Campus

‘Het is niet uit frustratie, maar hier kom ik niet verder’

Nog vlak voor de opening van het academisch jaar heeft het Universiteitsfonds de Leermeesterprijs uitgereikt aan prof.dr.ir. C.J. van Duijn (45). De ideale hoogleraar – aldus het fonds – stond echter op het punt de TU te verlaten.

Australië en Amsterdam bieden meer perspectieven dan de TU.

De kersverse leermeester is nog maar net terug uit Australië. Zijn contacten met een Australische soort TNO zijn uitstekend. Zo uitstekend dat hij zijn vrouw en kinderen al had overtuigd en het huis had verkocht om een baan in Australië aan te nemen. Het internationaal gerenommeerde Centrum voor Wiskunde en Informatica te Amsterdam troefde Australië af. In een inhaalrace probeert de TU hem nu te behouden voor een deeltijd-hoogleraarschap in Delft.

Van Duijn is universitair hoofddocent bij de leerstoel functionaalanalyse van Wiskunde. Ondanks de abstracte wiskunde blijkt uit zijn voorliefde voor fysische problemen dat Van Duijn met beide benen op de grond staat. Het liefst op de grond van Feyenoord, zo blijkt uit posters en de kalender van de Rotterdamse club op zijn kamer.

Over de toekenning van de prijs was van Duijn ,,eigenlijk stomverbaasd”. Hij zegt: ,,Volgens mij ligt de motivatie voor deze prijs helemaal aan het tijdsbestek waarin je leeft. Op dit moment wordt wiskunde beoordeeld op haar toepassingen, haar dienstbaarheid aan andere wetenschappen.” En Van Duijn werkt vooral aan toepassingen, wat een gevolg is van zijn achtergrond.

De leermeester van de TU heeft oorspronkelijk natuurkunde gestudeerd. Van Duijn: ,,Ik kwam via de hts bij de TH in Eindhoven. Ik hou van fysische modellen, maar ook van het precies maken van dingen. Daarbij was de wiskunde altijd een bottleneck. Bijvoorbeeld in de plasmafysica, waar ik op afgestudeerd ben, ging het voornamelijk over de differentiaalvergelijkingen.”

,,Ik studeerde af, en merkte dat ik geïntrigeerd was door die differentiaalvergelijkingen. Voor de natuurkunde heb je wiskunde nodig op hoog niveau. Je leert meestal alleen klassieke wiskunde, zoals scheiden van variabelen en lineaire wiskunde. Toen ik in Delft ging promoveren moest ik nog veel leren over niet-lineaire partiële differentiaalvergelijkingen.”
Eenzaam

Twintig jaar later zijn deze vergelijkingen, die een grote rol spelen bij het beschrijven van stroming in poreuze media, nog steeds zijn favoriete onderwerp. ,,Maar het is altijd de fysica die mij drijft. Ik voer een soort tweesporenbeleid: de praktijk levert de problemen, de theorie levert de oplossingen. Ik wil gewoon begrijpen wat er aan de hand is.”

Op zijn promotieplaats had Van Duijn daar weinig mee te maken.,,Mijn promotor ging naar Leiden, dus ik ook. Dat was erg theoretisch. Promoveren op wiskunde is een bijzonder eenzame bezigheid. Na een leerzaam postdoctoraal jaar in Minnesota met veel wiskunde kreeg ik daar een beetje genoeg van. In 1980 ben ik bij Grondmechanica gaan werken.”

Plotseling kreeg Van Duijn de smaak te pakken. ,,Die sociale dingen die in zo’n instituut spelen, zoals tijdsdruk door de commercie, het teamwork met bijvoorbeeld een bodemdeskundige, dat vond ik altijd erg leuk.” Bodemverontreinigingsproblemen waren een hot item, en Van Duijn belandde dan ook in een bloeiende business. ,,Metingen en boringen waren peperduur, er werd dus veel gewerkt aan modellen die konden voorspellen waar verontreiniging terecht kan komen.”

