Onderwijs

‘Het gaat om persoonlijke groei’

Hoe zet je een plusprogramma op voor je beste studenten? Bij het Toptrack-programma van 3mE konden bachelorstudenten dat zelf bepalen.

“Het was een grappig moment”, herinnert Evert Vixseboxse zich. Hij is studieadviseur bij de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Mate-riaalwetenschappen (3mE). Op een bijeenkomst van universiteiten en hogescholen over excellentieprogramma’s werd geklaagd over de geringe belangstelling. Aan Vixseboxse werd gevraagd hoe dat in Delft was. “Daar hebben we geen last van”, kon hij melden. Maar toen ze hem vroegen hoe het programma in elkaar zat, twijfelde hij of hij wel goed zat. Er was namelijk geen programma.
Directeur onderwijs bij 3mE, Peter Wierenga beaamt de open opzet: “We hebben geen programma, maar laten studenten het zelf maken.”
Ook de 47 beste bachelorstudenten die eind vorig jaar voor het Toptrack-programma waren uitgenodigd, reageerden aanvankelijk verrast. “Het was een verwarrende toestand”, herinnert Vixseboxse zich. “Er ging veel mis.” De consensus onder de studenten was dat ze meer wilden. Maar in plaats van een ingevuld plusprogramma kregen ze vragen als ‘wat is je streven?’ en ‘wat betekent bevlogenheid voor jou?’ “Het gaat om persoonlijke groei”, motiveert de onderwijsdirecteur de open insteek.
Na de aanvankelijke verwarring kwamen de studenten tevoorschijn met vier initiatieven waarbij men zich kon aansluiten. Een ervan was een denktank die oplossingen wil bedenken voor problemen uit de samenleving, of ook voor prijsvragen. “Men wil van betekenis zijn”, verklaart Vixseboxse. Een andere groep dook in de bedrijfshulpverlening en kreeg instructie in ondermeer het blussen van branden. Alle zeventien leden slaagden met een score 8 of hoger voor de BHV-cursus. Peter Wierenga herinnert zich de lovende reactie van de brandweerinstructeur: “Als u nog eens zo’n groep heeft…”
In september beginnen vijftien andere 3mE-ers aan een project voor een onderwaterrobot. Ze willen de voordelen van bestuurbare boeien (weinig energiegebruik en lange levensduur) combineren met die van onbemande minionderzeeërs (manoeuvreerbaarheid en bestuurbaarheid). De uitkomst moet een zuiniger en beter bestuurbare onderwaterrobot opleveren die waarnemingen kan doen in ondermeer havens en estuaria.
Twintig andere studenten beleefden deze zomer een zomercursus in de Provence. Het programma bood naast excursies naar de fusiereactor Iter en Monaco ook lezingen over leiderschap en verantwoordelijk innoveren.
Het Challent-programma dat dit najaar op verschillende faculteiten van start gaat, is minder vraaggestuurd van opzet. Zo heeft het een algemeen deel voor alle studenten. Past dat wel binnen de open opzet van Toptrack? Wierenga: “Ik geloof niet dat deelname aan het algemene deel verplicht is. Je moet aan deze jongens en meisjes geen keurslijf opdringen. Forget it. Dat is doodzonde.” “Dan ben je de zaak aan het aftimmeren in plaats van dat je het leven erin brengt”, valt de studieadviseur hem bij.

,Toppers kijken graag verder

Toen vorig jaar een groep P-in-1-studenten werd gevraagd naar hun wensen voor extra onderwijs, bleek dat ze vooral buiten hun eigen faculteit wilden kijken. Student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek Maxim Vos was een van hen.

