Opinie

Het jaar van Nijs werd het jaar van aftreden

Het had er alle schijn van dat 2004 het jaar van staatssecretaris Nijs zou worden. De bewindsvrouw boekte flinke terreinwinst met haar ideeën over selectie aan de poort en topcollegegelden, en werkte vol vertrouwen aan nieuwe voorstellen voor de studiefinanciering en de afwikkeling van de inschrijffraude.

En toen gaf ze een interview aan Nieuwe Revu, waarmee een voortijdig einde kwam aan haar politieke loopbaan.

Niemand kan ontkennen dat staatssecretaris Nijs de afgelopen maanden groeide. Met de lancering van het Hoger onderwijs- en onderzoeksplan zette de liberale bewindsvrouw nadrukkelijk een eigen stempel op haar werkveld, temeer doordat een kamermeerderheid haar ideeën voor selectie en topcollegegelden steunde. Bovendien werd ook de noodzaak van een nieuwe studiefinanciering en een nieuwe bekostigingsmethode voor het hoger onderwijs door vrijwel iedereen onderschreven.

Maar op het moment dat Nijs haar ideeën voor die laatste twee onderwerpen naar buiten wil brengen, is het over en uit. Niet wegens haar beleid, maar wegens haar uitspraken over minister Van der Hoeven.

Nijs deed in het interview met Nieuwe Revu een boekje open over de werkrelatie met haar minister. Volgens haar om te onderstrepen dat die goed is. Maar waarom werd dan een beeld neergezet van gebrekkig vertrouwen, van verdeel- en heerstactieken, van politieke spelletjes? Toen de Tweede Kamer om opheldering vroeg, kreeg deze als antwoord dat de staatssecretaris er niet in is geslaagd het juiste beeld op te roepen. Dat ze onhandig en onverstandig bezig was geweest. Daarmee liep Nijs’ geloofwaardigheid een stevige deuk op.

Dat coalitiepartijen CDA, VVD en D66 genoegen zouden nemen met de verklaring van de staatssecretaris stond eigenlijk al voor het debat vast. Al was het maar omdat het niet prettig is om aan de vooravond van de Europese verkiezingen een bewindspersoon weg te sturen. Maar vooral het CDA liet Nijs zweten. Woordvoerder Jan de Vries vroeg minister Van der Hoeven haar vertrouwen in Nijs uit te spreken en voegde er bovendien aan toe dat Nijs aan de slag moet langs de weg die door het kabinet is uitgestippeld.

Met die opmerking zou de bewegingsvrijheid van de staatssecretaris behoorlijk zijn ingeperkt, want over de invulling van het regeringsbeleid verschilden Nijs en de kamerfractie van het CDA nogal eens van mening. Zo kwam Nijs bij het Hoop-debat aan een kamermeerderheid voor selectie en collegegelddifferentiatie dankzij VVD en oppositiepartijen PvdA en LPF. Coalitiegenoten CDA en D66 stonden niet te springen bij de ideeën van de bewindsvrouw en wilden eerst meer onderzoek.

Dankzij de oppositie kon Nijs alvast beginnen met het wetgevingstraject dat selectie aan de poort en topcollegegelden een plek geeft in het hoger onderwijs. Maar door de harde opstelling van het CDA lag het voor de hand dat de vleugellamme staatssecretaris zou worden teruggefloten zodra ze ook maar iets voor de troepen zou uitlopen.

Hetzelfde had natuurlijk gegolden voor de te lanceren plannen over de bekostiging in het hoger onderwijs. De christen-democraten hadden keer op keer gezegd geen voorstander te zijn van topcollegegelden, en wilden voorafgaand aan een dergelijke maatregel in een test zien hoe zoiets uitpakte.

Het is natuurlijk koffiedik kijken, maar was Nijs aangebleven en had ze haar nek uitgestoken voor differentiatie, dan had ze daarvoor gemakkelijk het lid op haar neus kunnen krijgen van het CDA. Die partij had kunnen wijzen op de ‘erkende, evidente meerwaarde’ die een opleiding volgens het regeerakkoord moet hebben.

De Tweede Kamer kreeg dinsdag van Nijs te horen dat ze geen moment aan ontslag heeft gedacht, maar na een nacht slapen heeft ze toch voor die optie gekozen. Een logisch besluit, gezien het feit dat de staatssecretaris nadrukkelijk aan de ketting had gelegen bij het CDA. Dat is lastig voor een bewindspersoon die op het punt staat een grootscheepse renovatie door te voeren en dat is nagenoeg onwerkbaar voor een bewindspersoon die het voor een groot deel van haar plannen van de oppositie moet hebben.

Nijs’ functioneren in het eerste kabinet-Balkenende werd de afgelopen maanden door steeds meer mensen afgedaan als een slechte generale repetitie. Want dankzij een zelfverzekerd optreden, haar duidelijke plannen en haar grotere rol in de fraudezaak (Van der Hoeven speelt in de hbo-fraude geen rol meer omdat zij bestuurder was van een hogeschool waar onregelmatigheden zijn geconstateerd) poetste ze dat beeld de afgelopen maanden heel aardig weg. Tot het interview in Nieuwe Revu.