De modellen die over het verontreinigingsprobleem opgesteld waren, werden vertaald in computerprogramma’s. ,,Toen dat eenmaal liep begon het werk er behoorlijk routinematig uit te zien. De onderzoeksbaan bij Algemene Wiskunde in Delft trok mij dan ook aan.”

Het voorspellen van een grensvlak tussen met water verzadigde grond en grond waar nog lucht in zit, is een typisch voorbeeld van het vakgebied waarin Van Duijn terecht kwam. ,,In de wiskunde noemen we dat een vrije-randprobleem. Mijn werk met mijn promotor professor Pelletier heeft in de wiskunde een enorme follow up gekregen.”

In de problemen over stroming in poreuze media die Van Duijn veelvuldig heeft bestudeerd, spelen niet-lineaire partiële differentiaalvergelijkingen een grote rol. ,,Aan de TU krijg je – nog altijd – veel kwantitatieve wiskunde, wiskunde waar een getal uitkomt. In mijn vakgebied is de kwalitatieve benadering veel belangrijker. Daarbij worden vragen beantwoord als: zijn er stabiele evenwichten, wat is het asymptotisch gedrag en hoe reageert het systeem op een schok. Dat vakgebied heet functionaalanalyse.”
Gevoel

Ook aan de TU lag voor Van Duijn veel werk. ,,Veel mensen kunnen beter met klassieke oplosmethoden overweg dan ik. Neem nu professor Josselin de Jong, die erg goed is in de klassieke oplosmethoden. Hij had een hele map liggen met niet-lineaire problemen, waar ik veel aan bij kon dragen. Maar ook het verschil dat je bij wiskunde alles moest bewijzen, moest ik aanleren. In de natuurkunde kun je nog wel eens op je gevoel werken.”

Maar ook kwam Van Duijn op de TU meer in de wiskunde terecht. ,,Ik ben ook onderwijs gaan geven aan eerstejaars. Dat vond ik leuk. Je hebt aan het eind van de dag echt het gevoel dat je iets gedaan hebt, in tegenstelling tot een dag op je kamer zitten.”

Met spijt in zijn stem vertelt hij: ,,Helaas is het moeilijk om in onderwijs iets anders te gaan doen, een paar jaar hetzelfde vak lineaire algebra geven wordt toch saai. Bepaalde mensen doen bepaalde vakken en dat is vaak bepaald rigide. Je moet wachten tot die mensen weggaan, en je carrière wordt toch bepaald door je onderzoek.”

Van Duijn blijkt vele mensen te kunnen enthousiasmeren voor zijn werk, afstudeerders, aio’s en collega’s op andere vakgebieden, zo blijkt uit de enorme lijst ondertekenaars vande voordracht voor de Leermeesterprijs. ,,Ik heb goede contacten opgebouwd met Civiele Techniek en Mijnbouw, waar een enorme samenwerking uit is ontstaan. Toch vind ik dat je je als wiskundige niet overal mee moet bemoeien, ook al zijn de vergelijkingen hetzelfde. Ieder vakgebied heeft toch zijn eigen problemen. Stroming in poreuze media is een mooi Nederlands en heel Delfts probleem: alleen hier heb je de twee bovengenoemde faculteiten.”
Slechte tijd

,,Het is een slechte tijd voor de wiskunde. De studentenaantallen zijn dramatisch laag.” Dat betekent weinig werk voor professoren in de wiskunde, wat Van Duijn zich realiseert. ,,In Delft ben ik universitair hoofddocent, mijn hoogleraarstitel heb ik via Leiden. Maar ik heb geen zin om nog twintig jaar op dezelfde voet door te gaan. Met mijn leeftijd wil ik nu kiezen voor meer carrièremogelijkheden.”

