Campus

Inventarisatie van de koolhaas-generatie

Het door Rem Koolhaas geleidde Office for Metropolitan Architecture (OMA) oefent op veel jonge architecten een grote aantrekkingskracht uit.

Op de tentoonstelling ‘Referentie: OMA; de sublieme start van een architectengeneratie’ in het NAi een inventarisatie van hun ideeën en werk. Niet zozeer een ijkpunt, maar een momentopname van overeenkomsten en verschillen.

Toen Rem Koolhaas aan het eind van de jaren zeventig als gastdocent aan de TH Delft optrad, nam hij geen blad voor de mond als het ging over het Nederlandse architectuurklimaat. Zijn kritiek richtte zich vooral op het ‘leger van inspraakmonsters’ en de ‘Montessoriterreur’. Maar ook het onderwijs bleef niet gespaard: ,,Van Delft kan ik zeggen dat het de meest verloederde onderwijssituatie is die ik ooit in mijn leven ben tegengekomen.”

In die jaren werd er nog een beetje raar aangekeken tegen het enfant terrible die in Londen zijn opleiding had genoten en in 1975 het OMA had opgericht. Die hoofdzakelijk van zich deed spreken als een bevlogen theoreticus in het lezingencircuit en als auteur van het boekwerk ‘Delirious New York’. Kortom, een vreemde eend in de bijt van de zompige Nederlandse architectuurvijver.

Toch werd er naar hem geluisterd en gaandeweg bleek de tijd rijp voor zijn gedachtenstromen. Zijn bureau sleepte een aantal opdrachten in de wacht waarmee hij ook in het buitenland aanzien verwierf. Hier maakte hij onder andere naam met De Kunsthal in Rotterdam. Het assemblage-achtige tentoonstellingsgebouw met de ‘weggemoffelde’ ingang. Koolhaas laat zich immers weinig gelegen aan het adagium ‘form follows function’ en wil al helemaal niet de humanistische schoolmeester uithangen.

Met de toenemende reputatie van zijn persoon en zijn bureau meldden zich vanaf de jaren tachtig legio medewerkers en stagiaires. Sommige bleven lang, anderen waren al snel weer vertrokken. Het werken in een chaotisch ‘laboratorium’ met een plat organisatiemodel waarin het experiment en flexibiliteit vooropstaan beviel lang niet iedereen. Maar hoe het ook zij: de meesten zijn er op de een of andere manier in hun latere loopbaan door beïnvloed.

Van een school of beweging in de traditionele zin van het woord kun je dan ook niet spreken. Hooguit van ‘referenties’ en daarmee hebben de samenstellers van de tentoonstelling Bernard Colenbrander en de hier vorig jaar afgestudeerde bouwkunde-student Daan Bakker zich ingedekt tegen beschuldigingen dat ze een vlag hebben ontworpen die de lading niet dekt.

Koolhaas zelf is de grote afwezige op deze fraai verzorgde expositie waarin aan de hand van vier thema’s de ideeën van zestien vakbroeders middels tekeningen, maquettes en plattegronden worden geïllustreerd. Daarnaast is er een postscriptum toegevoegd over de Berlijnse ensembles van enkele van de architecten.

Er hangt een prachtige veelkleurige plattegrond van Rients Dijkstra’s uitbreidingsplan Leidsche Rijn bij Utrecht, maar ook een maquette van het nieuwe VPRO-kantoor in Hilversum van MVRDV.


Figuur 1 Eensgezinshuis aan de Dedemsvaartweg in Den Haag, ontworpen door MVRDV Deze laatse architectengroep tekende eveneens voor een eensgezinshuis in Den Haag waarmeeze een nieuwe interpretatie geven van deze meest elementaire vorm van architectuur. Onder het kopje ‘Verschuivingen in de standaard’ zien we hoe er geëxperimenteerd wordt met nieuwe typologieën zoals schijven met gaten, monolieten, enveloppen, stempels en plakken, die onder andere zijn beslag krijgen in de woningbouw van Rapp — PICTURE 1 –> Höhne in het plan Sporenburg te Amsterdam.

De tentoonstelling ‘Referentie: OMA. De sublieme start van een architectengeneratie’ valt tot 5 nov. te bezichtigen in het NAi. Deze maand vindt er ook een lezingenreeks plaats georganiseerd door het NAi in samenwerking met Stylos. Info: 010-4401200.

