Onderwijs

Inspelen op de moderne student

De student van nu is een andere dan die van vroeger en het bedrijfsleven stelt andere eisen aan de moderne ingenieur. Lang hebben de opleidingen aan de TU Delft zich weinig tot niets van deze ontwikkelingen aangetrokken. Nu hangt hen een zwaard van Damocles boven het hoofd.

“Het verzet tegen verandering is soms hardnekkig, maar we moeten in de komende drie jaar een forse inhaalslag maken”, aldus Paul Rullmann, voorzitter van de commissie Onderwijsportfolio en lid van het college van bestuur van de TU Delft. “We lopen iets achter op schema, maar er wordt op dit moment door alle opleidingen heel serieus aan veranderplannen gewerkt.”

Het zwaard van Damocles is voor de meeste opleidingen aan de TU Delft een datum in 2006 of 2007, wanneer de Nvao (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) beslist wel of geen accreditatie aan de betreffende opleiding toe te kennen. Het mislopen van accreditatie betekent een subsidiestop voor een periode van twee jaar. Dit kan een tijdelijke of permanente sluiting van de opleiding tot gevolg hebben. Rullmann: “Dat zal allemaal wel loslopen, want ik vertrouw erop dat we de zaken op tijd op orde hebben, maar we kunnen deze externe druk goed gebruiken om schot te krijgen in moeizaam verlopende veranderprocessen binnen de universiteit.”

Al een aantal jaar scoort de TU Delft over bijna de gehele breedte slecht op het gebied van onderwijskwaliteit bij visitaties van de overheid en consumentenonderzoeken zoals die van Elsevier. Er wordt hard gewerkt om de zwakke punten te lijf te gaan, maar tot nu toe heeft dat allemaal nauwelijks effect gehad op de rankings. Binnen de TU was er vaak felle kritiek op de focus en de conclusies van de visitatiecommissies, maar de slechte scores op doorstroom, rendement, studeerbaarheid, organisatie en communicatie konden niet jaar in jaar uit straffeloos worden genegeerd. Door de grote uitval en de haperende doorstroom van studenten moest er fors bezuinigd worden. De slechte scores hebben bovendien een negatief effect op het imago van de TU Delft. En dat heeft weer een dalende instroom tot gevolg. Met de komst van de visitaties ten behoeve van de beslissingen over accreditatie door het Nvao, is er een stok achter de deur gevonden om de weerstand tegen ingrijpende veranderingen te breken.

Na begin 2003 te zijn wakker geschud door de pittige tussenrapportage ‘Focus op Onderwijs’ van de interne commissie Onderwijsportfolio, hebben alle faculteiten van de TU Delft in kaart gebracht waar hun zwakke plekken zitten en hoe ze die denken aan te pakken. Deze maand moeten alle ‘veranderplannen’ bij het college van bestuur worden ingeleverd. Rullmann: “De veranderplannen zijn opgesteld door de onderwijsdirecteuren van alle opleidingen in zeer nauwe samenwerking met het onderwijzend personeel. Er heeft ook veel overleg plaatsgevonden tussen de onderwijsdirecteuren onderling. TU-breed moet men de goede dingen van elkaar gaan overnemen.”
Speeltuin

Een belangrijk punt waarop de TU Delft veel kan verbeteren is de aansluiting met het vwo. Rullmann: “We moeten echt ons best doen om beter aan te sluiten. Je kunt het niet eens zijn met de veranderingen die in het vwo hebben plaatsgevonden, maar de studenten die hier binnenkomen hebben dat profiel nu eenmaal. Je zult dat moeten accepteren.”

Het rapport ‘Focus op Onderwijs’ stelt dat het onderwijs aan de TU aantrekkelijk en uitdagend moet zijn voor de vwo-scholier die het gewend is om in projecten te werken en verworven kennis direct toe te passen. “Dat betekent niet alleen dat er ook hier in projectgroepen gewerkt moet worden. Je zult ook de hoorcolleges moeten aanpassen”, aldus Rullmann. Voor een betere aansluiting adviseert de commissie Onderwijsportfolio om docenten van het vwo te raadplegen. “Het onderwijs hoeft niet naadloos aan te sluiten. Je moet als universiteit iets extra’s bieden, maar het gat moet niet te groot zijn.”

