Campus

IJspegels aan je wimpers

De Delftse studentenwereld kent veel organisaties, verenigingen en clubjes. Sommige leiden een onopvallend bestaan. “Zodra er een beetje sneeuw ligt in de Ardennen, pakken we de trein. Gaan we heerlijk door de sneeuw lopen, iets wat je in Nederland niet vaak meer kunt.

Eten in een dikke laag sneeuw klaarmaken, afzien in de kou.”

Alweer vijf jaar zit Piers Titus van der Torren bij het clubje winterkampeerders van de Delftsche Zwervers. “Elk jaar sluiten zich weer mensen aan, soms gaan ook oud-Zwervers mee. Zo’n groepje varieert van drie tot acht mensen, lekker klein. We kamperen wild. Als we droog hout kunnen vinden koken we op een vuurtje, anders op een brandertje. Als het echt heel koud is kruipen we de tent in om daar eten te maken.”

Het opstaan geschiedt in alle vroegte. “Dan gaan we wandelen. Lekker in de absolute rust, op stukken waar nooit iemand komt. Over paadjes die bijna niet te vinden zijn. Midden door moerassen trekken, door zompige veengebieden. Foto’s maken van bevroren watervallen.”

Soms trekken de winterkampeerders er in de zomer op uit. “Dan gaan er ook anderen mee. Mensen die geen zin hebben om wakker te worden met ijspegels aan hun wimpers. Bij goed weer rol je gewoon je slaapzakje uit aan de rand van een bos.”

Afgelopen zomer hield een tiental Zwervers een vierdaagse kanotocht op de Vecht. Van het Duitse Nordhorn naar Ommen, een afstand van 75 kilometer. “Lekker wild kamperen langs de rivier. ’s Avonds eten zoeken in de natuur, zoals eetbare paddenstoelen. Nou ja, ‘eetbaar’, echt lekker waren ze niet. We hebben soep gemaakt van wolfspoot en brandnetels; naaktslakken gegeten, die je heel lang moest koken. Waren ook niet lekker. Sprinkhanen wel. Dat was best een lekkere snack.”

Tenten waren thuisgelaten. “We hadden een zeiltje mee, voor als het ging regenen, wat natuurlijk prompt gebeurde. Een keer kwam er een boswachter aanlopen, maar die zag ons gelukkig niet.” (JT)

“Lekker wild kamperen.” (Foto: Piers Titus van der Torren)

“Zodra er een beetje sneeuw ligt in de Ardennen, pakken we de trein. Gaan we heerlijk door de sneeuw lopen, iets wat je in Nederland niet vaak meer kunt. Eten in een dikke laag sneeuw klaarmaken, afzien in de kou.”

Alweer vijf jaar zit Piers Titus van der Torren bij het clubje winterkampeerders van de Delftsche Zwervers. “Elk jaar sluiten zich weer mensen aan, soms gaan ook oud-Zwervers mee. Zo’n groepje varieert van drie tot acht mensen, lekker klein. We kamperen wild. Als we droog hout kunnen vinden koken we op een vuurtje, anders op een brandertje. Als het echt heel koud is kruipen we de tent in om daar eten te maken.”

Het opstaan geschiedt in alle vroegte. “Dan gaan we wandelen. Lekker in de absolute rust, op stukken waar nooit iemand komt. Over paadjes die bijna niet te vinden zijn. Midden door moerassen trekken, door zompige veengebieden. Foto’s maken van bevroren watervallen.”

Soms trekken de winterkampeerders er in de zomer op uit. “Dan gaan er ook anderen mee. Mensen die geen zin hebben om wakker te worden met ijspegels aan hun wimpers. Bij goed weer rol je gewoon je slaapzakje uit aan de rand van een bos.”

Afgelopen zomer hield een tiental Zwervers een vierdaagse kanotocht op de Vecht. Van het Duitse Nordhorn naar Ommen, een afstand van 75 kilometer. “Lekker wild kamperen langs de rivier. ’s Avonds eten zoeken in de natuur, zoals eetbare paddenstoelen. Nou ja, ‘eetbaar’, echt lekker waren ze niet. We hebben soep gemaakt van wolfspoot en brandnetels; naaktslakken gegeten, die je heel lang moest koken. Waren ook niet lekker. Sprinkhanen wel. Dat was best een lekkere snack.”

Tenten waren thuisgelaten. “We hadden een zeiltje mee, voor als het ging regenen, wat natuurlijk prompt gebeurde. Een keer kwam er een boswachter aanlopen, maar die zag ons gelukkig niet.” (JT)

“Lekker wild kamperen.” (Foto: Piers Titus van der Torren)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.