Opinie

Het jaarverslag

Deze week viel het eerste jaarverslag van het DIOC energie op mijn bureau. Een kloek document dat een goede indruk geeft van de eerste resultaten. Een behoorlijk aantal medewerkers van het IRI werkt er met erg veel enthousiasme samen met collega’s van andere faculteiten.

Regelmatig zijn er gemeenschappelijke vergaderingen en bijeenkomsten. Over en weer wordt informatie uitgewisseld en ontstaan nieuwe ideeën. Nu blijkt ook dat er behoorlijke externe geldstromen door gemobiliseerd worden richting TUD. Alles wijst er dus op dat dit DIOC een succes aan het worden is. Toch vraag ik me nog even af wat ook weer het doel van deze DIOC’s was.

Deze week viel het eerste jaarverslag van het DIOC energie op mijn bureau. Een kloek document dat een goede indruk geeft van de eerste resultaten. Een behoorlijk aantal medewerkers van het IRI werkt er met erg veel enthousiasme samen met collega’s van andere faculteiten. Regelmatig zijn er gemeenschappelijke vergaderingen en bijeenkomsten. Over en weer wordt informatie uitgewisseld en ontstaan nieuwe ideeën. Nu blijkt ook dat er behoorlijke externe geldstromen door gemobiliseerd worden richting TUD. Alles wijst er dus op dat dit DIOC een succes aan het worden is. Toch vraag ik me nog even af wat ook weer het doel van deze DIOC’s was.

Ze moeten de strategie van de TU te ondersteunen; via uitdagend en risicovol onderzoek op het snijpunt van discipline en technologie, grensoverschrijdende onderzoeken definiëren en uitvoeren. Ze zijn gericht op de lange termijn en moeten de TU een gezicht van een topinstelling geven. De projecten in een DIOC moeten elkaar versterken en dus sterk samenhangen.

We moeten ons echter steeds afvragen of we optimaal gebruik maken van de zo geïnvesteerde middelen. Dat wil zeggen: ontstaan er door de DIOC’s meer en betere resultaten dan wanneer we het geld bij de onderzoekers hadden laten zitten? Nog vaak hoor ik immers: zorg voor goede mensen, zorg voor een creatieve en inspirerende omgeving, geef voldoende geld, laat ze met rust en de goede resultaten komen wel.

Ik ben bang dat er op zo’n manier geen optimaal resultaat bereikt wordt. Immers, de verleiding is groot om je projectvoorstel zo te schrijven dat het past in de geformuleerde doelstellingen en voorwaarden. Als eenmaal de projecten zijn toegewezen, dan gaat men toch weer zij eigen weg. Een ander gevaar dat dreigt is dat sommige onderzoekbijdragen na een eerste begin toch niet zo goed in het grotere geheel blijken te passen. Soms door een verkeerde onderwerpskeuze, soms door gebrek aan kwaliteit van de deelnemer. Dat merk je alleen maar als je samen aan het werk bent. Ook zal blijken dat er nieuwe inzichten en kansen komen als resultaat van het onderzoek zelf.

Zonder hier actief op te reageren bereik je volgens mij de doelstellingen van de DIOC’s niet. Sturen betekent niet alleen goed definiëren wat je wilt bereiken maar ook nagaan of je nog op de goede weg bent. Bij het sturen van onderzoek komt daarbij dat er al werkend nieuwe inzichten zullen ontstaan en nieuwe kansen duidelijk worden. Wanneer die nieuwe inzichten en kansen niet zouden ontstaan dan ben je niet met onderzoek bezig.

Ik denk dat het nodig is dat de programmaleider een heldere rol speelt als beoordelaar van de richting waarin projecten zich ontwikkelen, van de kwaliteit van de bijdragen en de mate waarin deze in de algehele doelstelling passen. Hij moet nieuwe uitdagende initiatieven kunnen honoreren en hij moet daar ook een budget voor hebben. Verder moet hij ook de mogelijkheid hebben om niet passende activiteiten tussentijds te beëindigen.