Juist op dit punt is er nog altijd veel weerstand bij het onderwijzend personeel. Rullmann: “Veel docenten vinden dat het hier geen speeltuin moet worden. Zij menen dat je bepaalde dingen gewoon móet weten omdat je het anders verderop in het traject niet redt. Maar dat mag nooit een argument zijn om veranderingen tegen te houden. De student is nu eenmaal veranderd. Het Nuna-project, waarin studenten van verschillende faculteiten samenwerken om de snelste raceauto op zonnecellen te bouwen, is een heel mooi voorbeeld van hoe je dit probleem kunt oplossen. De studenten leren ontzettend veel, niet alleen over techniek, maar ook over hoe ze iets moeten organiseren en hoe ze conflicten moeten oplossen.”

Ook de eisen van het bedrijfsleven aan de door de TU afgeleverde ingenieur zijn veranderd. “Sommige docenten willen alleen de allerbesten. Die zouden het liefst iedere student opleiden tot een hoogwaardig onderzoeker en maken zich daardoor niet zo druk over de uitval van minder goede studenten”, zegt Gabriëlle Muris, secretaris van de commissie Onderwijsportfolio. “Maar vijftig procent van de ingenieurs komt tegenwoordig in de niet-technische sector terecht, bijvoorbeeld in het bankwezen of in de advieswereld. Je moet ook kijken naar de eisen die er vanuit die hoek aan ingenieurs gesteld worden en daar op inspelen. Daarvoor is een cultuuromslag nodig.”

Door de invoering van het bachelor-mastersysteem worden er door studenten met zeer uiteenlopende achtergronden én einddoelen verschillende eisen gesteld aan de opleiding. “De rode draad is dat we conceptueel moeten gaan nadenken over het onderwijs”, aldus Rullmann. “We moeten ons afvragen hoe en op welk punt een student binnenkomt en wat wij hem of haar onderweg willen aanreiken om op een bepaald punt aan te komen. Daarbij moeten we onze verschillende opleidingen als programma’s zien die met elkaar samenhangen. Als de samenleving vraagt om ingenieurs die kunnen meepraten over ethische kwesties of ingenieurs die een ondernemingsplan kunnen schrijven, dan moeten wij zorgen dat studenten dat in hun curriculum kunnen opnemen.”
Bom

De eerste stap in het traject op weg naar accreditaties in 2006 en 2007 zijn de ‘onderwijsveranderplannen’ die deze maand moeten worden ingeleverd bij het college van bestuur. Alle opleidingen is gevraagd een lijst op te stellen met korte-termijnacties voor 2004 en 2005, én een meerjarenplan. Met losse flodders hoeven de decanen en hun onderwijsdirecteuren niet aan te komen. Muris: “Er moet meteen worden vermeld hoe en wanneer de plannen geïmplementeerd gaan worden.”

De harde conclusies van het ‘Focus op Onderwijs’-rapport sloegen vorig jaar in als een bom, maar over het algemeen zijn de onderwijsdirecteuren blij met de hernieuwde aandacht voor het onderwijs. “Niets dan lof voor dit college van bestuur”, zegt Kees van Weeren, onderwijsdirecteur van de faculteit Bouwkunde. “Er is in het verleden veel aandacht uitgegaan naar het verbeteren van het onderzoek, maar onderwijs is de tweede pijler van de universiteit.”

Van Weeren heeft zijn onderwijsveranderplannen inmiddels ingeleverd. “Wij zijn straks als een van de eersten aan de beurt bij de Nvao, dus we waren al een eind op weg. Op de korte termijn is het heel belangrijk dat we de administratie, ofwel de logistieke kwaliteit, op orde krijgen. We hebben inmiddels een goed kwaliteitszorgsysteem, maar voor het verkrijgen van accreditatie moeten we de zaken veel beter gaan documenteren”, aldus Van Weeren. “Op de lange termijn moeten we zorgen voor een betere koppeling tussen het onderwijs en het onderzoek in de masterfase, en heeft het monitoren en eventueel bijspijkeren van de didactische kwaliteiten van ons onderwijzend personeel prioriteit.”

Het is de afgelopen jaren op alle faculteiten erg onrustig geweest door de vele bezuinigingsrondes en de invoering van het bachelor-mastersysteem, maar volgens Van Weeren zijn zijn medewerkers nog niet verandermoe. “Het enige waar mijn docenten bang voor zijn, is dat de onderwijsondersteunende dienst fors zal worden afgeslankt”, aldus Van Weeren. “Nu kunnen docenten binnen de faculteit veel zaken even snel informeel regelen. Een wijziging in het collegerooster of in tentamendata is nu zo geregeld. Als die ondersteunende diensten meer TU-gecentraliseerd worden, vrezen mijn docenten een grotere inflexibiliteit en bureaucratie. Maar persoonlijk denk ik dat het voor studenten veel rust brengt als over dit soort zaken heel duidelijke afspraken worden gemaakt en er niet op het laatste moment nog wijzigingen kunnen komen.”

