Campus

‘Het was een heel mooie brand’

Prof.ir. Kees van Weeren nam vorige week afscheid van Bouwkunde. De hoogleraar draagconstructies deed
minutieus onderzoek naar de Bouwkundebrand. “Er zijn weinig branden waarvan het verloop zo goed bekend is.”


Wie is Kees van Weeren?

Prof.ir. Kees van Weeren (1946) studeerde tussen 1964 en 1972 weg- en waterbouwkunde in Delft. Hij deed in 1973 zijn vervangende militaire dienst als constructeur bij de Rijksgebouwendienst, een organisatie waar hij werkzaam bleef tot 2002. In 1996 werd hij hoogleraar ontwerpen van draagconstructies in Delft bij de faculteit Bouwkunde. Samen met zijn vrouw runt Van Weeren de vennootschap K.A.T / Kunst, Advies en Techniek, een kunstgalerie en bouwtechnisch adviesbureau in een.




“Om 13.38 uur braken de eerste ruiten op de zevende verdieping en om 14.56 uur gebeurde dat ook bij mijn kamer. Vanaf 15.43 uur kwam de vloer van mijn kamer in verticale positie te verkeren.” Kees van Weeren pakt een foto van de brand die de faculteit Bouwkunde in 2008 in de as legde. “Kijk, hier zie je de vlammen uit mijn kamer slaan. Vlak daarna stortte de noordvleugel in. Bij lezingen doet dit plaatje het altijd goed”, lacht hij.

Van Weeren onderzocht de brand tot in detail, schreef er artikelen over en gaf er tientallen lezingen over. Een mooiere casus voor onderzoek en onderwijs dan de Bouwkundebrand is voor de expert (“instortingsrisico’s en veiligheid, dat is mijn vak”) nauwelijks denkbaar. Tijdens zijn afscheidsrede afgelopen vrijdag blikte hij dan ook uitgebreid terug op de gebeurtenis.


Wat was er zo bijzonder aan die brand?

“Het was een heel mooie brand, nou ja ‘mooi’… dat mag je natuurlijk niet zeggen. Maar kijk, het gebeurt niet zo vaak dat grote gebouwen helemaal uitbranden. We hadden veel tekeningen van het gebouw. Een technische journalist had foto’s gemaakt en de tijdstippen aangegeven. En Brandweer Haaglanden heeft zelfs infraroodopnames gemaakt vanuit een helikopter. Ik heb de brand daardoor goed kunnen bestuderen. Via TNO ben ik in contact gekomen met drie Amerikaanse fire engineers. Zij zijn ook geïnteresseerd omdat er weinig branden zijn waarvan het verloop zo nauwkeurig stap voor stap bekend is.”


U vertelde tijdens uw afscheidsrede dat mensen soms met ongeloof reageerden op het feit dat een brand tot instorting kan leiden. Is het voor u de normaalste zaak van de wereld dat het gebouw deels instortte?

“Ik heb het niet voorspeld, maar achteraf heb ik wel kunnen reconstrueren hoe het gegaan is. Maar waar het me om gaat is dat het instortingsgevaar een acceptabel risico is dat is vastgelegd in het Nederlandse Bouwbesluit. De manier waarop we met risico’s omgaan bij een brand moet helderder naar het brede publiek gecommuniceerd worden. De brandweer is er niet om alle gebouwen te beschermen. Ze moet er voor zorgen dat mensen veilig het gebouw verlaten en voorkomen dat de brand overslaat naar de buren. Andere vereisten zijn er niet.”


Hoe denken brandweermensen hierover?

“Ik heb les gegeven aan 120 officieren en bevelvoerders van Brandweer Haaglanden over hoe om te gaan met instortingsrisico’s bij brand. We zijn het onderwijs over instortingsrisico’s aan het vernieuwen. Er is een mentaliteitsverandering nodig. Brandweerlieden zijn een speciaal slag mensen. Ze willen branden blussen. Dat geldt vooral voor vrijwillige brandweerlieden. De afgelopen jaren zijn brandweerlieden omgekomen bij instortende gebouwen. Dat heeft geleid tot een herbezinning over de vraag waar de brandweer voor is. In het verleden bleef ze te lang in gebouwen hangen. Bij Bouwkunde deed ze dat trouwens ook.”


Bij Bouwkunde ook?

“Ja. Het is een heel simpel rekensommetje. Het gebouw bestond uit drie delen: de zuidvleugel, het liftgebouw en de noordvleugel. De brand begon in de zuidvleugel op de zesde verdieping en breidde zich uit naar boven om vervolgens horizontaal door te schuiven naar het liftgebouw en de noordvleugel. Drie uur heeft de brandweer vanuit het liftgebouw de brand in de zuidvleugel geprobeerd te blussen. Achteraf bezien was drie uur erg lang, want vanaf het moment dat de brand oversloeg naar de noordvleugel duurde het ook drie uur voordat die vleugel instortte.”