De DIOC’s zijn te belangrijk voor de TU om pas na vier jaar tegaan kijken wat er van geworden is. Er moet een actief onderzoeksbeleid zijn en de DIOC-leiders moeten daar de middelen voor krijgen.
Adrian Verkooijen

Na de vakantie maakt Delta een verse start met de estafettecolumn.

Deze week viel het eerste jaarverslag van het DIOC energie op mijn bureau. Een kloek document dat een goede indruk geeft van de eerste resultaten. Een behoorlijk aantal medewerkers van het IRI werkt er met erg veel enthousiasme samen met collega’s van andere faculteiten. Regelmatig zijn er gemeenschappelijke vergaderingen en bijeenkomsten. Over en weer wordt informatie uitgewisseld en ontstaan nieuwe ideeën. Nu blijkt ook dat er behoorlijke externe geldstromen door gemobiliseerd worden richting TUD. Alles wijst er dus op dat dit DIOC een succes aan het worden is. Toch vraag ik me nog even af wat ook weer het doel van deze DIOC’s was.

Ze moeten de strategie van de TU te ondersteunen; via uitdagend en risicovol onderzoek op het snijpunt van discipline en technologie, grensoverschrijdende onderzoeken definiëren en uitvoeren. Ze zijn gericht op de lange termijn en moeten de TU een gezicht van een topinstelling geven. De projecten in een DIOC moeten elkaar versterken en dus sterk samenhangen.

We moeten ons echter steeds afvragen of we optimaal gebruik maken van de zo geïnvesteerde middelen. Dat wil zeggen: ontstaan er door de DIOC’s meer en betere resultaten dan wanneer we het geld bij de onderzoekers hadden laten zitten? Nog vaak hoor ik immers: zorg voor goede mensen, zorg voor een creatieve en inspirerende omgeving, geef voldoende geld, laat ze met rust en de goede resultaten komen wel.

Ik ben bang dat er op zo’n manier geen optimaal resultaat bereikt wordt. Immers, de verleiding is groot om je projectvoorstel zo te schrijven dat het past in de geformuleerde doelstellingen en voorwaarden. Als eenmaal de projecten zijn toegewezen, dan gaat men toch weer zij eigen weg. Een ander gevaar dat dreigt is dat sommige onderzoekbijdragen na een eerste begin toch niet zo goed in het grotere geheel blijken te passen. Soms door een verkeerde onderwerpskeuze, soms door gebrek aan kwaliteit van de deelnemer. Dat merk je alleen maar als je samen aan het werk bent. Ook zal blijken dat er nieuwe inzichten en kansen komen als resultaat van het onderzoek zelf.

Zonder hier actief op te reageren bereik je volgens mij de doelstellingen van de DIOC’s niet. Sturen betekent niet alleen goed definiëren wat je wilt bereiken maar ook nagaan of je nog op de goede weg bent. Bij het sturen van onderzoek komt daarbij dat er al werkend nieuwe inzichten zullen ontstaan en nieuwe kansen duidelijk worden. Wanneer die nieuwe inzichten en kansen niet zouden ontstaan dan ben je niet met onderzoek bezig.

Ik denk dat het nodig is dat de programmaleider een heldere rol speelt als beoordelaar van de richting waarin projecten zich ontwikkelen, van de kwaliteit van de bijdragen en de mate waarin deze in de algehele doelstelling passen. Hij moet nieuwe uitdagende initiatieven kunnen honoreren en hij moet daar ook een budget voor hebben. Verder moet hij ook de mogelijkheid hebben om niet passende activiteiten tussentijds te beëindigen.

De DIOC’s zijn te belangrijk voor de TU om pas na vier jaar tegaan kijken wat er van geworden is. Er moet een actief onderzoeksbeleid zijn en de DIOC-leiders moeten daar de middelen voor krijgen.
Adrian Verkooijen

Na de vakantie maakt Delta een verse start met de estafettecolumn.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.