Onderwijs

‘Het is moeilijk om het schip te keren’

Ex-Shell-topman Peter Vogtländer is als voorzitter van de Energieraad op 19 mei gastspreker op een door het Delftsch Studenten Corps georganiseerd symposium over de uitputting van onze fossiele brandstoffen. “Naar onze adviezen wordt uiteindelijk wel geluisterd.”

Het voorzitterschap van de Energieraad lijkt een zware job. Experts weten wat de problemen zijn en hoe ze kunnen worden aangepakt, maar er gebeurt frustrerend weinig.

“Je moet wel gepassioneerd zijn om het te doen, ja, ook al is dit vrijwilligerswerk. Het is moeilijk om het schip te keren. De bedreigde energievoorziening en de klimaatverandering zijn mondiale problemen. Europa kan dat niet alleen oplossen.”

Werkgevers zeggen soms: Nederland is geen eiland, het heeft daarom geen zin om voorop te lopen met ambitieuze milieuplannen.

“Het is waar dat het milieubeleid van Nederland op mondiale schaal weinig verschil zal uitmaken. Maar als iedereen roept: ik ben te onbetekenend om dit op te lossen, dan gebeurt er niets. Uiteindelijk moeten alle geïndustrialiseerde landen het probleem aanpakken. En we kunnen niet van China en India verwachten dat ze voorop lopen.

Het zal veel geld kosten om over te schakelen op een duurzame energiehuishouding. Maar als je met je kenniseconomie voorop loopt in het vinden van duurzame oplossingen, hoef je er als land niet arm van te worden. Op een aantal gebieden is in Nederland veel kennis aanwezig. Als Energieraad bepleiten we dat Nederland een selectie maakt en zegt: op deze gebieden kunnen we een kennisvoorsprong opbouwen en technologieën ontwikkelen die op de wereldmarkt aanslaan. Want juist in grote landen als China, waar het transport van elektriciteit duurder uitvalt dan de productie, kan lokale, duurzame energie ook economisch interessant zijn. Dat is een enorme markt, ook omdat ze daar nog niet gevangen zitten in een al aangelegde, verschrikkelijk kostbare energie-infrastructuur.”

Met welke duurzame technologie kan Nederland zich onderscheiden?

“In kolenvergassingstechnologie hebben we een unieke positie, bijvoorbeeld. De kolenvergassingscentrale in het Limburgse Buggenum is lang als last gezien, maar nu vinden daar interessante experimenten plaats om zo schoon mogelijk energie op te wekken uit kolen.”

En technologie om van biomassa biobrandstof te maken? Die aanpak is inmiddels omstreden: het zou ten koste gaan van de voedselproductie in de arme landen.

“Het is te vroeg om te zeggen welke technologie zal winnen op het gebied van biobrandstof, maar in Nederland zie je veelbelovende ontwikkelingen, en Wageningen is een belangrijk kenniscentrum op het gebied van landbouwtechnologie. Maar je wilt inderdaad niet concurreren met de voedselproductie, omdat je zo de voedselprijzen omhoog jaagt.”

Dat fenomeen zien we nu al, toch?

“Daar is veel discussie over. De voedselprijzen zijn de afgelopen maanden vooral gestegen omdat de bevolking van China en India meer vlees is gaan eten, denk ik. Biobrandstoffen leggen nu een beslag van niet meer dan een procent op de wereldvoedselproductie. Maar als biomassa een groot beslag gaat leggen op landbouwgebieden krijg je een probleem.”

Het Westen dat duurzaam bezig is over de ruggen van mensen in ontwikkelingslanden?

“Dat heeft iets wrangs, ja. Honderd liter uit voedselgewassen gewonnen biobrandstof in je SUV gooien, terwijl een arm mens daar een jaar van kan leven.

Anderhalf jaar geleden was er een groot optimisme over biomassa als toekomstige energiebron. De aardgassector wilde vijftig procent van het aardgas vervangen door biogas, alle energiebedrijven wilden biomassa gaan stoken, enzovoorts.

