Opinie

‘Jammer, maar schaliegas lijkt niet de oplossing voor ons energie-probleem’

De impact van schaliegas wordt overschat, zegt geoloog J. David Hughes. Er mogen grote reserves zijn, maar om de winning ervan op peil te houden zijn ieder jaar meer boorputten nodig. Dat betekent: boren tegen de klippen op. Ten koste van water, omgeving en atmosfeer.


Vooral economen raken opgewonden van schaliegas. Ze zien het ‘nieuwe gas’ als een comeback voor de olie- en gassector en als de brandstof voor de 21ste eeuw. Ze kijken daarbij naar de Amerikaanse gas boom die het aandeel van schaliegas in de totale Amerikaanse gasproductie opdreef van twee procent in 2000 tot bijna veertig procent nu. Economen trekken opgaande lijnen graag door naar de toekomst. Zo schreef economieredacteur Maarten Schinkel op 18 december 2012 in NRC Handelsblad: ‘De VS zijn door al deze nieuwe technieken hard op weg zelfvoorzienend te worden in energie – wellicht al in 2020’. En daar houdt het niet mee op, want schaliegasvoorraden liggen over de hele wereld verspreid en dus voorziet Schinkel ‘een vloed van energie, het einde van de schaarste en het begin van zelfvoorziening in de belangrijkste gebieden. De geopolitieke gevolgen kunnen enorm zijn: het einde van het Russische staatsmodel, van Europa’s energieafhankelijkheid, van de dominantie van de gebeurtenissen in het Midden-Oosten voor de rest van de wereld. Het is te veel om op te noemen.’

Een heerlijke nieuwe wereld dankzij het alom aanwezige schaliegas. We moeten het alleen nog even winnen. En dat gaat van hupsakee. De klassieke winning richt zich op poreus gesteente waarin in de loop van miljoenen jaren koolwaterstoffen (olie en/of gas) zijn opgeborreld vanuit onderliggende brongesteenten. Maar schaliegaswinning richt zich op de brongesteenten zelf. Eenmaal op diepte wordt de laag schalie of kleisteen horizontaal aangeboord, met explosieven opengebroken en met zand en chemicaliën opengehouden zodat de koolwaterstoffen met het spoelwater naar boven kunnen komen.



Nieuw geluid

In Europa wordt tot nu toe alleen nog maar gepraat over schaliegas, en daarbij beginnen zich twee kampen af te tekenen. De voorstanders voeren argumenten aan als energie-onafhankelijkheid (Engeland en Polen tegenover Rusland), lagere CO2-uitstoot dan bij kolenstook en innovatie binnen de olie- en gaswinning. Tegenstanders wijzen op vervuiling van drinkwaterreserves en oppervlaktewater zoals die in de Verenigde Staten hebben plaatsgevonden, toenemende aardbevingen, verwoesting van het landschap en in de atmosfeer ontsnappend aardgas dat een sterk broeikaseffect heeft.


Nog voordat de winning begonnen is, zijn de meningen al net zo gepolariseerd als destijds (1981-1983) bij de brede maatschappelijke discussie over kernenergie.

Dit voorjaar klonk er in die weinig verrassende discussie opeens een nieuw geluid. Dat kwam van de Canadese geoloog J. David Hughes, die in opdracht van de Canadese overheid een inventarisatie heeft opgesteld van het Canadese potentieel aan schaliegas. De afgelopen tien jaar heeft hij daarvoor de Amerikaanse schaliegaswinning op de voet gevolgd. Dat resulteerde in zijn rapport ‘Drill, Baby, Drill’ dat in februari gepubliceerd werd. De ondertitel vraagt: Luiden onconventionele brandstoffen een nieuwe periode van energieovervloed in? Anders dan veel economen denkt Hughes van niet, en in het rapport laat hij zien waarom.



Terugval

Wat je niet hoort over het Amerikaanse schaliegaswonder, is dat de productie vorig jaar ondanks veel nieuwe putten niet gestegen is (stabiel op 700 duizend kubieke meter per dag). En evenmin dat het succes ongelijk verdeeld is. De drie beste gebieden leveren tweederde van de productie. De andere 27 gebieden leveren de rest.


Hughes heeft voor de meest productieve gebieden de inspanningen en de productie in kaart gebracht, en komt tot de slotsom dat in verreweg de meeste velden de productie sneller afneemt dan dat er putten bij geboord (kunnen) worden.

Neem het succesvolle Haynesville in Texas, dat vanaf nul in 2007 uitgroeide tot de grootse producent binnen de VS in 2011. De productie groeide tot begin 2012 evenredig met het aantal putten, dat toen de 2700 al had bereikt. Nieuwe putten boren is de enige manier op de productie op gang te houden omdat de productie van elke bestaande put snel inzakt. Na één jaar bedraagt de productie in Haynesville nog maar 32 procent van de initiële productie, na twee jaar 16 en na drie jaar 8 procent. Over het hele veld zakt jaarlijks de productie met 52 procent in, zo laat Hughes zien.