Volgens Van Duijn is het ook uit liefde voor zijn vak dat hij buiten de TU zijn werk zoekt. ,,Het is niet uit frustratie, maar in de wiskunde kom ik aan de TU gewoon niet verder. In eerste instantie was ik daarom van plan te emigreren. In Amsterdam hoorden ze dat ik weg wilde gaan en ze vroegen me: wat zou je willen hebben om bij ons te komen? Dat werd een leuk gesprek en uiteindelijk ga ik nu met z’n vieren uit mijn onderzoeksgroep daarheen, een leuke goedlopende club.”

De TU blijft voor hem aantrekkingskracht houden. ,,De TU onderzoekt nog de mogelijkheid om een deeltijdhoogleraarschap te scheppen. Ik wil graag mijn projecten aan de TU die nu lopen doorzetten.”

Voorlopig blijft hij zijn visie dus aan de TU verkondigen. ,,Een goed leermeester is volgens mij iemand die goed geschoold is en goed een probleem uit kan leggen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid betekent dat je niet in een hokje mag blijven zitten.”

Toch hekelt Van Duijn het verwachten van toepassingen van de wiskunde. Hij vertelt met een lichte afschuw over zijn belevingen in Australië, enige weken geleden. ,,De douane-beambte vroeg me wat ik kwam doen in Australië. Ik zei ‘mathematics‘, en hij stelde de vraag ‘pure or applied?‘ Na mijn antwoord ‘applied’ zei hij ‘good, that’s what our country needs.’ Maar je hebt pure wiskundigen nodig.”

De leermeester zelf ziet nog alle toekomst in het vak. Hij vindt het al leuk sinds zijn studietijd en ,,met de prijs van vijfentwintigduizend gulden zou ik graag een aantal maanden in Minnesota doorbrengen om in de wiskunde te duiken. Maar ik zou ook graag weer naar Australië gaan om een aantal problemen mee terug te nemen naar Nederland.” Voorlopig mag de TU hopen haar ideale hoogleraar te kunnen behouden.


Figuur 1 Van Duijn: ,,Ik voer een soort tweesporenbeleid”

Paul Rutten

Nog vlak voor de opening van het academisch jaar heeft het Universiteitsfonds de Leermeesterprijs uitgereikt aan prof.dr.ir. C.J. van Duijn (45). De ideale hoogleraar – aldus het fonds – stond echter op het punt de TU te verlaten. Australië en Amsterdam bieden meer perspectieven dan de TU.

De kersverse leermeester is nog maar net terug uit Australië. Zijn contacten met een Australische soort TNO zijn uitstekend. Zo uitstekend dat hij zijn vrouw en kinderen al had overtuigd en het huis had verkocht om een baan in Australië aan te nemen. Het internationaal gerenommeerde Centrum voor Wiskunde en Informatica te Amsterdam troefde Australië af. In een inhaalrace probeert de TU hem nu te behouden voor een deeltijd-hoogleraarschap in Delft.

Van Duijn is universitair hoofddocent bij de leerstoel functionaalanalyse van Wiskunde. Ondanks de abstracte wiskunde blijkt uit zijn voorliefde voor fysische problemen dat Van Duijn met beide benen op de grond staat. Het liefst op de grond van Feyenoord, zo blijkt uit posters en de kalender van de Rotterdamse club op zijn kamer.

Over de toekenning van de prijs was van Duijn ,,eigenlijk stomverbaasd”. Hij zegt: ,,Volgens mij ligt de motivatie voor deze prijs helemaal aan het tijdsbestek waarin je leeft. Op dit moment wordt wiskunde beoordeeld op haar toepassingen, haar dienstbaarheid aan andere wetenschappen.” En Van Duijn werkt vooral aan toepassingen, wat een gevolg is van zijn achtergrond.

De leermeester van de TU heeft oorspronkelijk natuurkunde gestudeerd. Van Duijn: ,,Ik kwam via de hts bij de TH in Eindhoven. Ik hou van fysische modellen, maar ook van het precies maken van dingen. Daarbij was de wiskunde altijd een bottleneck. Bijvoorbeeld in de plasmafysica, waar ik op afgestudeerd ben, ging het voornamelijk over de differentiaalvergelijkingen.”