We hebben onze twijfels uitgesproken over die hooggespannen verwachtingen. Ethanol uit suikerriet in Brazilië is een gunstige uitzondering, maar de CO2-reductie is bij biobrandstof doorgaans maar vijfentwintig procent. Soms is het effect zelfs negatief. Er bleek ook weinig onderzoek te zijn gedaan naar de vraag in hoeverre de aarde biobrandstof kan produceren zonder dat regenwouden en landbouwgebieden in gevaar komen. En je ziet uiteenlopende schattingen van het percentage van het energiegebruik dat met bio-energie gedekt kan worden. Optimisten hebben het over vijftig procent, maar op middellange termijn moeten we op niet meer dan tien procent rekenen.”

Hoe verklaart u de hype?

“Je ziet dat vaker bij dit soort onderwerpen: iedereen is enthousiast, maar als je kritisch naar de mogelijkheden kijkt, blijken er nog allerlei bezwaren aan vast te zitten. Dan slaat de stemming om en doet men alsof biomassa helemaal niks is. Maar biomassa kan een bijdrage leveren aan het verduurzamen van de energiehuishouding. Natuurlijk zijn we tegenstanders van het omhakken van regenwouden om een biobrandstof als palmolie te verbouwen, zoals in Indonesië gebeurt. Maar er bestaan gebieden in Afrika en Zuid-Amerika waar zich geen regenwouden bevinden en die te onvruchtbaar zijn voor landbouw, terwijl je er wel grasachtige of houtachtige gewassen kunt telen die geschikt zijn als biobrandstof. Dat is ook goed voor de lokale werkgelegenheid.”

Wordt er naar de Energieraad geluisterd?

“Uiteindelijk wel, is mijn ervaring. Niet meteen, maar dat hoeft ook niet: wij adviseren het kabinet over energiezaken op lange termijn. We zijn geen lobbyclub, maar een groep professionals. Je komt niet in de Energieraad als je nog economische of industriële belangen vertegenwoordigt.”

Toch zal de milieubeweging de Energieraad vaak zien als een club die het bedrijfsleven vertegenwoordigt, met ex-directeuren van Shell en Essent.

“We hebben net zo goed een voormalig directeur-generaal Milieu van de Europese Commissie in de raad. Meestal is de industrie noch de milieubeweging honderd procent tevreden met onze adviezen. Dat lijkt me een goed teken.”

Is het moeilijk om onafhankelijk te blijven?

“Er wordt altijd druk uitgeoefend, maar we zijn te oud en te wijs om ons daar iets van aan te trekken. We maken het regelmatig mee dat ons advies eerst onwelkom blijkt te zijn. Jaren later wordt zo’n analyse toch geaccepteerd.

In 2005 hebben we onze zorgen geuit over de toekomstige afhankelijkheid van de Nederlandse economie van aardgasimport. Ergens tussen 2020 en 2030 zal onze Nederlandse gasvoorraad uitgeput raken. Europa zal in 2030 voor tachtig procent afhankelijk zijn van geïmporteerd gas. Regio’s als Azië en Noord-Amerika komen zelf ook gas tekort, dus dat gas moeten we importeren uit geopolitiek instabiele landen als Rusland en Iran. Nederland is binnen Europa het sterkst afhankelijk van die gasimport. Op het moment dat we daar onze zorgen over uitspraken, vond iedereen ons te pessimistisch. Een jaar later draaide Poetin de kraan naar de Oekraïne dicht, en iedereen werd wakker.”

Wat kan de Nederlandse overheid doen?

“Je moet voorbereid zijn op een scenario waarbij de beschikbaarheid van olie en gas grotendeels bepaald zal worden door geopolitieke overwegingen. Energiezaken moeten een hoofdrol spelen in het buitenlandse beleid . bij voorkeur op Europees niveau, maar daarvoor ontbreekt nu helaas de eensgezindheid.

Het is zaak om een goede relatie te hebben met de landen waarvan je voor je energievoorziening afhankelijk bent. Daarom heeft de Energieraad de Nederlandse overheid geadviseerd om voor vijftig procent aandeelhouder te blijven in het van de Gasunie afgesplitste bedrijf GasTerra. Het oorspronkelijke idee was om GasTerra uiteindelijk volledig te privatiseren, maar in de landen waar je zaken mee moet doen, domineert de overheid de gasproductie. Denk maar aan Gazprom. Zulke overheden doen liever zaken met andere overheden dan met private ondernemingen.”