Bij de twee andere productieve gebieden van de VS, Barnett in Texas en Marcellus in Pennsylvania,  is de jaarlijkse teruggang in productie 30 respectievelijk 29 procent.

De enige manier om de productie op gang te houden is nieuwe putten en gangen te boren. Als, zoals in Haynesville, de jaarlijkse productie met 52 procent terugloopt, moet je er jaarlijks ook 52 procent van de capaciteit bijzetten om de productie op peil te houden. Voor Haynesville betekent dat 774 nieuwe putten per jaar (de helft van de 1550 putten die er in referentiejaar 2011 actief waren), voor Barnett 1507 en voor Marcellus 561 nieuwe putten. Vorig jaar zijn er in die gebieden 810, respectievelijk 1112 en 1244 putten bijgekomen, waarop Hughes concludeert dat alleen Marcellus nog groei vertoont, terwijl de andere twee topgebieden de neerwaartse koers hebben ingezet.


Het zal inmiddels duidelijk zijn waar de titel van het rapport (‘Drill, Baby, Drill’) vandaan komt, en wie de winnaars van dit avontuur zijn.


Over de hele VS zijn dit jaar 7641 nieuwe putten nodig om de productie van schaliegas op het huidige peil te houden. Dat kost zo’n 42 miljard dollar. Vorig jaar bedroegen de schaliegasbaten 32,5 miljard dollar (omgerekende gasprijs: 9,3 eurocent per kubieke meter – in Nederland 65 cent/m3). ‘Dat is minimaal 9,3 miljard dollar minder dan wat nodig is om de productie te handhaven’, concludeert Hughes.

Tel daarbij op dat de sweet spots allemaal al in gebruik zijn, dus dat nieuwe putten waarschijnlijk een lagere startproductie zullen tonen. Dat maakt een groeiscenario voor het Amerikaanse schaliegas onwaarschijnlijk.



Feestje voorbij

Ook het Amerikaanse Energy Information Agency (EIA) lijkt dat te beseffen, en heeft de hoeveelheid winbare reserves met 42 procent teruggebracht. Met het huidige gebruikstempo is dat voldoende voor 24 jaar. Geen nieuwe brandstof voor de 21ste eeuw, dus.


Jammer, maar schaliegas lijkt niet de oplossing voor ons energieprobleem. Zelfs al zouden we ons landschap, ons grond- en bodemwater eraan op willen offeren. Het houdt gewoon geen stand.


Hughes concludeert: ‘Onconventionele brandstoffen zijn geen panacee voor een eindeloze voortzetting van het groeiparadigma. In het beste geval zijn het kostbare tijdelijke energiebronnen die de gevolgen van de teruggang in de goedkopere conventionele brandstoffen kunnen verzachten. Ze kunnen ons de tijd verschaffen om infrastructuur te ontwikkelen die nodig zal zijn om ons energiegebruik te verminderen. Maar het is een vergissing ze als game changers te zien, die ons opnieuw zullen voorzien van eindeloze stromen goedkope energie die de basis vormden onder de economische groei van de afgelopen anderhalve eeuw.

Koolwaterstoffen zijn een geweldig eenmalig energiefeest geweest voor de mensheid. In 150 jaar tijd is de mensheid, in gelijke tred met het energiegebruik, van 1,2 miljard zielen in 1850 tot ruim 7 miljard uitgegroeid. De unieke eigenschappen van de fossiele brandstoffen en hun brede toepasbaarheid zullen moeilijk of onmogelijk te vervangen zijn. Helaas is het een eindige, niet-hernieuwbare grondstof, die aanzienlijke gevolgen voor het milieu met zich meebrengt, zowel in de winning als bij het gebruik. We zullen ze nog hard nodig hebben bij de ontwikkeling van een infrastructuur voor een meer duurzame energietoekomst. Het is van belang dat de planning voor die toekomst gebaseerd zal zijn op feiten, niet op wensdromen.’


Hoe zo’n duurzame infrastructuur er dan uitziet, en hoe zich zo’n drastische politieke koerswijziging zou voltrekken, daar gaat dit boek niet over. Als een goede ingenieur doet Hughes niet in getallen en feiten.



Ir. Jos Wassink is wetenschapsredacteur van Delta



J. David Hughes, ‘Drill, Baby, Drill – Can Unconventional Fuels Usher in a New Era of Energy Abundance?’ Post Carbon Institute, februari 2013.


Dr. Ruud Weijermars, directeur Unconventional Gas Research Initiative (Ugri) bij Civiele Techniek en Geowetenschappen, en Dr. Aad Correljé, energiespecialist bij Techniek, Bestuur en Management, wilden niet reageren.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.