Campus

‘Het profiel moet bekender worden’

Technische Natuurwetenschappen (TNW) krijgt een nieuwe decaan. Prof.dr. Raoul Bino is nu nog directeur van de Plant Sciences Group aan de universiteit in Wageningen. Vanaf 1 september volgt hij prof.ir. Karel Luyben op.

Uw voorganger was elf jaar decaan, heeft u ook plannen in die richting?
“Ik ben voor vier jaar aangesteld en de verwachting is dat ik daarna nog wel blijf. Maar niet te lang.”

Waarom niet?
“Je hebt als decaan een enorme invloed op de strategie en de richting van een faculteit. Het is niet verstandig om lang dezelfde richting te varen.”

Wat ziet u als uw belangrijkste taak als decaan?
“Zorgen dat de kwaliteit van onderwijs en onderzoek goed is. Niet alleen de inhoud van het onderzoek is belangrijk, maar ook de positie in de maatschappij. En het onderwijs moet aansluiten op de wensen van de studenten.”
Hoe heeft u kennisgemaakt met de faculteit?
“Ik heb gesprekken gehad met de afdelingsdirecteuren, de studentenraad, de onderdeelcommissie van de ondernemingsraad en de rector.”

Had u al samengewerkt met onderzoekers van TNW?
“Ik onderzoek metabolieten in planten. Daarvoor, en voor onderzoek naar zonnecellen die gebaseerd zijn op fotosynthese, werkte ik samen met Delftse onderzoekers van Biotechnologie.”

TNW heeft een breed onderzoeksgebied. Bent u ook geïnteresseerd in bijvoorbeeld radiogolven?
“Absoluut. Als je kijkt naar de toekomst – de problematiek rond energie en voedsel en het omgaan met de omgeving – dan is technologie leidend in het vinden van oplossingen. Delft heeft daarin een belangrijke positie. Ik heb de ambitie te zorgen voor de welvaart en de gezondheid van de mensen. Dat is een hoge ambitie. Maar ik was in Wageningen ook al bezig met voedselvoorziening voor de hele wereld, als hooleraar metabolomica van planten.”

Blijft u hoogleraar?
“Ja, ik word weer hoogleraar metabolieten in Delft. Het is belangrijk om met onderzoek bezig te blijven.”

Is dat te combineren met uw functie als decaan?
“Het is noodzakelijk. Of het te combineren is, zal blijken. Maar ik wil niet te ver afstaan van onderzoek en studentenbegeleiding. In Wageningen ben ik ook directeur en hoogleraar.”

Bent u meer wetenschapper of manager?
“Dat is een gewetensvraag. Ik ben een manager, maar om onderzoek en onderwijs te kunnen managen moet je verstand hebben van wetenschap.”

Is het een voordeel dat u van een andere universiteit komt?
“Ik denk dat het altijd goed is als iemand van buiten komt. Die heeft een frisse kijk en dat geeft nieuwe mogelijkheden. Het kost tijd om alles te leren kennen, maar dat is wel in te halen.”

Heeft u al dingen gezien waarvan uw handen gaan jeuken?
“Delft is veel breder dan buiten Delft bekend is. In Wageningen zijn we erg bezig met het versterken van het profiel, ik denk dat iedereen weet wat er in Wageningen gebeurt. Het profiel van Delft moet meer bekend worden.”

Op de TU is publiceren en valoriseren van kennis heel belangrijk. Daar is wel eens kritiek op. Kunt u zich vinden in het belang dat aan publicaties wordt gehecht?
“Ja, het is belangrijk dat een onderzoeker laat zien wat hij doet en dat hij maatschappelijk geëngageerd is. Ik snap de kritiek ook wel. Maar je moet je kwaliteit laten zien door te publiceren. Niets is zo erg als gemiddeld bezig zijn. Je wilt als onderzoeker en als universiteit de top bereiken.”

Hoe uit die ambitie zich bij u?
“Ik heb weinig tijd, maar ik blijf publiceren in de beste tijdschriften. En ik meng me uitdrukkelijk in de maatschappelijke discussie over genetische manipulatie van planten.”