In de veranderplannen van de relatief jonge faculteit Techniek, Bestuur en Management gaat de aandacht uit naar heel andere zaken. Het onderwijs van de faculteit is het afgelopen jaar zeer positief geëvalueerd door de visitatiecommissie en de faculteit verwacht dat accreditatie niet lang meer op zich laat wachten. “Bij ons is het belangrijkste dat we de contacten met de buitenwereld institutionaliseren”, aldus onderwijsdirecteur Paulien Herder. “We moeten internationaal op zoek naar zusteropleidingen om kennis en studenten uit te wisselen, maar we moeten ook het contact met bijvoorbeeld het hbo en onze alumni in het bedrijfsleven structureel onderhouden.” Verder moet het rendement in de bachelorfase omhoog en moet er een drempelloze overstap mogelijk worden gemaakt naar en van de technisch-bedrijfskundige opleidingen in Eindhoven, Twente en Groningen. Ook Herder ondervindt dat het niet altijd gemakkelijk is noodzakelijke veranderingen door te voeren. “We moeten dit jaar ruimte in het curriculum creëren voor het minorsysteem. In totaal moeten er dertig studiepunten uit het huidige pakket om het voor studenten makkelijker te maken om bijvoorbeeld naar het buitenland te gaan of vakken te volgen op andere faculteiten. Nou, begin er maar aan. Wij kunnen geen enkel vak zomaar wegstrepen of doorschuiven naar de masterfase. Daar moeten nog moeilijke keuzes gemaakt worden komend jaar.”

Op donderdag 28 oktober spreken decanen en onderwijsdirecteuren van de TU Delft met Karl Dittrich van de Nvao over de veranderingen die het nieuwe onderwijsaccreditatiestelsel met zich meebrengt.

Vwo’ers nemen een kijkje op de TU. De universiteit zou best wat makkelijker op ze kunnen aansluiten, vindt collegelid Paul Rullmann. (Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Door de grote uitval en de haperende doorstroom van studenten moest er fors bezuinigd worden. De slechte scores hebben bovendien een negatief effect op het imago van de TU Delft.

Bedrijven presenteren zich tijdens de Bedrijvendagen. De veranderplannen van de faculteiten zouden er deels voor moeten zorgen dat studenten hun curriculum beter kunnen afstemmen op de vraag uit het bedrijfsleven.

“Het verzet tegen verandering is soms hardnekkig, maar we moeten in de komende drie jaar een forse inhaalslag maken”, aldus Paul Rullmann, voorzitter van de commissie Onderwijsportfolio en lid van het college van bestuur van de TU Delft. “We lopen iets achter op schema, maar er wordt op dit moment door alle opleidingen heel serieus aan veranderplannen gewerkt.”

Het zwaard van Damocles is voor de meeste opleidingen aan de TU Delft een datum in 2006 of 2007, wanneer de Nvao (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) beslist wel of geen accreditatie aan de betreffende opleiding toe te kennen. Het mislopen van accreditatie betekent een subsidiestop voor een periode van twee jaar. Dit kan een tijdelijke of permanente sluiting van de opleiding tot gevolg hebben. Rullmann: “Dat zal allemaal wel loslopen, want ik vertrouw erop dat we de zaken op tijd op orde hebben, maar we kunnen deze externe druk goed gebruiken om schot te krijgen in moeizaam verlopende veranderprocessen binnen de universiteit.”

Al een aantal jaar scoort de TU Delft over bijna de gehele breedte slecht op het gebied van onderwijskwaliteit bij visitaties van de overheid en consumentenonderzoeken zoals die van Elsevier. Er wordt hard gewerkt om de zwakke punten te lijf te gaan, maar tot nu toe heeft dat allemaal nauwelijks effect gehad op de rankings. Binnen de TU was er vaak felle kritiek op de focus en de conclusies van de visitatiecommissies, maar de slechte scores op doorstroom, rendement, studeerbaarheid, organisatie en communicatie konden niet jaar in jaar uit straffeloos worden genegeerd. Door de grote uitval en de haperende doorstroom van studenten moest er fors bezuinigd worden. De slechte scores hebben bovendien een negatief effect op het imago van de TU Delft. En dat heeft weer een dalende instroom tot gevolg. Met de komst van de visitaties ten behoeve van de beslissingen over accreditatie door het Nvao, is er een stok achter de deur gevonden om de weerstand tegen ingrijpende veranderingen te breken.

