Campus

‘Ik steun de minister om niet te bouwen in het groene hart’

Nog geen drie maanden geleden hield prof.ir. Wytze Patijn zijn intreerede als hoogleraar woningbouw bij de vakgroep architectuur aan de faculteit Bouwkunde.

Hoewel hij sinds 1993 verbonden is aan de TU houdt hij het in september al weer voor gezien, want hij is onlangs benoemd tot rijksbouwmeester. ,,Ik ben niet ontevreden over het huidige architectuurbeleid”, zegt hij als toekomstig adviseur. ,,Ik zal het roer niet radicaal omgooien, maar wel wat accenten verleggen.”

Patijn (47) heeft op het terrein van de woningbouw een gevarieerde staat van dienst. Van 1976 tot 1987 werkte hij bij Volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam. In die hoedanigheid realiseerde hij een aantal bijzondere projecten, zoals de verbouwing tot jongerenhuisvesting van de voormalige filtergebouwen van het Rotterdamse drinkwaterleidingbedrijf.

Als zelfstandig architect, sinds 1988, heeft hij verder een keur aan opdrachten uitgevoerd. Die variëren van het experimentele ouderenproject De Toonladder in Almere-Stad tot woningbouw in Amsterdam-Noord. Ook is hij betrokken geweest bij de restauratie van de wijk De Kiefhoek in Rotterdam en de herinrichting van het Mercatorplein in Amsterdam.

Van iemand die zijn sporen bijna uitsluitend in de volkshuisvesting heeft verdiend, verwacht je niet zo gauw dat hij gevraagd wordt voor de functie van rijksbouwmeester, de hoogste onafhankelijke adviseur van het huisvestingsbeleid van de overheid.

,,Het is gissen waarom ik gekozen ben”, aldus Patijn, ,,maar ik denk dat er meerdere motieven aan ten grondslag hebben gelegen. Op de eerste plaats heb je als woningbouwer een brede kijk op de stedebouw. Een ander punt is dat woningbouw altijd nauw gelieerd is aan overheidsingrijpen waardoor ik vertrouwd ben met de overheid als partij. Een belangrijk deel van het takenpakket is overigens monumentenzorg. Het rijk heeft meer dan zevenhonderd monumenten in bezit. Gezien mijn ervaring met De Kiefhoek en het Mercatorplein heeft dat ongetwijfeld ook een rol gespeeld.”

Patijn is op het aanbod ingegaan omdat het volgens hem één van de belangrijkste en leukste banen is binnen zijn vakgebied. ,,Je bent verantwoordelijk voor de architectonische kwaliteit van rijksgebouwen. Samen vormen die een enorme diversiteit: musea, politiebureau’s, gevangenissen, laboratoria, rijksscholen en nog veel meer.”

Dat hij daarnaast de bewindslieden kan adviseren op terreinen als woningbouw, de bouwregelgeving, het ruimtelijke ordenings- en het architectuurbeleid, is ook een belangrijke reden waarom hij de functie heeft aanvaard. ,,Als rijksbouwmeester kun je daar richting aan geven. Het architectuurbeleid dat onder minister d’Ancona tot stand is gekomen, daar heeft bijvoorbeeld mijn voorganger Kees Rijnboutt een wezenlijke bijdrage aan geleverd.”
Simpeler

Het beleid dat hij zelf voorstaat zal niet veel van zijn voorgangers afwijken. ,,Wat architectuur aangaat wil ik zorgen voor meer variëteit. Ik heb geen uitgesproken voorkeur vooreen stijl. Mijn enige criterium is kwaliteit. Het gaat om vakmanschap en vakmatige integriteit. Ik ben wars van egotripperij en oppervlakkige, modieuze naäperij. Het gaat erom gebouwen te ontwikkelen die een zekere bestendigheid hebben. Verder vind ik dat ook jonge architecten een kans moeten krijgen.”

Eén van de dingen die hem een doorn in het oog zijn is de huidige regelgeving in de bouw. ,,Die vind ik nodeloos ingewikkeld”, zegt Patijn. ,,Dat zou simpeler kunnen. Daar ben ik op dit moment hier in Delft ook al mee bezig.”

Met gebouwen die als monumenten staan aangemerkt, moet volgens hem met zorg worden omgesprongen. Hij vindt niet dat je gebouwen louter vanuit een bewaarhouding moet bekijken. Daarentegen moet je ook niet eerst aan afbreken denken, maar altijd zien wat je met een gebouw kunt doen. ,,Bij historische gebouwen, zoals het Mauritshuis of het Rijksmuseum, is er echter geen twijfel mogelijk of ze bewaard moeten blijven. Het gaat trouwens zowel om de architectonische als om de cultuurhistorische waarden.”