Moet Nederland ook minder snel beginnen over mensenrechten?

“Dat is een politieke afweging. We hebben enkel gezegd dat je die energiecomponent moet laten meewegen, net als mensenrechten overigens. Je moet wel oppassen dat je de Russen niet steeds vertelt hoe ze hun energiebeleid moeten inrichten: privatiseren, liberaliseren… Dat stellen de Russen niet meer op prijs.”

Waren het op zich goede adviezen?

“Voor Europa kan het beter zijn om de energiesector te liberaliseren. Voor Rusland niet, denk ik. Als ik in de positie van Poetin had verkeerd, had ik ook gezegd: jullie kunnen me nog meer vertellen, dit is één van mijn belangrijkste geopolitieke wapens, die geef ik niet zomaar uit handen.

Als landen als Rusland en Iran niet maximaal investeren in gaswinning, kan er een tekort ontstaan op de wereldmarkt. Dat betekent hogere prijzen, maar ook dat China en India met het westen gaan concurreren om dat gas. Die proberen vriendschappelijke relaties op te bouwen met Iran, en sluiten daar grote government-to-government-deals af. Als Europa moeten we dus oppassen dat we niet in een zwakke positie terecht komen.”

U hebt ooit gezegd dat het publieke belang niet altijd gebaat is met een vergaande privatisering van de Nederlandse energiemarkt.

“In 2004 kwamen we met een rapport dat zei: wees behoedzaam met die privatisering. De politiek had net besloten de energiebedrijven op te splitsen en de commerciële stukken te privatiseren, dus ons advies werd slecht ontvangen. Inmiddels wil de overheid toch nog eens goed nadenken over de vraag of we in dit stadium elektriciteitsbedrijven vergaand moeten privatiseren.”

Wat is het risico?

“Het gevaar dreigt dat je maar vier grote elektriciteitsproducenten in Noordwest-Europa overhoudt. Dat is niet goed voor de concurrentie. En de klant merkt het aan de prijzen.”

Duurzaamheid is misschien ook niet altijd even belangrijk voor energiebedrijven die in een concurrentiestrijd zijn verwikkeld?

“De overheid heeft drie doelstellingen met energie: die moet betaalbaar, betrouwbaar en schoon zijn. We hebben er steeds op gewezen dat die doelstellingen vaak met elkaar in conflict zijn. Energie die het milieu minder belast, is bijvoorbeeld duurder. De politiek moet dus steeds een afweging maken: wat weegt het zwaarst? In de periode 2003-2005 concentreerde de politiek zich op marktwerking, vanwege die betaalbaarheid, en te weinig op betrouwbaarheid en milieu. Dat is nu anders. Al blijft het de vraag of de politiek de moed zal hebben om mooie milieudoelstellingen om te zetten in impopulaire maatregelen.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Wie is Peter Vogtländer?

Je bent er maar een dag per week aan kwijt, werd ir. Peter Vogtländer(1938) voorgehouden toen de Algemene Energieraad zes jaar geleden een nieuwe voorzitter zocht. Dat bleek toch wel iets meer te zijn, maar de in Delft als chemisch ingenieur afgestudeerde Vogtländer maakt niet de indruk daar onder te lijden.

Bij Shell vervulde Vogtländer een aantal hoge functies: zo was hij in de jaren tachtig president-directeur van Shell in België en de Benelux. Later werd hij verantwoordelijk voor de chemie van Shell. Hij is verder onder meer voorzitter geweest van de Society for Chemical Industry (CSI) en commissaris bij de Stichting Verpakking en Milieu.

“Ik voel nog steeds een speciale band met Delft”, zegt Vogtländer. Als oud-lid van de Delftsch Studenten Corps (DSC) liet hij zich makkelijk overreden om als gastspreker mee te werken aan een energiesymposium dat de studentenvereniging organiseert ter gelegenheid van het 160-jarig bestaan van het corps. Vogtländer is ook erelid van het bestuur van het Technologisch Gezelschap. Hij is getrouwd en heeft twee dochters en een zoon.