Wijst u ze er tijdens uw lessen fijntjes op dat het roekeloos was om zo lang in het gebouw te blijven?

(Lacht) “Nou nee, ik wijs ze er niet ‘fijntjes’ op. De brandweer kijkt goed naar gebouwen en maakt continu inschattingen.”


Een heel ander punt waar u zich zorgen over maakt is het gebrekkige overleg tussen constructeurs over de materialen die ze in een gebouw verwerken.

“Ja, er zijn teveel mensen op de bouwplaats die niet alle uitgangspunten kennen van andere betrokkenen. En dat kan tot rampen leiden. Ik illustreer dat graag met de geschiedenis van het zwaard van Damocles. Dionysius bood Damocles op een dag een banket aan in zijn paleis. Eerst vond Damocles het fijn om in weelde te verkeren, tot hij merkte dat er boven zijn hoofd door Dionysius een zwaard aan een paardenhaar was gehangen om het gevaar te laten zien waardoor iemand, die gelukkig of machtig is, voortdurend wordt bedreigd.


Stel dat er een constructeur aanwezig was geweest, die hem had kunnen vertellen dat het zwaard tien kilo woog en de paardenhaar gegarandeerd vijftien kilo sterk was. Dan zou Damocles toch geen probleem hebben gehad?

“Maar stel dat er alleen draden met een gegarandeerde sterkte van 7,5 kilogram beschikbaar zouden zijn? En stel verder dat er twee draden van twee verschillende leveranciers zouden worden gebruikt, die ieder een eigen constructeur hadden. Dit is een heel normale situatie in de huidige bouw, die alom wordt geaccepteerd. Damocles zou wellicht ook in deze situatie gekozen hebben voor een leven in weelde, inclusief het zwaard boven zijn hoofd. Maar zou dat terecht zijn geweest?”


Nou?

“Bij belasting wordt een draad langer. Hoeveel dat is, is afhankelijk van de spanning, de kracht per eenheid van oppervlak, en van het materiaal. Stel dat de ene draad van een bros en stijf materiaal was gemaakt, en de andere draad van een taai en slap materiaal. Bij belasting van de twee draden samen zou de stijve draad kunnen breken bij een belasting van 7,5 kilogram, zoals gegarandeerd, met een beperkte verlenging. De slappe draad zou bij die beperkte verlenging nog pas een beperkte belasting opnemen, wellicht zelfs minder dan de 2,5 kilogram die nodig was om het zwaard op zijn plaats te houden. Niet echt veilig voor Damocles.”


Dit soort problemen hebben volgens u geleid tot de ramp in de luchthaven Charles de Gaulle waar in 2004 een passagiersterminal deels is ingestort.

“Daar was een betonnen constructie gemaakt met daarboven een stalen constructie met glas. De verantwoordelijke voor de betonconstructie had er geen rekening mee gehouden dat er een broeikaseffect zou ontstaan door het glas. Door de warmte vervormde het staal en oefende ontoelaatbare krachten uit op de betonconstructie.


Het stadion van FC Twente is ook ingestort doordat de verantwoordelijken voor de uitvoering en degenen verantwoordelijk voor het ontwerp te weinig met elkaar overlegden.

“Verbrokkeling van de verantwoordelijkheden is een groot probleem. Het is iets van de laatste decennia. De beroepsgroep van constructeurs dringt er bij de overheid steeds sterker op aan om hier iets aan te doen. Maar de overheid regelt dingen met tegenzin vanwege de hogere kosten dat al het afstemmen mee zich meebrengt.”


U was vijf jaar lang opleidingsdirecteur bij Bouwkunde. Dat was een bewogen tijd.

“Toen ik in 2001 nog maar net was aangetreden kregen we een rode kaart van de onderwijsinspectie. Er zou een tussentijdse controle komen. Veel studenten waren te lang bezig met bepaalde onderdelen van de studie, luidde de kritiek. En het niveau van de eindprojecten was niet wetenschappelijk genoeg.”


Dat komt bekend voor, de faculteit Bouwkunde die worstelt met het feit dat ze niet wetenschappelijk zou zijn.

“Worstelde! Er zijn grote slagen gemaakt. Tegelijk met de overstap naar het bachelor-master systeem, wat toen ook speelde, hebben we een verbetertraject ingezet dat zorgde voor meer wetenschappelijke reflectie door studenten tijdens ontwerpopdrachten. We hebben daarna een goede visitatie gekregen.”


