Wetenschap

IPCC-rapport: rampscenario’s worden werkelijkheid

Het klimaatrapport dat het IPCC vorige week presenteerde beheerste dagenlang het nieuws. Delta vroeg energieprofessor Blok en overstromingsexpert Kok wat hen erin opviel.

“Alle kranten en journaals besteedden er aandacht aan. Ik herinner me dat niet van eerdere IPCC-rapporten.” (Foto: IPCC)

Wat dr.ir. Matthijs Kok, hoogleraar overstromingsrisico’s aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, opviel aan het vorige week gepubliceerde IPCC-rapport? Dat de scenario’s over klimaatverandering daarin zo treffend bevestigd worden in de werkelijkheid. Denk oplopende temperaturen, aan vaker voorkomende hoosbuien, overstromingen en bosbranden. “Dat is op zich niet verrassend, want de scenario’s zijn verwachtingen over de gevolgen van temperatuurstijging. Maar het feit dat ze zo goed blijken te kloppen met wat we om ons heen zien gebeuren, is wel een reden om die scenario’s echt serieus te nemen.”

Het wereldwijde noodweer van de afgelopen tijd heeft de interesse in klimaatonderzoek versterkt, ziet prof.dr. Kornelis Blok. Hij is hoogleraar energiesystemen bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management en IPCC-auteur bij werkgroep III over terugdringen van klimaatverandering. Hij schrijft: “Wat mij het meest opvalt is de grote hoeveelheid publiciteit rond het rapport. Het werd ruim van tevoren aangekondigd, alle kranten en journaals besteedden er ruim aandacht aan en er werd door iedereen nog de hele week aan gerefereerd. Ik herinner me dat niet van eerdere rapporten.” Ook valt hem op dat de onderzoekers ‘in robuustere termen’ spreken en minder terughoudend zijn dan bij vorige rapporten.

‘Nederland moet anticiperen op een versnelling van de zeespiegelstijging’

Als voorbeeld daarvan noemt Blok het optreden van de Franse klimatologe en mede IPCC-voorzitter Valérie Masson-Delmotte tijdens de persconferentie. Daarin zegt ze duidelijk: we moeten in 2050 een CO2-vrije economie hebben om binnen de 1,5 graden temperatuurstijging te blijven.

Zeespiegelstijging en Russisch aardgas
Anders dan de scenario’s voor temperatuurstijging zijn de voorspellingen van zeespiegelstijging minder robuust, vindt Kok. “Er is nog veel onzekerheid over de snelheid van het afsmelten van het landijs op Groenland. Voor de Nederlandse kust meten we al jaren dezelfde zeepspiegelstijging van 2 millimeter per jaar, dus 20 centimeter in een eeuw. De aangekondigde versnelling naar bijvoorbeeld 80 centimeter per eeuw zien we nog niet.”

Wel vindt hij dat Nederland moet anticiperen op een versnelling van de zeespiegelstijging. “De Deltacommissaris zou verkennende ontwerpstudies kunnen opzetten naar scenario’s van een, twee of drie meter zeespiegelstijging”, stelt Kok voor. “Wat betekent dat concreet voor de regio Rijnmond, en voor de inzet van de Maeslantkering? Ik hoor vaak als reactie: ‘we hebben nog tijd genoeg’. Maar de vorige Deltawerken hebben ook dertig tot veertig jaar geduurd in de uitvoering.” Welke keuzes wil Nederland maken over overstromingsveiligheid, haven en ecologie? Dat worden lastige discussies, verwacht Kok, maar we moeten er toch eens over beginnen.

‘Methaan blijkt een nog sterker broeikas dan eerder gedacht’

“Iets specifieks dat me opvalt in het rapport is de relatief grote rol van methaan”, schrijft Blok. Het figuur dat hij meestuurt laat zien dat methaan een grote rol speelt in het broeikaseffect, namelijk ongeveer twee derde van de CO2-bijdrage. Methaan blijkt een nog sterker broeikasgas dan eerder gedacht. Dat feit moet politici aan het denken zetten over onze gasvoorziening, vindt Blok. “In Nederland hebben en hadden we een systeem met weinig methaanlekkage, dit ligt bij aardgas uit Rusland anders.” Op dit moment komt ongeveer 10 tot 20 procent van het gas dat Nederland verbruikt en verhandelt uit Rusland. Dat percentage zal de komende jaren stijgen, zei een TNO-expert eerder dit jaar tegen EenVandaag.

Delftse bijdrage
Op de vraag of de TU meer moet of kan doen in de strijd tegen de opwarming van de aarde verwijzen beide professoren naar het TU Delft Climate Action Programme. Dat bundelt klimaatonderzoek met mitigatie (tegengaan van klimaatverandering), adaptatie (aanpassen aan klimaatverandering) en klimaatbeleid. De TU wil daar de komende tien jaar 22 miljoen euro in investeren. “Onder de vlag van deze vier overkoepelende thema’s zullen vanaf midden 2021 extra wetenschappers worden aangetrokken om in zogenaamde flagship onderzoeksprogramma’s aan de slag te gaan met klimaatoplossingen, waaronder regionale monitoring en modellering van klimaatverandering, klimaat-engineering, negatieve emissies, circulariteit, de aanpak van hitte in de stad en waterveiligheid”, vermeldt de website. “In Delft werken al zo’n duizend onderzoekers aan energie- en klimaatonderzoek”, weet Blok.

‘Jaarlijks is 300 miljoen euro extra nodig voor energieonderzoek’

In zijn hoedanigheid als voorzitter van de NERA (Netherlands Energy Research Alliance) pleit Blok in een recent advies, gericht aan ministeries en NWO, niet alleen voor jaarlijks 300 miljoen euro extra voor energieonderzoek, maar ook voor een andere manier van financiering. Meerjarige missie-gedreven innovatieprogramma’s (MMIP’s) zouden energieonderzoek voor langere termijn (vijf tot tien tien jaar) moeten ondersteunen, van onderzoek tot aan pilots en demonstratieprojecten. Als onderwerpen voor zulk grootschalig onderzoek noemt Blok groene waterstof, de gebouwde omgeving, offshore wind en zonne-energie.

Voor de meeste onderzoekers die bij het Climate Action Programma aangesloten zijn, is beperking van klimaatverandering hun belangrijkste motivatie, zegt Blok. Een stabiele financiering zou hen helpen hun ambities te realiseren.

Wetenschapsredacteur Jos Wassink

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

j.w.wassink@tudelft.nl

Comments are closed.