Studentenleven
Queer in Delft

Impact verbrande regenboogvlag: ‘Ik let meer op hoe mensen naar me kijken’

Leden van DWH/Outsite schrokken van de verbrande vlag vorige maand. Toch voelt Delft progressiever dan andere steden, zegt één van de leden die Delta sprak.

De progressvlag wordt gehesen voor de aula van de TU Delft. (Foto: Justyna Botor)

De regenboogvlag die op 7 mei bij de Delftse Werkgroep Homoseksualiteit (DWH) en LHBT+ jongerenvereniging Outsite in brand werd gestoken, kreeg veel media-aandacht. Maar het is niet de eerste keer dat er iets met de vlag gebeurt, liet het DWH-bestuur al de volgende dag weten. De vlag verdwijnt vrij vaak, de stok wordt wel eens afgebroken of het raam wordt ingegooid. Daarnaast worden mensen soms nageroepen, gevolgd en uitgescholden. DWH houdt incidenten niet uitgebreid bij, omdat veel leden geen melding doen. Delta vroeg zich af: welke impact hebben dit soort incidenten op de levens van queer-mensen in Delft? Drie van hen vertellen.

(Portretfoto's: Thirza Bolhuis)
Ward Peeters (22), student nanobiologie en oud-bestuurslid van Outsite.

“Dat de vlag werd verbrand was nieuw, maar tegelijkertijd gebeuren er vaker dingen. Veel leden om me heen zeggen dat ze zich nu eigenlijk erg onveilig voelen op deze plek. Dat raakt me, want we proberen met deze vereniging juist een veilige plek te bieden.

Door al die incidenten in het nieuws de laatste tijd let ik meer op hoe mensen naar me kijken, zeker als ik hand in hand met mijn vriendje loop. Ik word er boos en geïrriteerd van, maar het is lastig om er in mijn eentje iets mee te doen. Het enige dat ik voor mijn gevoel kan doen, is rond de verkiezingen mensen oproepen om te stemmen. Op Instagram deel ik posts die reflecteren waar ik mee zit.

Na de verbrande vlag was er even een opleving van mensen die actie wilden ondernemen, maar dat is een beetje weggeëbd. Wel verspreiden we positiviteit op Instagram. Ook bij Delta-artikelen staan onder posts negatieve berichten tegen queer-zijn. Mensen zeggen bijvoorbeeld dat zulke onderwerpen niet in een universiteitskrant horen. Dat beïnvloedt mijn beeld van de studentengemeenschap in Delft. Bij zulke posts laten we dan ook digitaal wat support zien.

Toch lijkt Delft mij een stuk progressiever dan andere steden. Ik word in Delft wel eens nageroepen, maar in andere steden gebeurt dat vaker. Mensen die zich als transgender identificeren, worden vaker nageroepen.”

(Portretfoto's: Thirza Bolhuis)
Alexandru Postu (21), student computer science engineering. Alexandru komt oorspronkelijk uit Roemenië en voelt zich aangetrokken tot queer spaces. Na de pandemie werd hij lid van Outsite.

“Na het verbranden van de vlag twijfelde ik of ik wel terug moest gaan naar de bar [van Outsite], voor mijn eigen veiligheid. Toen me eenmaal duidelijk was dat het om een dronkemansgrap ging die niet verder leek te escaleren, voelde het hele incident hooguit verontrustend. Ik vind het ongemakkelijk dat het huidige sociale klimaat mensen toestaat zich zo te ontwikkelen dat ze dit doen. Er waren nog de ergere incidenten in Eindhoven en Groningen. Ik besef dat ik niet zo veilig ben als ik denk.

In Roemenië moet je je identiteit meer voor jezelf houden. Ik was voor zover ik wist de enige openlijk queer-identificerende persoon op mijn school. Er werd daar meer gepest, maar omdat ik het op school goed deed, denk ik dat ikzelf daardoor minder gepest werd.

Tot nu toe kan ik in Delft opener zijn over mijn identiteit. Hier loont het om steun te betuigen aan de queer-gemeenschap. De universiteit wil zich uitspreken tegen homofobie en studentenverenigingen willen een vlag hijsen. Ik waardeer hun steun. Maar ik moet nog steeds uitleggen waarom sommige uitspraken kwetsend zijn. Daar rekening mee houden, vinden sommige mensen een inbreuk op hun vrijheid van meningsuiting. Mijn ervaringen hebben me vastberadener gemaakt om het goede voorbeeld te geven. Homo zijn is gewoon een facet van wie ik ben en dat is niet erg.”

(Portretfoto's: Thirza Bolhuis)
Eric de Keizer (75), oud-laboratoriumbeheerder bij de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Hij werd in 1972 lid bij DWH, waar hij sinds 2000 bijna elke woensdag de filmavond organiseert.

“Eerlijk gezegd denk ik: een nieuwe vlag ophangen kost een tientje, dat doen we wel vijf keer per jaar. Ik zie ook wel eens studenten weglopen die de vlag hebben gejat, waar ze overigens flink moeite voor hebben moeten doen. Ik vond het veel ernstiger toen er werd ingebroken en de voordeur werd gemold; dat heb ik een paar keer meegemaakt. De politie probeerde dat te onderzoeken, maar daar hoorden we zelden wat van terug.

De symbolische waarde van de vlag lijkt belangrijk te zijn. Dat merk je bij de vereniging en door hoe het direct door de media opgepikt wordt als er iets mee gebeurt. Een vlag betekent wat voor mensen. Ik lijk hard te zijn geworden door zulke praktijken, want ik heb er intussen veel meegemaakt.

Het is tegenwoordig gemakkelijker om open uit de kast te zijn. Ik heb meer dan veertig jaar ondersteunend werk bij de TU Delft gedaan. In het begin was alles dat afweek ‘not done’. Er waren veel gereformeerde hoogleraren en de sfeer was erg koel. Op ons lab was het gelukkig wat opener. Daar heb ik eigenlijk nooit problemen ervaren. Maar het gaat nu zoveel beter op de TU. Kort nadat ik met pensioen ging, kwam Julien van Campen bij ons op de faculteit werken. Hij is nu voorzitter van TrueU, het LHBTIQ+ netwerk voor medewerkers van de TU Delft.”

 

| stagiair

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.