,,Ik studeerde af, en merkte dat ik geïntrigeerd was door die differentiaalvergelijkingen. Voor de natuurkunde heb je wiskunde nodig op hoog niveau. Je leert meestal alleen klassieke wiskunde, zoals scheiden van variabelen en lineaire wiskunde. Toen ik in Delft ging promoveren moest ik nog veel leren over niet-lineaire partiële differentiaalvergelijkingen.”
Eenzaam

Twintig jaar later zijn deze vergelijkingen, die een grote rol spelen bij het beschrijven van stroming in poreuze media, nog steeds zijn favoriete onderwerp. ,,Maar het is altijd de fysica die mij drijft. Ik voer een soort tweesporenbeleid: de praktijk levert de problemen, de theorie levert de oplossingen. Ik wil gewoon begrijpen wat er aan de hand is.”

Op zijn promotieplaats had Van Duijn daar weinig mee te maken.,,Mijn promotor ging naar Leiden, dus ik ook. Dat was erg theoretisch. Promoveren op wiskunde is een bijzonder eenzame bezigheid. Na een leerzaam postdoctoraal jaar in Minnesota met veel wiskunde kreeg ik daar een beetje genoeg van. In 1980 ben ik bij Grondmechanica gaan werken.”

Plotseling kreeg Van Duijn de smaak te pakken. ,,Die sociale dingen die in zo’n instituut spelen, zoals tijdsdruk door de commercie, het teamwork met bijvoorbeeld een bodemdeskundige, dat vond ik altijd erg leuk.” Bodemverontreinigingsproblemen waren een hot item, en Van Duijn belandde dan ook in een bloeiende business. ,,Metingen en boringen waren peperduur, er werd dus veel gewerkt aan modellen die konden voorspellen waar verontreiniging terecht kan komen.”

De modellen die over het verontreinigingsprobleem opgesteld waren, werden vertaald in computerprogramma’s. ,,Toen dat eenmaal liep begon het werk er behoorlijk routinematig uit te zien. De onderzoeksbaan bij Algemene Wiskunde in Delft trok mij dan ook aan.”

Het voorspellen van een grensvlak tussen met water verzadigde grond en grond waar nog lucht in zit, is een typisch voorbeeld van het vakgebied waarin Van Duijn terecht kwam. ,,In de wiskunde noemen we dat een vrije-randprobleem. Mijn werk met mijn promotor professor Pelletier heeft in de wiskunde een enorme follow up gekregen.”

In de problemen over stroming in poreuze media die Van Duijn veelvuldig heeft bestudeerd, spelen niet-lineaire partiële differentiaalvergelijkingen een grote rol. ,,Aan de TU krijg je – nog altijd – veel kwantitatieve wiskunde, wiskunde waar een getal uitkomt. In mijn vakgebied is de kwalitatieve benadering veel belangrijker. Daarbij worden vragen beantwoord als: zijn er stabiele evenwichten, wat is het asymptotisch gedrag en hoe reageert het systeem op een schok. Dat vakgebied heet functionaalanalyse.”
Gevoel

Ook aan de TU lag voor Van Duijn veel werk. ,,Veel mensen kunnen beter met klassieke oplosmethoden overweg dan ik. Neem nu professor Josselin de Jong, die erg goed is in de klassieke oplosmethoden. Hij had een hele map liggen met niet-lineaire problemen, waar ik veel aan bij kon dragen. Maar ook het verschil dat je bij wiskunde alles moest bewijzen, moest ik aanleren. In de natuurkunde kun je nog wel eens op je gevoel werken.”

Maar ook kwam Van Duijn op de TU meer in de wiskunde terecht. ,,Ik ben ook onderwijs gaan geven aan eerstejaars. Dat vond ik leuk. Je hebt aan het eind van de dag echt het gevoel dat je iets gedaan hebt, in tegenstelling tot een dag op je kamer zitten.”