Er is een tendens dat in navolging van bedrijven en kantoren ook rijksgebouwen naar de rand van de stad verhuizen. Zo verkaste enkele jaren geleden het gerechtsgebouw aan de Amsterdamse Prinsengracht naar de Parnassusweg langs de Ringweg. Patijn is van mening dat belangrijke overheidsgebouwen zoveel mogelijk binnen de stadskern moeten blijven. ,,Het zal niet altijd lukken, maar je moet er wel naar streven.” Zelf was hij betrokken bij de verbouwing van het Academisch Ziekenhuis in het centrum van Groningen. ,,Dat is een grootschalig gebouwencomplex dat een bepaalde rijkdom en een vitaliteit aan de stad geeft.”

Als woningbouwarchitect heeft Patijn uiteraard ook zijn mening over de stedelijke uitbreidingsgebieden, de zogeheten Vinex-lokaties. ,,Ik steun de minister om niet te bouwen in het Groene Hart.” Hij vindt dat het belangrijk is om een visie te ontwikkelen hoe de lokaties architectonisch worden ingevuld. ,,Ik heb twijfels bij een eenzijdige programmatische benadering. Je ziet dat er bijna alleen voor startende gezinnen wordt gebouwd. Dat lijkt een beetje op de situatie in het begin van de jaren zestig. De nadruk op laagbouw verraadt een eenzijdig marktbenadering. Je moet ook voor andere groepen bouwen, zoals ouderen. En verder pleit ik voor enige architectonische differentiatie, dus zowel laag- als hoogbouw.”

Met zijn benoeming tot rijksbouwmeester zegt Patijn zijn deeltijd-aanstelling op de TU met ingang van september op. ,,Drie banen naast elkaar, dat lukt niet, hoewel ik het wel graag had willen combineren”, besluit hij. ,,Als rijksbouwmeester ben je drieënhalve dag à vier dagen per week kwijt. Dat betekent dat ik op mijn architectenpraktijk een en ander zal moeten delegeren.” (M.v.d.L.)

Mannus van der Laan


Patijn: ,,Drie banen naast elkaar, dat lukt niet”

Nog geen drie maanden geleden hield prof.ir. Wytze Patijn zijn intreerede als hoogleraar woningbouw bij de vakgroep architectuur aan de faculteit Bouwkunde. Hoewel hij sinds 1993 verbonden is aan de TU houdt hij het in september al weer voor gezien, want hij is onlangs benoemd tot rijksbouwmeester. ,,Ik ben niet ontevreden over het huidige architectuurbeleid”, zegt hij als toekomstig adviseur. ,,Ik zal het roer niet radicaal omgooien, maar wel wat accenten verleggen.”

Patijn (47) heeft op het terrein van de woningbouw een gevarieerde staat van dienst. Van 1976 tot 1987 werkte hij bij Volkshuisvesting van de gemeente Rotterdam. In die hoedanigheid realiseerde hij een aantal bijzondere projecten, zoals de verbouwing tot jongerenhuisvesting van de voormalige filtergebouwen van het Rotterdamse drinkwaterleidingbedrijf.

Als zelfstandig architect, sinds 1988, heeft hij verder een keur aan opdrachten uitgevoerd. Die variëren van het experimentele ouderenproject De Toonladder in Almere-Stad tot woningbouw in Amsterdam-Noord. Ook is hij betrokken geweest bij de restauratie van de wijk De Kiefhoek in Rotterdam en de herinrichting van het Mercatorplein in Amsterdam.

Van iemand die zijn sporen bijna uitsluitend in de volkshuisvesting heeft verdiend, verwacht je niet zo gauw dat hij gevraagd wordt voor de functie van rijksbouwmeester, de hoogste onafhankelijke adviseur van het huisvestingsbeleid van de overheid.

,,Het is gissen waarom ik gekozen ben”, aldus Patijn, ,,maar ik denk dat er meerdere motieven aan ten grondslag hebben gelegen. Op de eerste plaats heb je als woningbouwer een brede kijk op de stedebouw. Een ander punt is dat woningbouw altijd nauw gelieerd is aan overheidsingrijpen waardoor ik vertrouwd ben met de overheid als partij. Een belangrijk deel van het takenpakket is overigens monumentenzorg. Het rijk heeft meer dan zevenhonderd monumenten in bezit. Gezien mijn ervaring met De Kiefhoek en het Mercatorplein heeft dat ongetwijfeld ook een rol gespeeld.”