De eerste indruk is bedeesdheid. Een voorzichtige hand, zachte stem en behoedzaam formulerend. Maar achter de brillenglazen staan heldere en doordringende ogen. Maxim Vos, nu derdejaars L&R-student, haalde zijn propedeuse in een jaar en werd kort daarop door onderwijs & studentenzaken uitgenodigd voor een brainstormsessie over een extra onderwijsprogramma voor excellente studenten – wat later het Challent programma werd. Bij de brainstormsessie waren elf studenten aanwezig, onder wie opvallend veel (vier) van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek.
“We moesten onze invallen op gele briefjes schrijven en die dan op grote vellen plakken”, herinnert Vos zich. “Wat daar het meest uit naar voren kwam waren creativiteit, samenwerken met studenten van andere faculteiten en samenwerken met het bedrijfsleven.” Vos vertelt dat eenzelfde brainstorm met aankomende studenten vooral de wensen opleverde als ‘een dagje met de professor mee kunnen lopen’ of ‘mee mogen doen met onderzoek’. Maar na een jaar op de TU hebben in elk geval de excellente studenten kennelijk vooral behoefte om over de grenzen te kijken.
Dat blijkt ook uit het verslag van de brainstormsessie. Studenten gaven te kennen graag projecten te doen met bedrijven, met studenten van andere faculteiten en andere universiteiten en om vakken te willen volgen in het buitenland. Anderen gaven te kennen graag bezig te gaan met ‘iets dat verder gaat dan techniek’ of met projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking.
Op de vraag hoe tevreden hij is met het Challent programma, reageert Vos terughoudend. De faculteiten moeten er nog mee beginnen, zegt hij. En daar zullen de studenten van de brainstormsessie als klankbordgroep bij betrokken blijven – ieder bij hun eigen faculteit. Daar valt dus nog niet veel over te zeggen. Verder zegt hij negentig procent van de studentenwensen in het Challent programma terug te zien. De mogelijkheid om met studenten van andere faculteiten samen te werken, projecten te doen met en bij het bedrijfsleven en mensen kunnen uitnodigen voor lezingen – het zit er allemaal in. Maar voor de uitwisseling met andere universiteiten en het kunnen volgen van vakken in het buitenland geldt dat niet.
Zelf zal Vos niet aan het plusprogramma kunnen deelnemen – L&R biedt dat pas over twee jaar aan. In plaats daarvan overweegt hij komend jaar mee te doen bij DUT-racing, het Delftse studenten raceteam.

I don’t know how my fellow Africans who play professionally in Holland, England, Germany, Russia…do it, but as for me it’s just too damn cold to play the beautiful game in these parts. In fact, come 17:00 at night and it’s too cold for me to even leave my apartment unless absolutely necessary – and by absolutely necessary I’m talking about a fire or something!
When I first arrived in Delft last September to start my MSc studies, one of the first things I did was seek out a football club to join – TU Delft’s Ariston 80. What a change that club was from my local village club – Milo FC – back home in Nigeria. What a change from those sweltering days playing under the hot sun for Milo FC. Seems like another world now.
Playing for Milo FC was full of passion and pride. Although the club’s best players earned salaries of about 13.00 euro per month, the club’s business-like approach was summed up in the club slogan: ‘Wassan Kweleow’ – the business of football. Funded by the villagers and local politicians, Milo FC employed a manager who also had to serve as physio, trainer, kit man, treasurer, disciplinarian and match organizer.
Training sessions at Milo FC were serious yet replete with the training pitch clowning footballers are renowned for. Serious, but always with a comical side, like when players came late: the manager would then ‘ask’ the latecomers to be so kind as to jog 20 times around the pitch, pay a fine and hand wash the entire team’s jerseys after a match.
Every village boy with some talent played for one of Milo FC’s two teams. Matches were played against other regional village teams. Religion also played a role at Milo: the ritual was to start each training session by praying to God for protection. The manager then split us into two teams based on hierarchy: the younger, less experienced players against the older more experienced ones. Because we had no training jerseys, one team played bare-chested under the sizzling Agyaragu sun. Arguing, cursing and fighting for the ball, sometimes tempers would flare, forcing the manager to discipline the culprits by making them buy drinking water for the entire team after training.