De auteur is redacteur van het Hoger Onderwijs Persbureau.

De Tweede Kamer kreeg dinsdag van Nijs te horen dat ze geen moment aan ontslag heeft gedacht

Niemand kan ontkennen dat staatssecretaris Nijs de afgelopen maanden groeide. Met de lancering van het Hoger onderwijs- en onderzoeksplan zette de liberale bewindsvrouw nadrukkelijk een eigen stempel op haar werkveld, temeer doordat een kamermeerderheid haar ideeën voor selectie en topcollegegelden steunde. Bovendien werd ook de noodzaak van een nieuwe studiefinanciering en een nieuwe bekostigingsmethode voor het hoger onderwijs door vrijwel iedereen onderschreven.

Maar op het moment dat Nijs haar ideeën voor die laatste twee onderwerpen naar buiten wil brengen, is het over en uit. Niet wegens haar beleid, maar wegens haar uitspraken over minister Van der Hoeven.

Nijs deed in het interview met Nieuwe Revu een boekje open over de werkrelatie met haar minister. Volgens haar om te onderstrepen dat die goed is. Maar waarom werd dan een beeld neergezet van gebrekkig vertrouwen, van verdeel- en heerstactieken, van politieke spelletjes? Toen de Tweede Kamer om opheldering vroeg, kreeg deze als antwoord dat de staatssecretaris er niet in is geslaagd het juiste beeld op te roepen. Dat ze onhandig en onverstandig bezig was geweest. Daarmee liep Nijs’ geloofwaardigheid een stevige deuk op.

Dat coalitiepartijen CDA, VVD en D66 genoegen zouden nemen met de verklaring van de staatssecretaris stond eigenlijk al voor het debat vast. Al was het maar omdat het niet prettig is om aan de vooravond van de Europese verkiezingen een bewindspersoon weg te sturen. Maar vooral het CDA liet Nijs zweten. Woordvoerder Jan de Vries vroeg minister Van der Hoeven haar vertrouwen in Nijs uit te spreken en voegde er bovendien aan toe dat Nijs aan de slag moet langs de weg die door het kabinet is uitgestippeld.

Met die opmerking zou de bewegingsvrijheid van de staatssecretaris behoorlijk zijn ingeperkt, want over de invulling van het regeringsbeleid verschilden Nijs en de kamerfractie van het CDA nogal eens van mening. Zo kwam Nijs bij het Hoop-debat aan een kamermeerderheid voor selectie en collegegelddifferentiatie dankzij VVD en oppositiepartijen PvdA en LPF. Coalitiegenoten CDA en D66 stonden niet te springen bij de ideeën van de bewindsvrouw en wilden eerst meer onderzoek.

Dankzij de oppositie kon Nijs alvast beginnen met het wetgevingstraject dat selectie aan de poort en topcollegegelden een plek geeft in het hoger onderwijs. Maar door de harde opstelling van het CDA lag het voor de hand dat de vleugellamme staatssecretaris zou worden teruggefloten zodra ze ook maar iets voor de troepen zou uitlopen.

Hetzelfde had natuurlijk gegolden voor de te lanceren plannen over de bekostiging in het hoger onderwijs. De christen-democraten hadden keer op keer gezegd geen voorstander te zijn van topcollegegelden, en wilden voorafgaand aan een dergelijke maatregel in een test zien hoe zoiets uitpakte.

Het is natuurlijk koffiedik kijken, maar was Nijs aangebleven en had ze haar nek uitgestoken voor differentiatie, dan had ze daarvoor gemakkelijk het lid op haar neus kunnen krijgen van het CDA. Die partij had kunnen wijzen op de ‘erkende, evidente meerwaarde’ die een opleiding volgens het regeerakkoord moet hebben.

De Tweede Kamer kreeg dinsdag van Nijs te horen dat ze geen moment aan ontslag heeft gedacht, maar na een nacht slapen heeft ze toch voor die optie gekozen. Een logisch besluit, gezien het feit dat de staatssecretaris nadrukkelijk aan de ketting had gelegen bij het CDA. Dat is lastig voor een bewindspersoon die op het punt staat een grootscheepse renovatie door te voeren en dat is nagenoeg onwerkbaar voor een bewindspersoon die het voor een groot deel van haar plannen van de oppositie moet hebben.

Nijs’ functioneren in het eerste kabinet-Balkenende werd de afgelopen maanden door steeds meer mensen afgedaan als een slechte generale repetitie. Want dankzij een zelfverzekerd optreden, haar duidelijke plannen en haar grotere rol in de fraudezaak (Van der Hoeven speelt in de hbo-fraude geen rol meer omdat zij bestuurder was van een hogeschool waar onregelmatigheden zijn geconstateerd) poetste ze dat beeld de afgelopen maanden heel aardig weg. Tot het interview in Nieuwe Revu.

De auteur is redacteur van het Hoger Onderwijs Persbureau.

De Tweede Kamer kreeg dinsdag van Nijs te horen dat ze geen moment aan ontslag heeft gedacht

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.