Campus

Horizon 2020: beet in Brussel

Zeventig miljard euro ligt er de komende zeven jaar in Brussel te wachten op wetenschappers met goede onderzoeksideeën. Maar zo’n idee is slechts het begin van heel veel uitzoeken, netwerken en schrijven om kans te maken op een Europese onderzoekssubsidie.

Met stip op één staat deze tip: zoek hulp.


Het is crisis. Nationale overheden snoeien miljarden euro’s, bedrijven gaan over de kop. Geen gunstig klimaat voor de wetenschap, die voor haar geld afhankelijk is van overheid en bedrijfsleven. Ook de TU bezuinigde de afgelopen jaren met de herijking miljoenen euro’s op onderzoek om financieel gezond te blijven.


Toch is het niet overal kommer en kwel. Op 12 november vond in de RAI in Amsterdam de nationale aftrap plaats van het nieuwe kaderprogramma van de Europese Unie (EU), Horizon 2020. Dat loopt van 2014 tot en met 2020. Iedere zeven jaar start de EU een dergelijk financieringsprogramma voor wetenschappelijk onderzoek. Met zeventig miljard was de pot met geld nog nooit zo vol als nu. Juist omdat de Europese Commissie en het Europarlement het erover eens zijn dat de Europese landen alleen door te innoveren uit de crisis kunnen komen.


Het college van bestuur van de TU heeft goed begrepen dat het grote geld uit Europa komt. Zo zei voorzitter Dirk Jan van den Berg in september 2010 in Delta dat de universiteit zich veel meer op Brussel moet richten. “Er is daar wel geld voor onderzoek en innovatie. Het is van levensbelang dat we heel goed aanknopen bij Europese onderzoeksnetwerken.” 


Penvoerder

De TU was toen al succesvol in Europa. De universiteit was in juni 2009 de hoogst scorende Nederlandse universiteit binnen KP7, het huidige kaderprogramma. Dat programma van dik vijftig miljard euro loopt bijna af en de TU heeft haar koppositie behouden. Delft haalde 156,7 miljoen euro binnen met 220 projecten (waarvan 68 als penvoerder, zie kader ‘Een sprong in het diepe’). Dat blijkt uit cijfers van Agentschap NL en het valorisatiecentrum van de TU uit februari 2013. De uiteindelijke cijfers zullen iets hoger uitvallen.


Toch wil al dat succes niet zeggen dat Delftse onderzoekers niets meer kunnen leren als het aankomt op het binnenharken van Europees geld. Hoewel het hen als de beste lukt om hun onderzoeksvoorstellen gehonoreerd te krijgen, haalt nog altijd 77 procent van hun subsidieaanvragen het niet. Landelijk ligt het slagingspercentage op 21 procent. De concurrentie is hevig.


Drie pilaren

Wie kans wil maken op Europees onderzoeksgeld, moet allereerst weten hoe Horizon 2020 in elkaar zit en wat de onderzoeksthema’s zijn. Het programma bestaat uit drie pilaren, te weten ‘excellente wetenschap’, ‘industrieel leiderschap’ en ‘maatschappelijke uitdagingen’. De totstandkoming van deze thema’s is de afgelopen jaren gepaard gegaan met veel lobbywerk, vooral van wetenschappers zelf.


De TU heeft ook een lobbyist  in Brussel, maar die richt zich vooral op hoofdlijnen, regels en politieke standpunten. Het effect van al dat lobbyen is moeilijk te meten. Vast staat dat de kansen voor een technische universiteit als de TU voor het oprapen liggen. Onder de pilaar ‘excellente wetenschap’ hangen onder meer de ERC- en Marie Curie-beurzen voor de ontwikkeling van talent (zie kader ‘Formuleringen luisteren nauw’). Onder ‘industrieel leiderschap’ vallen bijvoorbeeld ict en nanotechnologie, twee gebieden waarop de TU hoog scoort.


Huiswerk maken

Maatschappelijke uitdagingen, de derde pilaar, zijn onder meer duurzame energie, transport en gezondheid. Mede om beter in te spelen op de Europese thema’s heeft de TU al in 2009 de Delft Research Initiatives opgericht. Die moeten onderzoek samenbrengen en zichtbaar maken omtrent energie, leefomgeving, infrastructuur en mobiliteit en gezondheid. Voor transport is er vorig jaar een apart instituut in het leven geroepen, net als voor procestechnologie.


De Europese Commissie komt in december bijeen om vast te leggen hoe de zeventig miljard euro over alle bovengenoemde thema’s en subthema’s precies moet worden verdeeld. Op 11 december worden de eerste werkprogramma’s bekend. Daar staat in welke calls eraan komen en wat de vereisten zijn om mee te dingen.