Het voorzitterschap van de Energieraad lijkt een zware job. Experts weten wat de problemen zijn en hoe ze kunnen worden aangepakt, maar er gebeurt frustrerend weinig.

“Je moet wel gepassioneerd zijn om het te doen, ja, ook al is dit vrijwilligerswerk. Het is moeilijk om het schip te keren. De bedreigde energievoorziening en de klimaatverandering zijn mondiale problemen. Europa kan dat niet alleen oplossen.”

Werkgevers zeggen soms: Nederland is geen eiland, het heeft daarom geen zin om voorop te lopen met ambitieuze milieuplannen.

“Het is waar dat het milieubeleid van Nederland op mondiale schaal weinig verschil zal uitmaken. Maar als iedereen roept: ik ben te onbetekenend om dit op te lossen, dan gebeurt er niets. Uiteindelijk moeten alle geïndustrialiseerde landen het probleem aanpakken. En we kunnen niet van China en India verwachten dat ze voorop lopen.

Het zal veel geld kosten om over te schakelen op een duurzame energiehuishouding. Maar als je met je kenniseconomie voorop loopt in het vinden van duurzame oplossingen, hoef je er als land niet arm van te worden. Op een aantal gebieden is in Nederland veel kennis aanwezig. Als Energieraad bepleiten we dat Nederland een selectie maakt en zegt: op deze gebieden kunnen we een kennisvoorsprong opbouwen en technologieën ontwikkelen die op de wereldmarkt aanslaan. Want juist in grote landen als China, waar het transport van elektriciteit duurder uitvalt dan de productie, kan lokale, duurzame energie ook economisch interessant zijn. Dat is een enorme markt, ook omdat ze daar nog niet gevangen zitten in een al aangelegde, verschrikkelijk kostbare energie-infrastructuur.”

Met welke duurzame technologie kan Nederland zich onderscheiden?

“In kolenvergassingstechnologie hebben we een unieke positie, bijvoorbeeld. De kolenvergassingscentrale in het Limburgse Buggenum is lang als last gezien, maar nu vinden daar interessante experimenten plaats om zo schoon mogelijk energie op te wekken uit kolen.”

En technologie om van biomassa biobrandstof te maken? Die aanpak is inmiddels omstreden: het zou ten koste gaan van de voedselproductie in de arme landen.

“Het is te vroeg om te zeggen welke technologie zal winnen op het gebied van biobrandstof, maar in Nederland zie je veelbelovende ontwikkelingen, en Wageningen is een belangrijk kenniscentrum op het gebied van landbouwtechnologie. Maar je wilt inderdaad niet concurreren met de voedselproductie, omdat je zo de voedselprijzen omhoog jaagt.”

Dat fenomeen zien we nu al, toch?

“Daar is veel discussie over. De voedselprijzen zijn de afgelopen maanden vooral gestegen omdat de bevolking van China en India meer vlees is gaan eten, denk ik. Biobrandstoffen leggen nu een beslag van niet meer dan een procent op de wereldvoedselproductie. Maar als biomassa een groot beslag gaat leggen op landbouwgebieden krijg je een probleem.”

Het Westen dat duurzaam bezig is over de ruggen van mensen in ontwikkelingslanden?

“Dat heeft iets wrangs, ja. Honderd liter uit voedselgewassen gewonnen biobrandstof in je SUV gooien, terwijl een arm mens daar een jaar van kan leven.

Anderhalf jaar geleden was er een groot optimisme over biomassa als toekomstige energiebron. De aardgassector wilde vijftig procent van het aardgas vervangen door biogas, alle energiebedrijven wilden biomassa gaan stoken, enzovoorts.

