Onderwijs

Hoogbejaarde vrouw wordt lid van studentenvereniging

Een negentigjarige Amerikaanse mag alsnog lid worden van de studentenvereniging waarvoor zij zich begin jaren veertig van de vorige eeuw aanmeldde. De Tweede Wereldoorlog gooide destijds roet in het eten.


Vorige week kreeg Bertie McConnell op haar negentigste verjaardag een uitnodiging van de  vereniging Zeta Tau Alpha, schrijft The Topeka Capital-Journal. McConnell begon in 1941 haar studie aan Washburn University in de staat Kansas, maar na de aanval op Pearl stopte ze om te gaan werken. Na de oorlog pikte ze haar studie niet meer op.


 


De vrouw noemde het haar “one regret in life” dat ze geen lid was geworden van de vereniging. Haar dochter, die lesgeeft aan Washburn University, vertelde het verhaal aan haar studenten. Die vatten vervolgens het plan op om de vrouw alsnog in de vereniging op te nemen.

De uitgever heeft het natuurlijk goed begrepen: het aantrekkelijke aan ‘Why we hate the oil companies’ is de naam van de auteur, John Hofmeister, voormalig topman van de Amerikaanse tak van Shell. En om meteen maar een mogelijk misverstand te ontzenuwen: Hofmeister heeft geen hekel aan zijn oude baas. Hij begrijpt waarom mensen een hekel hebben aan oliemaatschappijen, maar betoogt dat een eenzijdig boze focus op niet altijd even handig opererende bedrijven de aandacht afleidt van het werkelijke probleem. Hoe gaan we als maatschappij de energievoorziening voor de toekomst zekerstellen?

De postindustriële samenleving zal namelijk niet minder energie verbruiken, maar méér. Er is ook geen gebrek aan potentiële energiebronnen. De vraag is welke mix het beste is voor mens, milieu en economie. Aan discussies over het broeikaseffect brandt Hofmeister zijn vingers niet. Dreigende klimaatverandering vindt hij namelijk niet relevant. Energie is een schaars goed en dus moeten we er zuinig mee omgaan. Het gasvormige afval moeten we op dezelfde manier verwerken als al het andere afval.

Nadat hij de opvattingen op de linker- en rechterflanken van de Amerikaanse politiek in de prullenbak gegooid heeft, begint hij aan een meer controversiële verhaallijn. Er bestaat geen vrije markt voor energie, omdat overheden het bedrijfsleven aan alle kanten insnoeren. Het Opec-kartel doet dat internationaal en politici in de Verenigde Staten doen ook maar wat. Als bewijs haalt Hofmeister een heerlijk absurde dialoog aan tussen hem en een parlementariër tijdens een openbaar verhoor. Het congreslid eist simpelweg lagere olieprijzen, omdat de Amerikanen dat willen, en heeft lak aan het vraag/aanbodverhaal van Hofmeister.

Omdat de politici het niet willen snappen is Hofmeister een eigen grassroots-beweging begonnen, ‘Citizens for Affordable Energy’. Daarmee wil hij burgers ervan doordringen hoe ernstig de energiecrisis is, en hoeveel erger het in een jaar of tien kan worden. Een oplossing heeft hij ook: er moet, naar voorbeeld van de bankwereld, een Federal Energy Resources Board komen, die de energiemarkt reguleert. Zo komt er een coherente sturing, in plaats van het adhocbeleid dat nu steeds gevoerd wordt, telkens als de prijzen omhoog schieten of een milieuramp plaatsvindt.

Hofmeisters boek heeft alles in zich wat een betoog leesbaar maakt: persoonlijke anekdotes, scherpe analyse, heldere boodschap, overtuigingskracht en een dosis humor. Het is weliswaar erg toegesneden op de Amerikaanse situatie, maar dat maakt de weelde aan insider information niet minder interessant.

John Hofmeister. ‘Why we hate the oil companies’, Palgrave MacMillan, pp. 249, 20 euro.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.