Die eisen lopen uiteen van het samenwerken met bedrijven, onderzoeksinstellingen en overheidsinstanties uit verschillende Europese landen tot het minutieus uitwerken van de projectbegroting. En van het formuleren van tussentijdse doelen en einddoelen en het plaatsen van het onderzoek in de alledaagse werkelijkheid. Nederland zou op basis van de behaalde resultaten uit KP7 tot vijf miljard euro moeten kunnen binnenhalen, maar dan moeten wetenschappers wel hun huiswerk doen.


De TU houdt op 27 november haar eigen ‘launch’, een hele dag met lezingen en workshops in de aula. Opgeven kan tot en met 22 november via het valorisatiecentrum: www.vc.tudelft.nl.

Lessen uit KP7 (1)
Lessen uit KP7 (1)

Lessen uit KP7 (1)


‘Formuleringen luisteren nauw’


Dr. Matthijs Spaan deed in 2010 een aanvraag voor een Marie Curiebeurs voor carrièreontwikkeling en met hem 2853 anderen. De EU honoreerde er 504, waaronder die van Spaan. Het slagingspercentage lag op 17,7 procent.


Spaans beurs bedroeg 178 duizend euro. Daarmee deed hij tussen juni 2011 en juni 2013 bij de vakgroep algoritmiek (EWI) onderzoek naar het plannen en coördineren van intelligente systemen. “Voordat ik deze projectaanvraag deed, had ik vier jaar onderzoek gedaan in Portugal. Eén van de eisen van een Marie Curiebeurs is dat je naar een ander Europees land gaat dan waar je de jaren ervoor werkte. Ik kon dus naar Nederland. Onderzoekers die nu aan de TU zitten, vertrekken juist naar het buitenland. Om een Marie Curiebeurs te krijgen, moet je duidelijk omschrijven waarom jij met jouw kennis naar die ene specifieke vakgroep wilt. Wat kun je toevoegen aan hun onderzoek, hoe kunnen zij jouw kennis vergroten? Je moet aantonen dat ze daartoe in staat zijn. Ik wilde mijn algoritmes toepassen op smart grids. Dat kon juist in Delft. Ook moet je omschrijven wat het voordeel is voor de Europese gemeenschap. De formuleringen luisteren nauw. Je moet de vakgroep waar je heen wilt goed kunnen beschrijven, maar je mag niet al in Europees verband met ze samenwerken. Ik kende de mensen van algoritmiek van conferenties. Toen ik wist dat ik mijn onderzoek bij hen wilde doen, heb ik contact opgenomen. Samen hebben we mijn ideeën scherper gesteld, zodat we een goed verhaal kregen. Mijn aanvraag was uiteindelijk 27 pagina’s lang.”


Nadat zijn beurs op was, kon Spaan verder als universitair docent bij de vakgroep algoritmiek. Toevallig was er op het juiste moment een vacature. De onderzoeker draaide al eens mee in een groot Europees onderzoeksconsortium. Hij is er niet happig op om daar weer aan te beginnen, al houdt hij zijn ogen wel open voor kansen binnen Horizon 2020. Het samenwerken verloopt in zijn ervaring vaak moeizaam. “Tijdens het schrijven van het voorstel merk je al dat iedereen een eigen beeld van het einddoel voor ogen heeft. Ieder schrijft zijn eigen stuk, maar die delen moeten wel met elkaar rijmen. Daardoor loopt alles trager dan als je het zelf zou doen. Voor mij hebben nationale subsidies de voorkeur. Zo lang er voor mijn veld nog nationaal geld is, verkies ik dat boven zo’n groot Europees project.”

Lessen uit KP7 (2)
Lessen uit KP7 (2)

Lessen uit KP7 (2)


Een sprong in het diepe


Dr. Frans Vos is sinds 1 februari 2011 penvoerder van het consortium Vigor++, dat een subsidie van drie miljoen euro kreeg van de EU. Vos is voor vijftig procent aangesteld als universitair hoofddocent bij de quantitative imaging group (TNW). Voor de andere helft heeft hij een soortgelijke aanstelling bij de afdeling radiologie van het AMC.


Het consortium wil een methode ontwikkelen waarmee MRI-scans van mensen met de ziekte van Crohn beter beoordeeld kunnen worden. Patiënten met deze chronische darmaandoening hoeven dan niet meer regelmatig een endoscopisch onderzoek van de darm te ondergaan.


Vos werd gevraagd als penvoerder (in Horizon 2020 heet dat coördinator) nadat een eerste subsidieaanvraag door de EU was afgewezen. “Van het oorspronkelijke voorstel is geen woord overgebleven. Het was rommelig geschreven. In de EU-call stond dat de gebruikte ict-techniek op meerdere ziektes van toepassing moest zijn. Natuurlijk moet je je voorstel heel dicht naar de calltekst toe schrijven. Maar de borstkankerscreening die men er toen bijhaalde, was er met de haren bij gesleept. Het verhaal moet wel logisch blijven. Ik heb vier maanden aan het voorstel geschreven naast mijn gewone werk. De acht partners leverden allemaal een klein stukje, in totaal zestien pagina’s. De rest van het honderd A4-tjes tellende voorstel heb ik zelf opgesteld. Sinds het project loopt, ben ik er de helft van mijn tijd mee bezig. Het valorisatiecentrum doet het zakelijke management. Zij betalen rekeningen, organiseren bijeenkomsten. Het wetenschapsmanagement ligt op mijn bordje.”