We hebben onze twijfels uitgesproken over die hooggespannen verwachtingen. Ethanol uit suikerriet in Brazilië is een gunstige uitzondering, maar de CO2-reductie is bij biobrandstof doorgaans maar vijfentwintig procent. Soms is het effect zelfs negatief. Er bleek ook weinig onderzoek te zijn gedaan naar de vraag in hoeverre de aarde biobrandstof kan produceren zonder dat regenwouden en landbouwgebieden in gevaar komen. En je ziet uiteenlopende schattingen van het percentage van het energiegebruik dat met bio-energie gedekt kan worden. Optimisten hebben het over vijftig procent, maar op middellange termijn moeten we op niet meer dan tien procent rekenen.”

Hoe verklaart u de hype?

“Je ziet dat vaker bij dit soort onderwerpen: iedereen is enthousiast, maar als je kritisch naar de mogelijkheden kijkt, blijken er nog allerlei bezwaren aan vast te zitten. Dan slaat de stemming om en doet men alsof biomassa helemaal niks is. Maar biomassa kan een bijdrage leveren aan het verduurzamen van de energiehuishouding. Natuurlijk zijn we tegenstanders van het omhakken van regenwouden om een biobrandstof als palmolie te verbouwen, zoals in Indonesië gebeurt. Maar er bestaan gebieden in Afrika en Zuid-Amerika waar zich geen regenwouden bevinden en die te onvruchtbaar zijn voor landbouw, terwijl je er wel grasachtige of houtachtige gewassen kunt telen die geschikt zijn als biobrandstof. Dat is ook goed voor de lokale werkgelegenheid.”

Wordt er naar de Energieraad geluisterd?

“Uiteindelijk wel, is mijn ervaring. Niet meteen, maar dat hoeft ook niet: wij adviseren het kabinet over energiezaken op lange termijn. We zijn geen lobbyclub, maar een groep professionals. Je komt niet in de Energieraad als je nog economische of industriële belangen vertegenwoordigt.”

Toch zal de milieubeweging de Energieraad vaak zien als een club die het bedrijfsleven vertegenwoordigt, met ex-directeuren van Shell en Essent.

“We hebben net zo goed een voormalig directeur-generaal Milieu van de Europese Commissie in de raad. Meestal is de industrie noch de milieubeweging honderd procent tevreden met onze adviezen. Dat lijkt me een goed teken.”

Is het moeilijk om onafhankelijk te blijven?

“Er wordt altijd druk uitgeoefend, maar we zijn te oud en te wijs om ons daar iets van aan te trekken. We maken het regelmatig mee dat ons advies eerst onwelkom blijkt te zijn. Jaren later wordt zo’n analyse toch geaccepteerd.

In 2005 hebben we onze zorgen geuit over de toekomstige afhankelijkheid van de Nederlandse economie van aardgasimport. Ergens tussen 2020 en 2030 zal onze Nederlandse gasvoorraad uitgeput raken. Europa zal in 2030 voor tachtig procent afhankelijk zijn van geïmporteerd gas. Regio’s als Azië en Noord-Amerika komen zelf ook gas tekort, dus dat gas moeten we importeren uit geopolitiek instabiele landen als Rusland en Iran. Nederland is binnen Europa het sterkst afhankelijk van die gasimport. Op het moment dat we daar onze zorgen over uitspraken, vond iedereen ons te pessimistisch. Een jaar later draaide Poetin de kraan naar de Oekraïne dicht, en iedereen werd wakker.”

Wat kan de Nederlandse overheid doen?

“Je moet voorbereid zijn op een scenario waarbij de beschikbaarheid van olie en gas grotendeels bepaald zal worden door geopolitieke overwegingen. Energiezaken moeten een hoofdrol spelen in het buitenlandse beleid . bij voorkeur op Europees niveau, maar daarvoor ontbreekt nu helaas de eensgezindheid.

Het is zaak om een goede relatie te hebben met de landen waarvan je voor je energievoorziening afhankelijk bent. Daarom heeft de Energieraad de Nederlandse overheid geadviseerd om voor vijftig procent aandeelhouder te blijven in het van de Gasunie afgesplitste bedrijf GasTerra. Het oorspronkelijke idee was om GasTerra uiteindelijk volledig te privatiseren, maar in de landen waar je zaken mee moet doen, domineert de overheid de gasproductie. Denk maar aan Gazprom. Zulke overheden doen liever zaken met andere overheden dan met private ondernemingen.”

