf als een sociale nerd, die als ontwerper probeert de kloof tussen wetenschap en maatschappij te overbruggen. Arjanna van der Plas (Utrecht, 1984) overwoog na het gymnasium een studie psychologie, maar industrieel ontwerpen was spannender. “Kijken wat techniek mensen precies te bieden heeft.”
Ze was niet het soort kind dat enorme bouwwerken maakt met Lego en daarom door de ouders werd aangemeld bij de TU Delft. Wel las ze ademloos de Kijk. “Dat blad kon ingewikkelde technologie uitleggen aan een lezerspubliek dat begon bij elf, twaalf jaar.” Diezelfde interesse – hoe leg je wetenschap het beste uit? – deed haar later ook science communication als tweede master kiezen.
Van der Plas werkt sinds 2007 als freelance journalist voor onder meer De Ingenieur en Delta. Ze hoopt de komende periode vanuit science communication een onderzoek te kunnen verrichten naar het functioneren van communicatieafdelingen.

De acht robotexperts die deelnamen aan jouw project werken pas met gebruikers zodra er een prototype is gebouwd, niet tijdens het bedenken van een zorgrobot. Heeft dat je verbaasd?
“Echt verrast was ik niet, maar het is wel opmerkelijk dat ze over de dagelijkse routines in de zorg niet meer wisten dan ik. Ze zijn vooral gericht op de uitdagende, razend moeilijke puzzel van de robottechnologie. Vraag ze waarom ze met robots werken en ze zullen eerder over de drie roboticawetten van Isaac Asimov beginnen dan over de zorgwekkende vergrijzing en het oplopende personeelstekort in de gezondheidszorg.
Toch zijn ze wel degelijk geïnteresseerd in de gebruiker. Alle experts die ik voor dit project heb benaderd, zeiden ja – dat zegt wel iets. Ze waren verbaasd over alle input die ze kregen en deelden na afloop van het project visitekaartjes uit aan de verpleegkundigen en patiënten, met wie ze graag verder wilden praten.
Je mag van zulke onderzoekers niet verwachten dat ze makkelijk in dialoog treden met patiënten en verzorgers. Eén expert vertelde dat hij graag gebruikersonderzoek had willen doen, maar dat daar geen financier voor te vinden was. Ik denk dat het goed is om onderzoekers en toekomstige gebruikers in een vroeg stadium van de technologische ontwikkeling bij elkaar te brengen.”

Experts en gebruikers hebben samen twee nieuwe, praktische zorgrobots uitgedacht: de schoenrobot en het robotische bed. Je project had ook kunnen eindigen in wederzijds onbegrip. Hoe heb je dat weten te voorkomen?
“Beide partijen bleken bereid samen verder te denken. Dat was ook mijn doel, maar ik was toch erg blij dat het niet bij het uitwisselen van standpunten is gebleven. De kloof bleek niet zo onoverbrugbaar als gedacht.
De gekozen opzet van het project heeft wel geholpen. Het klinkt abstract, maar ook een communicatieproces kun je ontwerpen. In de eerste fase zaten beide groepen nog apart. Ik interviewde de robotexperts, en die begonnen te beseffen dat het wel eens nuttig kon zijn om meer over de dagelijkse praktijk van de zorgsector te weten te komen. Verpleegkundigen en patiënten konden in een aparte sessie nadenken over wat zorgrobots nu precies waren. Zo werden ze meteen klaargestoomd voor de latere gesprekken met de robotexperts.
De gespreksleider speelt ook een belangrijke rol. Die geeft de deelnemers opdrachten – ‘beschrijf je droombeeld en schrikbeeld van een zorgrobot’, bijvoorbeeld – en moet voorkomen dat wetenschappers of verpleegkundigen te veel jargon gebruiken.”

Was jij de gespreksleider?
“Het leek me verstandiger dat door iemand anders te laten doen. Ik heb een uitgesproken mening over het belang van samenwerking tussen robotontwerpers en gebruikers en had de discussie misschien te veel gestuurd.”

Wat was het schrikbeeld van de onderzoekers?
“Dat verschilde per persoon, maar er bestaat bij hen zeker angst voor falende techniek: de zorgrobot die door een mankement een patiënt verwondt of doodt. Zo’n ongeluk kan, als het overal breed wordt uitgemeten, mensen zo de stuipen op het lijf jagen dat de ontwikkeling van zorgrobots tot stilstand komt. In principe maken zorgrobots minder fouten dan mensen: ze laten zich nooit van hun taak afleiden en kunnen zeer nauwkeurige bewegingen maken. Maar fouten worden hen ook zwaarder aangerekend. Menselijke fouten in de zorg zien we vaak als onvermijdelijk, fouten van robots niet.”