Na begin 2003 te zijn wakker geschud door de pittige tussenrapportage ‘Focus op Onderwijs’ van de interne commissie Onderwijsportfolio, hebben alle faculteiten van de TU Delft in kaart gebracht waar hun zwakke plekken zitten en hoe ze die denken aan te pakken. Deze maand moeten alle ‘veranderplannen’ bij het college van bestuur worden ingeleverd. Rullmann: “De veranderplannen zijn opgesteld door de onderwijsdirecteuren van alle opleidingen in zeer nauwe samenwerking met het onderwijzend personeel. Er heeft ook veel overleg plaatsgevonden tussen de onderwijsdirecteuren onderling. TU-breed moet men de goede dingen van elkaar gaan overnemen.”
Speeltuin

Een belangrijk punt waarop de TU Delft veel kan verbeteren is de aansluiting met het vwo. Rullmann: “We moeten echt ons best doen om beter aan te sluiten. Je kunt het niet eens zijn met de veranderingen die in het vwo hebben plaatsgevonden, maar de studenten die hier binnenkomen hebben dat profiel nu eenmaal. Je zult dat moeten accepteren.”

Het rapport ‘Focus op Onderwijs’ stelt dat het onderwijs aan de TU aantrekkelijk en uitdagend moet zijn voor de vwo-scholier die het gewend is om in projecten te werken en verworven kennis direct toe te passen. “Dat betekent niet alleen dat er ook hier in projectgroepen gewerkt moet worden. Je zult ook de hoorcolleges moeten aanpassen”, aldus Rullmann. Voor een betere aansluiting adviseert de commissie Onderwijsportfolio om docenten van het vwo te raadplegen. “Het onderwijs hoeft niet naadloos aan te sluiten. Je moet als universiteit iets extra’s bieden, maar het gat moet niet te groot zijn.”

Juist op dit punt is er nog altijd veel weerstand bij het onderwijzend personeel. Rullmann: “Veel docenten vinden dat het hier geen speeltuin moet worden. Zij menen dat je bepaalde dingen gewoon móet weten omdat je het anders verderop in het traject niet redt. Maar dat mag nooit een argument zijn om veranderingen tegen te houden. De student is nu eenmaal veranderd. Het Nuna-project, waarin studenten van verschillende faculteiten samenwerken om de snelste raceauto op zonnecellen te bouwen, is een heel mooi voorbeeld van hoe je dit probleem kunt oplossen. De studenten leren ontzettend veel, niet alleen over techniek, maar ook over hoe ze iets moeten organiseren en hoe ze conflicten moeten oplossen.”

Ook de eisen van het bedrijfsleven aan de door de TU afgeleverde ingenieur zijn veranderd. “Sommige docenten willen alleen de allerbesten. Die zouden het liefst iedere student opleiden tot een hoogwaardig onderzoeker en maken zich daardoor niet zo druk over de uitval van minder goede studenten”, zegt Gabriëlle Muris, secretaris van de commissie Onderwijsportfolio. “Maar vijftig procent van de ingenieurs komt tegenwoordig in de niet-technische sector terecht, bijvoorbeeld in het bankwezen of in de advieswereld. Je moet ook kijken naar de eisen die er vanuit die hoek aan ingenieurs gesteld worden en daar op inspelen. Daarvoor is een cultuuromslag nodig.”

Door de invoering van het bachelor-mastersysteem worden er door studenten met zeer uiteenlopende achtergronden én einddoelen verschillende eisen gesteld aan de opleiding. “De rode draad is dat we conceptueel moeten gaan nadenken over het onderwijs”, aldus Rullmann. “We moeten ons afvragen hoe en op welk punt een student binnenkomt en wat wij hem of haar onderweg willen aanreiken om op een bepaald punt aan te komen. Daarbij moeten we onze verschillende opleidingen als programma’s zien die met elkaar samenhangen. Als de samenleving vraagt om ingenieurs die kunnen meepraten over ethische kwesties of ingenieurs die een ondernemingsplan kunnen schrijven, dan moeten wij zorgen dat studenten dat in hun curriculum kunnen opnemen.”
Bom

De eerste stap in het traject op weg naar accreditaties in 2006 en 2007 zijn de ‘onderwijsveranderplannen’ die deze maand moeten worden ingeleverd bij het college van bestuur. Alle opleidingen is gevraagd een lijst op te stellen met korte-termijnacties voor 2004 en 2005, én een meerjarenplan. Met losse flodders hoeven de decanen en hun onderwijsdirecteuren niet aan te komen. Muris: “Er moet meteen worden vermeld hoe en wanneer de plannen geïmplementeerd gaan worden.”