Patijn is op het aanbod ingegaan omdat het volgens hem één van de belangrijkste en leukste banen is binnen zijn vakgebied. ,,Je bent verantwoordelijk voor de architectonische kwaliteit van rijksgebouwen. Samen vormen die een enorme diversiteit: musea, politiebureau’s, gevangenissen, laboratoria, rijksscholen en nog veel meer.”

Dat hij daarnaast de bewindslieden kan adviseren op terreinen als woningbouw, de bouwregelgeving, het ruimtelijke ordenings- en het architectuurbeleid, is ook een belangrijke reden waarom hij de functie heeft aanvaard. ,,Als rijksbouwmeester kun je daar richting aan geven. Het architectuurbeleid dat onder minister d’Ancona tot stand is gekomen, daar heeft bijvoorbeeld mijn voorganger Kees Rijnboutt een wezenlijke bijdrage aan geleverd.”
Simpeler

Het beleid dat hij zelf voorstaat zal niet veel van zijn voorgangers afwijken. ,,Wat architectuur aangaat wil ik zorgen voor meer variëteit. Ik heb geen uitgesproken voorkeur vooreen stijl. Mijn enige criterium is kwaliteit. Het gaat om vakmanschap en vakmatige integriteit. Ik ben wars van egotripperij en oppervlakkige, modieuze naäperij. Het gaat erom gebouwen te ontwikkelen die een zekere bestendigheid hebben. Verder vind ik dat ook jonge architecten een kans moeten krijgen.”

Eén van de dingen die hem een doorn in het oog zijn is de huidige regelgeving in de bouw. ,,Die vind ik nodeloos ingewikkeld”, zegt Patijn. ,,Dat zou simpeler kunnen. Daar ben ik op dit moment hier in Delft ook al mee bezig.”

Met gebouwen die als monumenten staan aangemerkt, moet volgens hem met zorg worden omgesprongen. Hij vindt niet dat je gebouwen louter vanuit een bewaarhouding moet bekijken. Daarentegen moet je ook niet eerst aan afbreken denken, maar altijd zien wat je met een gebouw kunt doen. ,,Bij historische gebouwen, zoals het Mauritshuis of het Rijksmuseum, is er echter geen twijfel mogelijk of ze bewaard moeten blijven. Het gaat trouwens zowel om de architectonische als om de cultuurhistorische waarden.”

Er is een tendens dat in navolging van bedrijven en kantoren ook rijksgebouwen naar de rand van de stad verhuizen. Zo verkaste enkele jaren geleden het gerechtsgebouw aan de Amsterdamse Prinsengracht naar de Parnassusweg langs de Ringweg. Patijn is van mening dat belangrijke overheidsgebouwen zoveel mogelijk binnen de stadskern moeten blijven. ,,Het zal niet altijd lukken, maar je moet er wel naar streven.” Zelf was hij betrokken bij de verbouwing van het Academisch Ziekenhuis in het centrum van Groningen. ,,Dat is een grootschalig gebouwencomplex dat een bepaalde rijkdom en een vitaliteit aan de stad geeft.”

Als woningbouwarchitect heeft Patijn uiteraard ook zijn mening over de stedelijke uitbreidingsgebieden, de zogeheten Vinex-lokaties. ,,Ik steun de minister om niet te bouwen in het Groene Hart.” Hij vindt dat het belangrijk is om een visie te ontwikkelen hoe de lokaties architectonisch worden ingevuld. ,,Ik heb twijfels bij een eenzijdige programmatische benadering. Je ziet dat er bijna alleen voor startende gezinnen wordt gebouwd. Dat lijkt een beetje op de situatie in het begin van de jaren zestig. De nadruk op laagbouw verraadt een eenzijdig marktbenadering. Je moet ook voor andere groepen bouwen, zoals ouderen. En verder pleit ik voor enige architectonische differentiatie, dus zowel laag- als hoogbouw.”

Met zijn benoeming tot rijksbouwmeester zegt Patijn zijn deeltijd-aanstelling op de TU met ingang van september op. ,,Drie banen naast elkaar, dat lukt niet, hoewel ik het wel graag had willen combineren”, besluit hij. ,,Als rijksbouwmeester ben je drieënhalve dag à vier dagen per week kwijt. Dat betekent dat ik op mijn architectenpraktijk een en ander zal moeten delegeren.” (M.v.d.L.)

Mannus van der Laan


Patijn: ,,Drie banen naast elkaar, dat lukt niet”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.