Match day
Milo FC practiced every day except Fridays, which was our village market day, when we’d all meet up to discuss the week’s training or arrange matches, while gulping gourds of fresh palm wine. Oh how I miss those times! On match day the entire village assembled to cheer us on to victory. The unwritten rule of Nigerian village football is that the visiting team is allowed to pick the match referee, who is usually one of the team’s officials, and the visiting team also always receives monies called a ‘Match Guarantee’, of around 35.00 euro, paid to them by the host team and meant to cover the visiting team’s transportation costs.
In contrast, my football experience at Ariston 80 has been very professional, although rather serious for pure enjoyment purposes. There seems to be a bit too much emphasis of technique, style and physical exercises here, like one would expect in the football academies, and hardly ever time for just playing free flowing training ground football, like at Milo FC.
At Ariston 80, the warm up exercises are business-like and followed by a player’s weekly performance assessments based on game stats. It’s all so much better organized here – players can take showers and have tea, coffee or cold drinks before and after training. And trainings are held at a state of art sports facility, complete with lights, branded kits, equipment and an AstroTurf pitch, all of which combines to make one feel like a professional football star on TV.
The Ariston 80 experience was wonderful yet also complex, owing to the biting cold weather and language barrier, as well as to the different football styles and techniques favored here. Ariston 80’s players and coaches do have very cordial relationships and are open to criticism, which is so different from my home village football experience, where the trainer-manager is king and no one dares contradict or challenge his authority.
Compared to Milo FC however, the skill level and ball play here feels a bit too orchestrated, and players are given little freedom to experiment and express themselves with the ball. Yet I love the organization and facilities, commitment and attitude of the Dutch players and coaches.
So while it was a truly new and wonderful experience playing at Ariston 80, the pressures of schoolwork and the freezing Dutch climate have left me cold. Now I stay indoors as soon as night falls, with my radiator turned up to the max, content to kick a football in my mind only, while praying earnestly for summer to come so I can once again enjoy playing the beautiful game.

“Het was een grappig moment”, herinnert Evert Vixseboxse zich. Hij is studieadviseur bij de faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Mate-riaalwetenschappen (3mE). Op een bijeenkomst van universiteiten en hogescholen over excellentieprogramma’s werd geklaagd over de geringe belangstelling. Aan Vixseboxse werd gevraagd hoe dat in Delft was. “Daar hebben we geen last van”, kon hij melden. Maar toen ze hem vroegen hoe het programma in elkaar zat, twijfelde hij of hij wel goed zat. Er was namelijk geen programma.
Directeur onderwijs bij 3mE, Peter Wierenga beaamt de open opzet: “We hebben geen programma, maar laten studenten het zelf maken.”
Ook de 47 beste bachelorstudenten die eind vorig jaar voor het Toptrack-programma waren uitgenodigd, reageerden aanvankelijk verrast. “Het was een verwarrende toestand”, herinnert Vixseboxse zich. “Er ging veel mis.” De consensus onder de studenten was dat ze meer wilden. Maar in plaats van een ingevuld plusprogramma kregen ze vragen als ‘wat is je streven?’ en ‘wat betekent bevlogenheid voor jou?’ “Het gaat om persoonlijke groei”, motiveert de onderwijsdirecteur de open insteek.
Na de aanvankelijke verwarring kwamen de studenten tevoorschijn met vier initiatieven waarbij men zich kon aansluiten. Een ervan was een denktank die oplossingen wil bedenken voor problemen uit de samenleving, of ook voor prijsvragen. “Men wil van betekenis zijn”, verklaart Vixseboxse. Een andere groep dook in de bedrijfshulpverlening en kreeg instructie in ondermeer het blussen van branden. Alle zeventien leden slaagden met een score 8 of hoger voor de BHV-cursus. Peter Wierenga herinnert zich de lovende reactie van de brandweerinstructeur: “Als u nog eens zo’n groep heeft…”
In september beginnen vijftien andere 3mE-ers aan een project voor een onderwaterrobot. Ze willen de voordelen van bestuurbare boeien (weinig energiegebruik en lange levensduur) combineren met die van onbemande minionderzeeërs (manoeuvreerbaarheid en bestuurbaarheid). De uitkomst moet een zuiniger en beter bestuurbare onderwaterrobot opleveren die waarnemingen kan doen in ondermeer havens en estuaria.
Twintig andere studenten beleefden deze zomer een zomercursus in de Provence. Het programma bood naast excursies naar de fusiereactor Iter en Monaco ook lezingen over leiderschap en verantwoordelijk innoveren.
Het Challent-programma dat dit najaar op verschillende faculteiten van start gaat, is minder vraaggestuurd van opzet. Zo heeft het een algemeen deel voor alle studenten. Past dat wel binnen de open opzet van Toptrack? Wierenga: “Ik geloof niet dat deelname aan het algemene deel verplicht is. Je moet aan deze jongens en meisjes geen keurslijf opdringen. Forget it. Dat is doodzonde.” “Dan ben je de zaak aan het aftimmeren in plaats van dat je het leven erin brengt”, valt de studieadviseur hem bij.