Het Vigor++-consortium bestaat uit acht partijen in Nederland, Engeland, Duitsland en Zwitserland. Vos brengt veel tijd door met mailen en skypen. Hij is tevreden hoe het project loopt, al erkent hij dat je niet zonder meer kunt uitgaan van een goede afloop. “Ik zocht eerst in mijn eigen netwerk naar onderzoekers. De meesten willen graag meedoen, want participeren is lang niet zoveel werk als coördineren. Maar in mijn netwerk zat niet alle expertise. Dus moest ik met een onbekende in zee, soms kan dat niet anders. Dat is een sprong in het diepe, die gelukkig goed is uitgepakt.” Voor Vos staat vast dat hij zal meedingen naar geld uit Horizon 2020. “Het is leuk om met mensen uit verschillende landen samen te werken. Bovendien kun je met een grote groep méér bereiken. In Nederland alleen hadden we voor ons huidige onderzoek nooit genoeg patiëntendata kunnen verzamelen.”


Onderzoekers die hun voorstel niet gehonoreerd zien, hoeven volgens Vos niet te treuren. “Met goede cijfers kun je een jaar later nog eens meedingen. En anders zijn er STW en NWO.”

20 tips om te slagen in Horizon 2020


  1. Zoek vroegtijdig hulp bij het valorisatiecentrum of Agentschap NL; steek je licht op bij collega’s.

  2. Begin op tijd.

  3. Weet wat er speelt in de samenleving. Neem bijvoorbeeld zitting in een Europees evaluatiepanel of een werkgroep. Daarin zitten allerhande instellingen en bedrijven. 

  4. Doe internationale contacten op bij congressen en conventies. 

  5. Maak een keuze tussen samenwerken met internationale instellingen en bedrijven of op jezelf opereren. Bedenk dat werken in een consortium de impact kan verhogen, maar dat je wel vier jaar aan elkaar verbonden bent. 

  6. Ben je van plan ooit in een consortium te gaan werken, dan kan het geen kwaad een ‘sleeping consortium’ klaar te hebben. 

  7. Zorg dat consortialeden geen overlap hebben, maar elkaar aanvullen.

  8. Lees in de werkprogramma’s van Horizon 2020 welke onderzoeksonderwerpen eraan komen. 

  9. Lees de callteksten van de EU tot op de komma nauwkeurig. Zonder de inhoud van je onderzoek geweld aan te doen, moet je in je onderzoeksvoorstel zo dicht mogelijk blijven bij wat de EU zoekt.

  10. Een subsidieaanvraag is geen wetenschappelijke paper, dus gebruik begrijpelijke taal. Beoordelaars willen weten wat je gaat doen en hoe. Zij zijn lang niet altijd onderzoekers, bij wie je veel kennis als aanwezig kunt veronderstellen.

  11. Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet onderzoek maatschappelijke impact hebben. De EU wil immers grote vraagstukken oplossen en banen creëren. Maak duidelijk hoe jouw onderzoek daaraan kan bijdragen.

  12. Maak inzichtelijk hoe ver jouw eindproduct afstaat van marktintroductie. Dat kan door gebruik te maken van technology readiness levels. Daarmee kun je op een schaal van 1 tot 9 aangeven hoe volwassen een technologie is. 

  13. Open access van data is steeds belangrijker. Beschrijf hoe je jouw onderzoek toegankelijk wil maken voor het publiek.

  14. Plaats je onderzoek niet alleen in Europees, maar ook in globaal verband. 

  15. Omschrijf je onderzoeksmethodologie.

  16. Maak duidelijk bij wie het intellectueel eigendom komt te liggen.

  17. Beschrijf hoe je het project managementtechnisch gaat aanpakken. Leg bijvoorbeeld vast hoe besluiten genomen worden en hoe conflicten worden opgelost.

  18. Zorg dat je begroting op orde is. Zoek daarvoor contact met de financiële mensen van je afdeling.

  19. Laat je projectvoorstel nalezen door meerdere mensen, zodat je hiaten kunt invullen.

  20. Gooi je afgewezen projectvoorstel niet in de prullenbak. Soms bestaat de mogelijkheid een voorstel opnieuw in te dienen. Anders dient de tekst als basis voor een subsidieaanvraag ergens anders.


Het valorisatiecentrum van de TU Delft kan onderzoekers bijstaan bij het aanvragen van Europese subsidies. Agentschap NL, dat onderdeel is van het ministerie van Economische Zaken, kan dat ook. Bovenste tips zijn gedistilleerd uit gesprekken met beide instanties.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.