Mannus van der Laan

Het door Rem Koolhaas geleidde Office for Metropolitan Architecture (OMA) oefent op veel jonge architecten een grote aantrekkingskracht uit. Op de tentoonstelling ‘Referentie: OMA; de sublieme start van een architectengeneratie’ in het NAi een inventarisatie van hun ideeën en werk. Niet zozeer een ijkpunt, maar een momentopname van overeenkomsten en verschillen.

Toen Rem Koolhaas aan het eind van de jaren zeventig als gastdocent aan de TH Delft optrad, nam hij geen blad voor de mond als het ging over het Nederlandse architectuurklimaat. Zijn kritiek richtte zich vooral op het ‘leger van inspraakmonsters’ en de ‘Montessoriterreur’. Maar ook het onderwijs bleef niet gespaard: ,,Van Delft kan ik zeggen dat het de meest verloederde onderwijssituatie is die ik ooit in mijn leven ben tegengekomen.”

In die jaren werd er nog een beetje raar aangekeken tegen het enfant terrible die in Londen zijn opleiding had genoten en in 1975 het OMA had opgericht. Die hoofdzakelijk van zich deed spreken als een bevlogen theoreticus in het lezingencircuit en als auteur van het boekwerk ‘Delirious New York’. Kortom, een vreemde eend in de bijt van de zompige Nederlandse architectuurvijver.

Toch werd er naar hem geluisterd en gaandeweg bleek de tijd rijp voor zijn gedachtenstromen. Zijn bureau sleepte een aantal opdrachten in de wacht waarmee hij ook in het buitenland aanzien verwierf. Hier maakte hij onder andere naam met De Kunsthal in Rotterdam. Het assemblage-achtige tentoonstellingsgebouw met de ‘weggemoffelde’ ingang. Koolhaas laat zich immers weinig gelegen aan het adagium ‘form follows function’ en wil al helemaal niet de humanistische schoolmeester uithangen.

Met de toenemende reputatie van zijn persoon en zijn bureau meldden zich vanaf de jaren tachtig legio medewerkers en stagiaires. Sommige bleven lang, anderen waren al snel weer vertrokken. Het werken in een chaotisch ‘laboratorium’ met een plat organisatiemodel waarin het experiment en flexibiliteit vooropstaan beviel lang niet iedereen. Maar hoe het ook zij: de meesten zijn er op de een of andere manier in hun latere loopbaan door beïnvloed.

Van een school of beweging in de traditionele zin van het woord kun je dan ook niet spreken. Hooguit van ‘referenties’ en daarmee hebben de samenstellers van de tentoonstelling Bernard Colenbrander en de hier vorig jaar afgestudeerde bouwkunde-student Daan Bakker zich ingedekt tegen beschuldigingen dat ze een vlag hebben ontworpen die de lading niet dekt.

Koolhaas zelf is de grote afwezige op deze fraai verzorgde expositie waarin aan de hand van vier thema’s de ideeën van zestien vakbroeders middels tekeningen, maquettes en plattegronden worden geïllustreerd. Daarnaast is er een postscriptum toegevoegd over de Berlijnse ensembles van enkele van de architecten.

Er hangt een prachtige veelkleurige plattegrond van Rients Dijkstra’s uitbreidingsplan Leidsche Rijn bij Utrecht, maar ook een maquette van het nieuwe VPRO-kantoor in Hilversum van MVRDV.


Figuur 1 Eensgezinshuis aan de Dedemsvaartweg in Den Haag, ontworpen door MVRDV Deze laatse architectengroep tekende eveneens voor een eensgezinshuis in Den Haag waarmeeze een nieuwe interpretatie geven van deze meest elementaire vorm van architectuur. Onder het kopje ‘Verschuivingen in de standaard’ zien we hoe er geëxperimenteerd wordt met nieuwe typologieën zoals schijven met gaten, monolieten, enveloppen, stempels en plakken, die onder andere zijn beslag krijgen in de woningbouw van Rapp — PICTURE 1 –> Höhne in het plan Sporenburg te Amsterdam.

De tentoonstelling ‘Referentie: OMA. De sublieme start van een architectengeneratie’ valt tot 5 nov. te bezichtigen in het NAi. Deze maand vindt er ook een lezingenreeks plaats georganiseerd door het NAi in samenwerking met Stylos. Info: 010-4401200.

Mannus van der Laan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.