U klaagt dat er gedurende uw loopbaan bij Bouwkunde wel heel veel op de schop is gegaan.

“Zes serieuze nieuwe curricula heb ik meegemaakt in de vijftien jaar dat ik aan de TU werkte. Dat is veel te veel. Ik heb het dan niet over kleine jaarlijkse veranderingen die heel normaal zijn, maar over zes serieuze nieuwe curricula, waarbij studenten bijvoorbeeld eerst vijf kleine ontwerpprojecten per jaar moesten doen wat later werd veranderd in twee grote projecten. Vooral voor studenten die niet alles netjes achter elkaar doen, was het heel lastig. Voor onze afdeling onderwijs en studentenzaken vergden al die veranderingen ook een enorme inspanning.”


Wat gaat u doen nu u met pensioen bent?

“Ik doe al twintig jaar advieswerk. Daar ga ik mee door. Ik doe wel eens arbitrage bij rechtszaken. Zo was er laatst een opdrachtgever die een fabriekshal had laten maken. Tijdens de bouw bleek de stalen constructie niet goed. Is de aannemer aansprakelijk te stellen? Dat soort dingen onderzoek ik dan. De Rijksgebouwendienst vraagt mij ook nog om advies. Ik heb vijfentwintig jaar bij die dienst gewerkt. Laatst waren ze bezig met de restauratie van de bronzen beelden op het Paleis op de Dam in Amsterdam. Bepaalde steunen waren gecorrodeerd en moesten vervangen. Ik heb geadviseerd hoe ze dat het beste konden doen.

Ik doe alleen maar wat ik leuk vind. Soms werk ik gratis. Aan Artsen zonder Grenzen heb ik verteld hoe ze een watertoren bij een ziekenhuis in de Centraal Afrikaanse Republiek konden herstellen. Aan de hand van wat kiekjes kon ik zien hoe het in elkaar zat.”


Wat gaat u missen?

“Ik vond het mooi om te opereren in een omgeving met ongelooflijk enthousiaste mensen. Alles gaat altijd door bij Bouwkunde. Zo zag je ook op de dag na de brand dat studenten en docenten weer aan de gang waren met maquettes. En het tentenkamp dat werd opgezet was niet zomaar een tentenkamp, het was iets wat zorgde voor nieuwe initiatieven. Het bood de mogelijkheid om te

barbecueën bij je werk. De brand op een positieve manier oppakken, dat is typerend voor Bouwkunde.” 

De 44-jarige vrouw drukte tussen mei 2007 en oktober 2008 minstens 35.000 euro van de TU achterover. In de dagvaarding werd zelfs uitgegaan van het verduisteren van ruim 70.000 euro, maar niet voor alle verdwenen bedragen was voldoende bewijs in het dossier, gaf het OM gisteren toe. De vrouw woonde de zaak vanwege stressklachten niet zelf bij. Haar advocate, mr. F. Hut, stelde ondermeer dat de secretaresse heel erg bloot had gestaan aan de verleiding. De leiding van de TU zou de veiligheidsteugels te ver hebben laten vieren.

Goedkeuringscodes
Zo zou het volgens de raadsvrouw ‘schering en inslag’ zijn geweest dat leidinggevenden voor het gemak hun goedkeuringscodes voor aan derden te betalen facturen boven de 500 euro aan hun ondergeschikten gaven. Een van hen was de 44-jarige werkneemster. De vrouw ging gebukt onder persoonlijke schulden, die zelfs al hadden geleid tot loonbeslag. Om de financiële druk wat te verminderen, veranderde zij op facturen die aan derden moesten worden uitbetaald het rekeningnummer van de begunstigde in dat van haar zelf of dat van haar dochter. Vervolgens liet zij de factuur uitbetalen door middel van de goedkeuringscodes waarover zij beschikte. Door een boekhouder die aan de bel trok, liep ze uiteindelijk tegen de lamp.

Betalingsregeling
Met de ontslagen secretaresse zou de TU inmiddels een betalingsregeling hebben getroffen. De vrouw is inmiddels elders aan het werk. “Maar in die nieuwe baan heeft zij niets met geld te maken”, stelde haar advocaat de rechtbank gerust.
De verdachte kreeg al eerder een werkstraf voor fraude. De officier van justitie hield in zijn strafeis rekening met de lange tijd die verstreek voor de zaak voor kwam. Ook liet hij meewegen dat een onvoorwaardelijke celstraf de terugbetaling van de schade aan de TU in de weg zou staan. De uitspraak is op 24 november.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.