Moet Nederland ook minder snel beginnen over mensenrechten?

“Dat is een politieke afweging. We hebben enkel gezegd dat je die energiecomponent moet laten meewegen, net als mensenrechten overigens. Je moet wel oppassen dat je de Russen niet steeds vertelt hoe ze hun energiebeleid moeten inrichten: privatiseren, liberaliseren… Dat stellen de Russen niet meer op prijs.”

Waren het op zich goede adviezen?

“Voor Europa kan het beter zijn om de energiesector te liberaliseren. Voor Rusland niet, denk ik. Als ik in de positie van Poetin had verkeerd, had ik ook gezegd: jullie kunnen me nog meer vertellen, dit is één van mijn belangrijkste geopolitieke wapens, die geef ik niet zomaar uit handen.

Als landen als Rusland en Iran niet maximaal investeren in gaswinning, kan er een tekort ontstaan op de wereldmarkt. Dat betekent hogere prijzen, maar ook dat China en India met het westen gaan concurreren om dat gas. Die proberen vriendschappelijke relaties op te bouwen met Iran, en sluiten daar grote government-to-government-deals af. Als Europa moeten we dus oppassen dat we niet in een zwakke positie terecht komen.”

U hebt ooit gezegd dat het publieke belang niet altijd gebaat is met een vergaande privatisering van de Nederlandse energiemarkt.

“In 2004 kwamen we met een rapport dat zei: wees behoedzaam met die privatisering. De politiek had net besloten de energiebedrijven op te splitsen en de commerciële stukken te privatiseren, dus ons advies werd slecht ontvangen. Inmiddels wil de overheid toch nog eens goed nadenken over de vraag of we in dit stadium elektriciteitsbedrijven vergaand moeten privatiseren.”

Wat is het risico?

“Het gevaar dreigt dat je maar vier grote elektriciteitsproducenten in Noordwest-Europa overhoudt. Dat is niet goed voor de concurrentie. En de klant merkt het aan de prijzen.”

Duurzaamheid is misschien ook niet altijd even belangrijk voor energiebedrijven die in een concurrentiestrijd zijn verwikkeld?

“De overheid heeft drie doelstellingen met energie: die moet betaalbaar, betrouwbaar en schoon zijn. We hebben er steeds op gewezen dat die doelstellingen vaak met elkaar in conflict zijn. Energie die het milieu minder belast, is bijvoorbeeld duurder. De politiek moet dus steeds een afweging maken: wat weegt het zwaarst? In de periode 2003-2005 concentreerde de politiek zich op marktwerking, vanwege die betaalbaarheid, en te weinig op betrouwbaarheid en milieu. Dat is nu anders. Al blijft het de vraag of de politiek de moed zal hebben om mooie milieudoelstellingen om te zetten in impopulaire maatregelen.”

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)
Wie is Peter Vogtländer?

Je bent er maar een dag per week aan kwijt, werd ir. Peter Vogtländer(1938) voorgehouden toen de Algemene Energieraad zes jaar geleden een nieuwe voorzitter zocht. Dat bleek toch wel iets meer te zijn, maar de in Delft als chemisch ingenieur afgestudeerde Vogtländer maakt niet de indruk daar onder te lijden.

Bij Shell vervulde Vogtländer een aantal hoge functies: zo was hij in de jaren tachtig president-directeur van Shell in België en de Benelux. Later werd hij verantwoordelijk voor de chemie van Shell. Hij is verder onder meer voorzitter geweest van de Society for Chemical Industry (CSI) en commissaris bij de Stichting Verpakking en Milieu.

“Ik voel nog steeds een speciale band met Delft”, zegt Vogtländer. Als oud-lid van de Delftsch Studenten Corps (DSC) liet hij zich makkelijk overreden om als gastspreker mee te werken aan een energiesymposium dat de studentenvereniging organiseert ter gelegenheid van het 160-jarig bestaan van het corps. Vogtländer is ook erelid van het bestuur van het Technologisch Gezelschap. Hij is getrouwd en heeft twee dochters en een zoon.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.