Campus

Het Fotomodel

,,Toen kwam de KMT. Daar stonden we dan, op vrijdagmiddag, gebruind door de Owee nog een beetje na te lachen. Het was onze laatste lach. Vijf minuten na het begin van de KMT begon het te regenen.

Ik kan me niet herinneren wanneer het opgehouden is. Er zijn veel verschillende soorten regen. Eskimo’s schijnen duizend woorden voor sneeuw te hebben, maar in de KMT heb je duizend woorden nodig voor regen. De ergste vormen zijn de stiekeme motregen, en de bui die nooit meer ophoudt. Het resultaat is hetzelfde: zwemmen met je kleren aan. God was net zo zuur als de kampleiders.

Wat ik me vooral herinner is het zitten, in de regen, in de modder, in onze feutenshirts. De grauwheid van alles. En de wanhopige pogingen van de feuten om zich aan de grauwheid te onttrekken, om nog individu te blijven. Kansloos. Je lost op in gemeenschap. Dat is de bedoeling, geloof ik. Alle onderlinge verschillen worden uitgewist, je begint weer van voren af aan. Toen ik op de donderdagavond van de Owee nog even een biertje ging drinken op de vereniging, had ik de symptomen eigenlijk al moeten zien. De gastvrijheid van de Owee was afgelopen. Ik bedoel: de drie dagen daarvoor waren ze zo gastvrij geweest dat ik me niet eens gast gevoeld had. Maar nu was de vanzelfsprekendheid eraf. We werden gedoogd, overmatig vriendelijk. Om twaalf uur klom er iemand op de bar om te vertellen dat er driehonderd nieuwe leden waren binnengehaald, en ik voelde me als plankton dat door een walvis doorgeslikt werd. Op donderdagavond gleden we door de slokdarm naar binnen, op vrijdag zouden we in de maag belanden. Daar begon het zuur te werken. Een paar weken lang. En inderdaad, we werden gesmeed en gekneed en losten op, totdat we klaar waren om in het bloed opgenomen te worden.

Na de KMT kwam de reactie. Ik veerde op, zoals je opveert nadat je net iets te lang onder water geduwd bent. Maar ook dat is de bedoeling, geloof ik. Ik wilde weer iemand zijn. Het was herfst, maar ik haalde mijn zomerjurkjes weer uit de kast. Zo ben ik ontdekt, denk ik. ‘Gelouterd’, noemden ze me in de portfolio van het modellenbureau.

Ik vind mooie dingen belangrijk. Ik heb nog een vriendje gehad, die later priester is geworden. Die was op zoek naar geestelijke schoonheid, zoals hij het noemde. Ik vond dat niet genoeg. Geestelijke schoonheid is onzichtbaar, vooral op tv. Het gaat om uiterlijke schoonheid. Ik heb een paar shampooreclames gedaan, en een bierreclame. Ik heb ook een tijdje in bushaltes gehangen. Helemaal naakt, maar met kazen op de plaats van mijn billen. De mensen kregen daar honger van. Trek in kaas. Blijkbaar was het lekkere kaas.

Schoonheid zorgt voor geluk. Zoals mensen blij worden van mooi weer, zo worden ze ook blij van mooie dingen. En van mooie mensen. Tenminste, mooie mensen zijn geliefd zolang ze abstract blijven, en op afstand. Als ze te dichtbij komen dan krijg je al gauw jaloezie. Daarom hang ik liever als poster in een bushalte dan live in de kroeg.”

Wat ik me vooral herinner is het zitten, in de regen, in de modder, in onze feutenshirts. De grauwheid van alles. En de wanhopige pogingen van de feuten om zich aan de grauwheid te onttrekken, om nog individu te blijven. Kansloos. Je lost op in gemeenschap. Dat is de bedoeling, geloof ik. Alle onderlinge verschillen worden uitgewist, je begint weer van voren af aan. Toen ik op de donderdagavond van de Owee nog even een biertje ging drinken op de vereniging, had ik de symptomen eigenlijk al moeten zien. De gastvrijheid van de Owee was afgelopen. Ik bedoel: de drie dagen daarvoor waren ze zo gastvrij geweest dat ik me niet eens gast gevoeld had. Maar nu was de vanzelfsprekendheid eraf. We werden gedoogd, overmatig vriendelijk. Om twaalf uur klom er iemand op de bar om te vertellen dat er driehonderd nieuwe leden waren binnengehaald, en ik voelde me als plankton dat door een walvis doorgeslikt werd. Op donderdagavond gleden we door de slokdarm naar binnen, op vrijdag zouden we in de maag belanden. Daar begon het zuur te werken. Een paar weken lang. En inderdaad, we werden gesmeed en gekneed en losten op, totdat we klaar waren om in het bloed opgenomen te worden.

Na de KMT kwam de reactie. Ik veerde op, zoals je opveert nadat je net iets te lang onder water geduwd bent. Maar ook dat is de bedoeling, geloof ik. Ik wilde weer iemand zijn. Het was herfst, maar ik haalde mijn zomerjurkjes weer uit de kast. Zo ben ik ontdekt, denk ik. ‘Gelouterd’, noemden ze me in de portfolio van het modellenbureau.

Ik vind mooie dingen belangrijk. Ik heb nog een vriendje gehad, die later priester is geworden. Die was op zoek naar geestelijke schoonheid, zoals hij het noemde. Ik vond dat niet genoeg. Geestelijke schoonheid is onzichtbaar, vooral op tv. Het gaat om uiterlijke schoonheid. Ik heb een paar shampooreclames gedaan, en een bierreclame. Ik heb ook een tijdje in bushaltes gehangen. Helemaal naakt, maar met kazen op de plaats van mijn billen. De mensen kregen daar honger van. Trek in kaas. Blijkbaar was het lekkere kaas.

Schoonheid zorgt voor geluk. Zoals mensen blij worden van mooi weer, zo worden ze ook blij van mooie dingen. En van mooie mensen. Tenminste, mooie mensen zijn geliefd zolang ze abstract blijven, en op afstand. Als ze te dichtbij komen dan krijg je al gauw jaloezie. Daarom hang ik liever als poster in een bushalte dan live in de kroeg.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.