Hoe keken de verpleegkundigen en patiënten aan tegen zorgrobots?
“Veel verpleegkundigen zagen de zorgrobot aanvankelijk als een bedreiging: een snellere, slimmere collega die ze overbodig kon maken. Ze waren ook bang het voor hen zo essentiële contact met de patiënten te verliezen.
Natuurlijk hebben de meeste mensen een bepaald beeld van robots. Tijdens mijn afstudeerpresentatie vroeg ik de zestig mensen in de zaal een robot te tekenen. Bijna iedereen tekende poppetjes, van kinderboekrobotjes tot woeste terminators. Voor dat soort robots zijn de verpleegkundigen bang. Als je ze vertelt dat het om een apparaatje gaat, dat informatie binnen krijgt, vervolgens gaat ‘denken’ en een specifieke handeling uitvoert, gaan ze positiever denken over de zorgrobot. Geen rivaal, maar een welkome hulp die er bijvoorbeeld voor zorgt dat ze een bed veel makkelijker door de gang kunnen duwen.”

En de patiënten?
“Die willen vooral beter worden of zelfstandig kunnen blijven wonen, en daarom zijn ze minder bang voor zorgrobots. En waar verzorgers het wassen van patiënten liever niet aan een robot overlaten, blijken patiënten juist de voorkeur aan een robot te geven. Niet zo raar: als je elke dag op een door jou gekozen tijdstip door een zorgrobot kan worden gewassen, is dat fijner dan steeds weer een andere verpleeghulp in je badkamer.”

Is het wenselijk om een robot zoveel mogelijk op een mens te laten lijken? De robotexperts in jouw project dachten daar verschillend over.
“Hoogleraar Hiroshi Ishiguro van de Osaka University gaat daar heel ver in. Hij bouwt humanoids: robots die een zo nauwkeurig mogelijke kopie zijn van bestaande mensen. Inclusief zijn beroemde evenbeeld, de Geminoid.
Toen ik in de herfst van 2009 op vakantie was in Japan, ben ik natuurlijk bij Ishiguro langs geweest. Hij was lyrisch over het idee van een menselijke zorgrobot. Ideaal, vond hij: dan hoef je niet zelf je ouders te bezoeken in het bejaardentehuis. Je stuurt je robot en via die robot praat je met je ouders. Veel gemakkelijker, en ze voelen toch je aanwezigheid.
Mijn gut reaction is: dat is gemeen tegenover je ouders. Of grootouders: een dementerende vrouw zou misschien het verschil tussen een klein kind en een humanoid niet meer merken, maar zo’n ‘persoonsverwisseling’ voelt harteloos. Je ziet ook meteen de ontvangstkamer in het bejaardentehuis voor je, waar alle robotfamilieleden staan opgesteld… af en toe pak je weer eentje mee en die plant je neer naast een oma of opa!” (Ze schiet in de lach.)

Ligt het altijd zo zwart-wit?
“Nee. Neem Paro, een Japanse knuffelrobot in de vorm van een nogal luidruchtige zeehondenbaby. Die wordt nu ook in Nederland als therapiemiddel gebruikt bij demente bejaarden, die zich zo wat minder angstig en verlaten voelen. Daar zit ook een mooie kant aan. En wij schrikken nog van sommige zorgrobots, maar de schok van het onbekende is op een gegeven moment voorbij: volgende generaties zullen de grenzen weer ergens anders leggen. Wat niet betekent dat je de huidige weerstand moet negeren.”

Je hebt je onderzoek uitgevoerd bij het Rathenau Instituut. Kwam je terecht in een Haagse, ambtelijke sfeer?
“Helemaal niet! Het is een dynamische club, met veel vrijheid om onderzoek uit te voeren. Waar IO zich richt op het bedrijfsleven, houdt het Rathenau Instituut zich meer bezig met het adviseren van de politiek. Het gaat om heel Nederland. Dat past wel bij mij. Ik deed ooit een psychologische test bij een student recruiter, en kreeg te horen: joh, niet lullig bedoeld, maar ben je niet een beetje te maatschappelijk betrokken voor de bedrijven die wij vertegenwoordigen? Ik vond dat wel eerlijk. En onbedoeld grappig.”

Ga je straks de politiek in? Je hebt al eens een jaar voor AAG in de studentenraad gezeten.
“Mijn jaarclub zegt altijd dat ik minister-president zal worden. Maar dan moet je eerst een partij kiezen, en dat vind ik op dit moment lastig. En ik kan slecht tegen bureaucratie. Politiek is een plek waar veel dingen gebeuren die me raken, maar het is niet een klimaat waarin ik wil functioneren “

Je vertrekt binnenkort naar Brazilië – een wereldreis?
“Nee, ik ga naar mijn zus, die in Rio de Janeiro afstudeert op de problemen van kinderen in de favelas. Daar woont ze niet, hoor. Haar huis is op vijf minuten van het strand, dus dat is waar ik me op ga houden. (lacht)
Het is wel grappig: zij begon met een studie pedagogiek, ik met een studie IO, en we zijn allebei uitgekomen bij de ‘grote maatschappelijke vraagstukken’. Het zit zeker in de familie.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.