Auto’s, brood, brillen. Er zijn van die dingen die sinds hun uitvinding nog maar weinig veranderd zijn. Zo ook windturbines. Al jaren heeft de moderne opvolger van de molen een hoge paal met – vaak witte – wieken om energie uit de wind te halen. Ze worden eigenlijk alleen groter, zegt ir. Michiel Zaayer, windenergiedocent bij Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek.
Maar is het planten van grote broers van de bestaande turbine wel de beste oplossing? Volgens Zaayer gaan er steeds meer stemmen op om het concept van de windturbine opnieuw te bekijken. Onderzoekers aan universiteiten verzinnen wel eens iets nieuws, zoals prof.dr. Wubbo Ockels die energie wil opwekken met grote vliegers. “Maar je ziet het buiten niet terug”, aldus Zaayer. 

In het landschap zijn inderdaad weinig vliegers, ronddraaiende zeilen of andere variaties op de windmolen te zien. De turbine van dr.ir. Jan van der Tempel zal daar geen verandering in brengen. Hij stopte zijn nieuwe concept in het oude jasje. De windturbine waar hij deze zomer patent op aanvroeg, heeft ronddraaiende bladen en maakt stroom. “Maar alle stappen daartussen nemen we op de schop.” 

Volgens Van der Tempel moeten de komende tien jaar tienduizend windmolens op zee gebouwd worden om de energiedoelen van de Europese Unie te halen. “We staan aan de vooravond van veel windenergieopwekking op zee. Maar de technologie is daar niet voor gemaakt”, zegt hij. Installatie en onderhoud van offshore windturbines is een stuk moeilijker en duurder dan op land. Van der Tempel wil daarom een windmolen ontwikkelen met zo min mogelijk onderdelen. Twee wieken, omdat die makkelijker te monteren zijn dan drie. Geen bladen die zich buigen naar de wind. En geen zware generator bovenin de paal. “Die zware koperen turbine gaat eruit. We gaan zeewater pompen.” 

De windmolen in zijn patentaanvraag, de DOT (Delft Offshore Turbine), drijft een pomp aan. Die pompt zeewater door een leiding naar een platform tussen de windmolens, waar een schoepenrad elektriciteit opwekt. “Het werkt eigenlijk net als een stuwmeer.”
De grote lijnen van de nieuwe windturbine heeft Van der Tempel al uitgedacht. Acht promovendi, van wie de eerste in augustus begon, zullen nadenken over de details. Veel tijd hebben ze daar niet voor, want over vijf jaar wil Van der Tempel de eerste DOT op zee zien. Drie jaar krijgt iedere promovendus – ‘dat kan makkelijk’ – om het idee te brengen tot een uitvoerbaar ontwerp. “Dan kan een commerciële club ermee verder, bijvoorbeeld van die acht promovendi”, aldus Van der Tempel. “Ik wil geen onderzoek doen en dan na jaren zeggen: dat was leuk, ik zie wel wat ermee gebeurt.” 

Met die houding bracht Van der Tempel ook zijn idee voor een bewegend onderhoudsplatform tot werkelijkheid. Zes jaar na het biertje dat hij dronk toen hij zijn ingeving kreeg, is de Ampelmann in gebruik. Hij hoort duidelijk niet bij het kamp dat vindt dat universiteiten er zijn voor fundamenteel onderzoek en niet om producten op de markt te brengen. “Als je als doel hebt iets ook echt te maken, wordt het onderzoek concreet en moet je juist heel diep de wetenschap in.”

Om binnen vijf jaar tot een echte windmolen te komen, moest Van der Tempel concessies doen. Hij bleef dicht bij de huidige techniek. Zonde, vindt collega-onderzoeker Zaayer. “Ontwikkelaars van windturbines storten zich meteen in een specifieke richting, net als Van der Tempel en zijn groep.” Volgens Zaayer zouden ontwerpers beter moeten onderzoeken of nieuwe concepten een betere oplossing zijn. Van der Tempel wijst op het conservatisme in de wereld van de windturbines. “Ik kan de turbine kantelen en een soort eierklopper maken of de wieken aan een heliumballon hangen. Maar de bouwers willen bewezen technieken zien.”