Toppers kijken graag verder
Toppers kijken graag verder

Toppers kijken graag verder

Toen vorig jaar een groep P-in-1-studenten werd gevraagd naar hun wensen voor extra onderwijs, bleek dat ze vooral buiten hun eigen faculteit wilden kijken. Student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek Maxim Vos was een van hen.

De eerste indruk is bedeesdheid. Een voorzichtige hand, zachte stem en behoedzaam formulerend. Maar achter de brillenglazen staan heldere en doordringende ogen. Maxim Vos, nu derdejaars L&R-student, haalde zijn propedeuse in een jaar en werd kort daarop door onderwijs & studentenzaken uitgenodigd voor een brainstormsessie over een extra onderwijsprogramma voor excellente studenten – wat later het Challent programma werd. Bij de brainstormsessie waren elf studenten aanwezig, onder wie opvallend veel (vier) van Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek.
“We moesten onze invallen op gele briefjes schrijven en die dan op grote vellen plakken”, herinnert Vos zich. “Wat daar het meest uit naar voren kwam waren creativiteit, samenwerken met studenten van andere faculteiten en samenwerken met het bedrijfsleven.” Vos vertelt dat eenzelfde brainstorm met aankomende studenten vooral de wensen opleverde als ‘een dagje met de professor mee kunnen lopen’ of ‘mee mogen doen met onderzoek’. Maar na een jaar op de TU hebben in elk geval de excellente studenten kennelijk vooral behoefte om over de grenzen te kijken.
Dat blijkt ook uit het verslag van de brainstormsessie. Studenten gaven te kennen graag projecten te doen met bedrijven, met studenten van andere faculteiten en andere universiteiten en om vakken te willen volgen in het buitenland. Anderen gaven te kennen graag bezig te gaan met ‘iets dat verder gaat dan techniek’ of met projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking.
Op de vraag hoe tevreden hij is met het Challent programma, reageert Vos terughoudend. De faculteiten moeten er nog mee beginnen, zegt hij. En daar zullen de studenten van de brainstormsessie als klankbordgroep bij betrokken blijven – ieder bij hun eigen faculteit. Daar valt dus nog niet veel over te zeggen. Verder zegt hij negentig procent van de studentenwensen in het Challent programma terug te zien. De mogelijkheid om met studenten van andere faculteiten samen te werken, projecten te doen met en bij het bedrijfsleven en mensen kunnen uitnodigen voor lezingen – het zit er allemaal in. Maar voor de uitwisseling met andere universiteiten en het kunnen volgen van vakken in het buitenland geldt dat niet.
Zelf zal Vos niet aan het plusprogramma kunnen deelnemen – L&R biedt dat pas over twee jaar aan. In plaats daarvan overweegt hij komend jaar mee te doen bij DUT-racing, het Delftse studenten raceteam.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.