De harde conclusies van het ‘Focus op Onderwijs’-rapport sloegen vorig jaar in als een bom, maar over het algemeen zijn de onderwijsdirecteuren blij met de hernieuwde aandacht voor het onderwijs. “Niets dan lof voor dit college van bestuur”, zegt Kees van Weeren, onderwijsdirecteur van de faculteit Bouwkunde. “Er is in het verleden veel aandacht uitgegaan naar het verbeteren van het onderzoek, maar onderwijs is de tweede pijler van de universiteit.”

Van Weeren heeft zijn onderwijsveranderplannen inmiddels ingeleverd. “Wij zijn straks als een van de eersten aan de beurt bij de Nvao, dus we waren al een eind op weg. Op de korte termijn is het heel belangrijk dat we de administratie, ofwel de logistieke kwaliteit, op orde krijgen. We hebben inmiddels een goed kwaliteitszorgsysteem, maar voor het verkrijgen van accreditatie moeten we de zaken veel beter gaan documenteren”, aldus Van Weeren. “Op de lange termijn moeten we zorgen voor een betere koppeling tussen het onderwijs en het onderzoek in de masterfase, en heeft het monitoren en eventueel bijspijkeren van de didactische kwaliteiten van ons onderwijzend personeel prioriteit.”

Het is de afgelopen jaren op alle faculteiten erg onrustig geweest door de vele bezuinigingsrondes en de invoering van het bachelor-mastersysteem, maar volgens Van Weeren zijn zijn medewerkers nog niet verandermoe. “Het enige waar mijn docenten bang voor zijn, is dat de onderwijsondersteunende dienst fors zal worden afgeslankt”, aldus Van Weeren. “Nu kunnen docenten binnen de faculteit veel zaken even snel informeel regelen. Een wijziging in het collegerooster of in tentamendata is nu zo geregeld. Als die ondersteunende diensten meer TU-gecentraliseerd worden, vrezen mijn docenten een grotere inflexibiliteit en bureaucratie. Maar persoonlijk denk ik dat het voor studenten veel rust brengt als over dit soort zaken heel duidelijke afspraken worden gemaakt en er niet op het laatste moment nog wijzigingen kunnen komen.”

In de veranderplannen van de relatief jonge faculteit Techniek, Bestuur en Management gaat de aandacht uit naar heel andere zaken. Het onderwijs van de faculteit is het afgelopen jaar zeer positief geëvalueerd door de visitatiecommissie en de faculteit verwacht dat accreditatie niet lang meer op zich laat wachten. “Bij ons is het belangrijkste dat we de contacten met de buitenwereld institutionaliseren”, aldus onderwijsdirecteur Paulien Herder. “We moeten internationaal op zoek naar zusteropleidingen om kennis en studenten uit te wisselen, maar we moeten ook het contact met bijvoorbeeld het hbo en onze alumni in het bedrijfsleven structureel onderhouden.” Verder moet het rendement in de bachelorfase omhoog en moet er een drempelloze overstap mogelijk worden gemaakt naar en van de technisch-bedrijfskundige opleidingen in Eindhoven, Twente en Groningen. Ook Herder ondervindt dat het niet altijd gemakkelijk is noodzakelijke veranderingen door te voeren. “We moeten dit jaar ruimte in het curriculum creëren voor het minorsysteem. In totaal moeten er dertig studiepunten uit het huidige pakket om het voor studenten makkelijker te maken om bijvoorbeeld naar het buitenland te gaan of vakken te volgen op andere faculteiten. Nou, begin er maar aan. Wij kunnen geen enkel vak zomaar wegstrepen of doorschuiven naar de masterfase. Daar moeten nog moeilijke keuzes gemaakt worden komend jaar.”

Op donderdag 28 oktober spreken decanen en onderwijsdirecteuren van de TU Delft met Karl Dittrich van de Nvao over de veranderingen die het nieuwe onderwijsaccreditatiestelsel met zich meebrengt.

Vwo’ers nemen een kijkje op de TU. De universiteit zou best wat makkelijker op ze kunnen aansluiten, vindt collegelid Paul Rullmann. (Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Door de grote uitval en de haperende doorstroom van studenten moest er fors bezuinigd worden. De slechte scores hebben bovendien een negatief effect op het imago van de TU Delft.

Bedrijven presenteren zich tijdens de Bedrijvendagen. De veranderplannen van de faculteiten zouden er deels voor moeten zorgen dat studenten hun curriculum beter kunnen afstemmen op de vraag uit het bedrijfsleven.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.