Uw voorganger was elf jaar decaan, heeft u ook plannen in die richting?
“Ik ben voor vier jaar aangesteld en de verwachting is dat ik daarna nog wel blijf. Maar niet te lang.”

Waarom niet?
“Je hebt als decaan een enorme invloed op de strategie en de richting van een faculteit. Het is niet verstandig om lang dezelfde richting te varen.”

Wat ziet u als uw belangrijkste taak als decaan?
“Zorgen dat de kwaliteit van onderwijs en onderzoek goed is. Niet alleen de inhoud van het onderzoek is belangrijk, maar ook de positie in de maatschappij. En het onderwijs moet aansluiten op de wensen van de studenten.”

Hoe heeft u kennisgemaakt met de faculteit?
“Ik heb gesprekken gehad met de afdelingsdirecteuren, de studentenraad, de onderdeelcommissie van de ondernemingsraad en de rector.”

Had u al samengewerkt met onderzoekers van TNW?
“Ik onderzoek metabolieten in planten. Daarvoor, en voor onderzoek naar zonnecellen die gebaseerd zijn op fotosynthese, werkte ik samen met Delftse onderzoekers van Biotechnologie.”

TNW heeft een breed onderzoeksgebied. Bent u ook geïnteresseerd in bijvoorbeeld radiogolven?
“Absoluut. Als je kijkt naar de toekomst – de problematiek rond energie en voedsel en het omgaan met de omgeving – dan is technologie leidend in het vinden van oplossingen. Delft heeft daarin een belangrijke positie. Ik heb de ambitie te zorgen voor de welvaart en de gezondheid van de mensen. Dat is een hoge ambitie. Maar ik was in Wageningen ook al bezig met voedselvoorziening voor de hele wereld, als hoogleraar metabolomica van planten.”

Blijft u hoogleraar?
“Ja, ik word weer hoogleraar metabolieten in Delft. Het is belangrijk om met onderzoek bezig te blijven.”

Is dat te combineren met uw functie als decaan?
“Het is noodzakelijk. Of het te combineren is, zal blijken. Maar ik wil niet te ver afstaan van onderzoek en studentenbegeleiding. In Wageningen ben ik ook directeur en hoogleraar.”

Bent u meer wetenschapper of manager?
“Dat is een gewetensvraag. Ik ben een manager, maar om onderzoek en onderwijs te kunnen managen moet je verstand hebben van wetenschap.”

Is het een voordeel dat u van een andere universiteit komt?
“Ik denk dat het altijd goed is als iemand van buiten komt. Die heeft een frisse kijk en dat geeft nieuwe mogelijkheden. Het kost tijd om alles te leren kennen, maar dat is wel in te halen.”

Heeft u al dingen gezien waarvan uw handen gaan jeuken?
“Delft is veel breder dan buiten Delft bekend is. In Wageningen zijn we erg bezig met het versterken van het profiel, ik denk dat iedereen weet wat er in Wageningen gebeurt. Het profiel van Delft moet meer bekend worden.”

Op de TU is publiceren en valoriseren van kennis heel belangrijk. Daar is wel eens kritiek op. Kunt u zich vinden in het belang dat aan publicaties wordt gehecht?
“Ja, het is belangrijk dat een onderzoeker laat zien wat hij doet en dat hij maatschappelijk geëngageerd is. Ik snap de kritiek ook wel. Maar je moet je kwaliteit laten zien door te publiceren. Niets is zo erg als gemiddeld bezig zijn. Je wilt als onderzoeker en als universiteit de top bereiken.”

Hoe uit die ambitie zich bij u?
“Ik heb weinig tijd, maar ik blijf publiceren in de beste tijdschriften. En ik meng me uitdrukkelijk in de maatschappelijke discussie over genetische manipulatie van planten.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.