Campus

Intro week: connecting internationals

With this year’s Introduction Week programme for internationals recently completed, programme coordinator Germaine Poot shares her thoughts on this year’s events.


Each year international students come from around the world to study at TU Delft. This resulting international student group comes from hundreds of different countries, are of all ages and from all types of social and economic backgrounds, religions and ethnicities, from undeveloped, developing and highly developed countries, and from recently completed university programmes or professional careers in the private sector. Moreover, for some it’s the first time travelling or living abroad, while others are seasoned travellers or former international students elsewhere.

In short, creating an introduction programme that appeals to such a large, widely diverse group is a formidable task. Nevertheless, Germaine Poot, head of the Introduction Week organizing committee, is charged with this task each year, for which the primary aim is to ultimately help students perform better during their years at TU Delft.


How do implement lessons learned into each successive year’s introduction programme?

”After each intro week is completed, an organising team member analyses the feedback we received from an extensive survey conducted towards the end of each intro week. Based on this feedback, we improvise the programme for the next academic year. For instance, based on the 2010 intro week’s feedback, we increased the duration of the intro week, from 10 days in 2010 to 18 days in 2011, which gave students more time to explore the university and Delft on their own.”


What is the logical thought process behind the execution of intro week?

”The main theory is acculturation, a process in which individuals with different cultural backgrounds learn to adjust with each other but still manage to keep their original culture. It has been proven that the students perform better after they’ve undergone

such a process in the beginning.”


To pull off a successful intro week, you must have had a good team behind you?

”Definitely. I was backed by a team of eight people and 40 student coaches. The coaches are trained personally, so as to know how to go about their tasks, such as the ability to identify symptoms of culture shock and those students who might need extra help.”


What would you like international students to bear in mind regarding intro week?

”That intro week should be considered as ‘serious fun’. It’s not something for them to like or dislike. Rather, it’s a programme proven to be the best for helping them perform better during their stays in Delft.”


Which was this year’s most popular intro week activity?

”The Master Chef event’. We asked arriving students to participate in an online ‘Recipe contest’ on Delftulip. The end result was a huge success, culminating in a multicultural buffet made entirely by students for students.”


Do other universities in the Netherlands have similar intro programmes?

”TU Delft is the only university in the Netherlands with such an elaborate introduction week with various survival activities designed to help students get accustomed to their new surroundings effectively. In fact, in appreciation of the efforts put in by the university in this regard, Nuffic awarded TU Delft with the 2010 Orange Carpet Award.”

Over twee weken is het zover: met de openbare verdediging van mijn proefschrift komt een eind aan vijf jaar promotieonderzoek naar maatschappelijke verantwoordelijkheid in de wetenschap. Of liever gezegd, naar de mogelijkheden om bredere ethische en maatschappelijke overwegingen in de dagelijkse onderzoekspraktijk te integreren. De aanleiding voor het onderzoek was de groeiende belangstelling bij burgers en beleidsmakers om de maatschappelijke impact van wetenschappelijk onderzoek al in een vroeg stadium op waarde te schatten. Want hoewel de hedendaagse toegepaste wetenschappen meer en meer gericht zijn op maatschappelijke relevantie, is er ook onzekerheid over de gevolgen van die innovaties. Vooral in opkomende onderzoeksgebieden als nano- en biotechnologie gaan enorme investeringen gepaard met grote maatschappelijke bezorgdheid.
Aandacht voor de bredere implicaties van wetenschappelijk onderzoek ‘op de werkvloer’ is echter niet vanzelfsprekend. De heersende opvatting van goede wetenschapsbeoefening is immers dat onderzoekers zich verre dienen te houden van de ethische en maatschappelijke aspecten van hun werk: de onderzoeker genereert betrouwbare, objectieve kennis door middel van een proces van belangeloos, nieuwsgierigheidsgedreven onderzoek. In mijn onderzoek heb ik getracht de onhoudbaarheid van die positie aan te tonen. Als de uitkomsten van toegepast wetenschappelijk onderzoek maatschappelijk relevant zijn, dan is de claim van neutraliteit inconsistent. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderzoeker behelst kritische reflectie op de doelstellingen en uitkomsten van het onderzoek. De onderzoeksvraag luidde daarom: hoe kunnen we toegepaste wetenschappers met de bredere ethische en maatschappelijke aspecten van hun werk engageren? In drie case studies (de implementatie van een gedragscode, interdisciplinaire samenwerking tussen natuur- en sociale wetenschappers, en de vormgeving van onderwijs op het gebied van wetenschap en maatschappij) zijn de mogelijkheden en beperkingen voor de verwezenlijking van een ruimere interpretatie van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de dagelijkse onderzoekspraktijk verkend. Een opvallend resultaat van die verkenningen is dat de bespreking van bredere overwegingen niet ten koste hoeft te gaan van de effectiviteit van het onderzoek. Een breder perspectief blijkt veelal juist tot nieuwe inzichten te kunnen leiden.
De onderzoeksresultaten bieden nog maar een eerste stukje van de verantwoordelijkheidspuzzel. De case studies richtten zich vooral op individuele onderzoekers, maar los van de bewustwording van individuen is ook de institutionele context van belang. De regels van de universiteit en de mores van de sociale kring bepalen in grote mate de bewegingsvrijheid van de onderzoeker. Zolang het principe van ‘geen ethiek op de werkvloer’ heersend blijft in de onderzoekscultuur, is de kans gering dat bredere reflectie op ethische en maatschappelijke aspecten beklijft. De maatschappelijke impact van de toegepaste wetenschappen vraagt om een heroverweging van het onderzoeksethos. Die ‘herwaardering’ van waardevrije wetenschap, waarbij reflectie op de bredere context gezien wordt als een integraal onderdeel van wetenschapsbeoefening, is nodig om publiek vertrouwen in de innovatiegerichte wetenschappen te waarborgen.

Daan Schuurbiers promoveert op 15 november. Volgende maand verschijnt zijn laatste column in de Delta.
 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.