Met spijt in zijn stem vertelt hij: ,,Helaas is het moeilijk om in onderwijs iets anders te gaan doen, een paar jaar hetzelfde vak lineaire algebra geven wordt toch saai. Bepaalde mensen doen bepaalde vakken en dat is vaak bepaald rigide. Je moet wachten tot die mensen weggaan, en je carrière wordt toch bepaald door je onderzoek.”

Van Duijn blijkt vele mensen te kunnen enthousiasmeren voor zijn werk, afstudeerders, aio’s en collega’s op andere vakgebieden, zo blijkt uit de enorme lijst ondertekenaars vande voordracht voor de Leermeesterprijs. ,,Ik heb goede contacten opgebouwd met Civiele Techniek en Mijnbouw, waar een enorme samenwerking uit is ontstaan. Toch vind ik dat je je als wiskundige niet overal mee moet bemoeien, ook al zijn de vergelijkingen hetzelfde. Ieder vakgebied heeft toch zijn eigen problemen. Stroming in poreuze media is een mooi Nederlands en heel Delfts probleem: alleen hier heb je de twee bovengenoemde faculteiten.”
Slechte tijd

,,Het is een slechte tijd voor de wiskunde. De studentenaantallen zijn dramatisch laag.” Dat betekent weinig werk voor professoren in de wiskunde, wat Van Duijn zich realiseert. ,,In Delft ben ik universitair hoofddocent, mijn hoogleraarstitel heb ik via Leiden. Maar ik heb geen zin om nog twintig jaar op dezelfde voet door te gaan. Met mijn leeftijd wil ik nu kiezen voor meer carrièremogelijkheden.”

Volgens Van Duijn is het ook uit liefde voor zijn vak dat hij buiten de TU zijn werk zoekt. ,,Het is niet uit frustratie, maar in de wiskunde kom ik aan de TU gewoon niet verder. In eerste instantie was ik daarom van plan te emigreren. In Amsterdam hoorden ze dat ik weg wilde gaan en ze vroegen me: wat zou je willen hebben om bij ons te komen? Dat werd een leuk gesprek en uiteindelijk ga ik nu met z’n vieren uit mijn onderzoeksgroep daarheen, een leuke goedlopende club.”

De TU blijft voor hem aantrekkingskracht houden. ,,De TU onderzoekt nog de mogelijkheid om een deeltijdhoogleraarschap te scheppen. Ik wil graag mijn projecten aan de TU die nu lopen doorzetten.”

Voorlopig blijft hij zijn visie dus aan de TU verkondigen. ,,Een goed leermeester is volgens mij iemand die goed geschoold is en goed een probleem uit kan leggen. Maatschappelijke verantwoordelijkheid betekent dat je niet in een hokje mag blijven zitten.”

Toch hekelt Van Duijn het verwachten van toepassingen van de wiskunde. Hij vertelt met een lichte afschuw over zijn belevingen in Australië, enige weken geleden. ,,De douane-beambte vroeg me wat ik kwam doen in Australië. Ik zei ‘mathematics‘, en hij stelde de vraag ‘pure or applied?‘ Na mijn antwoord ‘applied’ zei hij ‘good, that’s what our country needs.’ Maar je hebt pure wiskundigen nodig.”

De leermeester zelf ziet nog alle toekomst in het vak. Hij vindt het al leuk sinds zijn studietijd en ,,met de prijs van vijfentwintigduizend gulden zou ik graag een aantal maanden in Minnesota doorbrengen om in de wiskunde te duiken. Maar ik zou ook graag weer naar Australië gaan om een aantal problemen mee terug te nemen naar Nederland.” Voorlopig mag de TU hopen haar ideale hoogleraar te kunnen behouden.


Figuur 1 Van Duijn: ,,Ik voer een soort tweesporenbeleid”

Paul Rutten

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.