Wetenschap

Heilig geloof in waterwijken

Nederland loopt onder water, dus moeten we harder pompen en de dijken moeten omhoog. Milieukundige Paul van Eijk, afgelopen vrijdag gepromoveerd bij Bouwkunde, noemt dit een stuiptrekking van traditionele civiel-ingenieurs.

Hij wil het water niet weren, maar gebruiken om Nederland op te waarderen.

Van Eijk kent de vooroordelen over zijn waterrijke plannen binnen naoorlogse woonwijken inmiddels. Er zouden weer malaria-epidemieën de kop op steken. Al dat water is link voor kinderen. En water moet snel weg, want anders worden onze voeten nat.

,,Ik noem het van een malariamug een olifant maken, want een epidemie is grote onzin”, zegt Van Eijk over de malaria-angst. ,,De enige mug die iets zou toenemen is een endemische soort waarvan je helemaal niet ziek wordt. Een Eindhovense hoogleraar beweerde op het journaal dat al die waterwijkjes een epidemie zouden veroorzaken, terwijl dat helemaal niet haar vakgebied is. Een klein detail dat helemaal niet relevant is werd uitgelicht en opgeblazen.”

Van Eijk is door hoogleraar technische bestuurskunde Ernst ten Heuvelhof al als ‘gelovige’ bestempeld, vanwege zijn onwrikbare vertrouwen in wateropvang in plaats van -afvoer. Ontwerpers, beheerders en gebruikers moeten daarbij zoveel mogelijk samenwerken, in plaats van binnen hun vakgebied te blijven. Hij ziet water zelfs als middel om sociale segregatie tegen te gaan.

,,Wonen aan het water is erg in”, zegt hij. ,,Huizen aan het water worden voor twintig procent meer geld verkocht, vrijwel uitsluitend aan een rijkere klasse. Het grootste deel van Nederland woont echter in sociale huurwijken, die steeds verder achteruitgaan. Bij een renovatie kun je die wijken voor investeerders aantrekkelijk maken door meer waterpartijen aan te leggen. Dus niet alleen maar slopen en koopwoningen aanleggen.”

Als lid van het Hoogheemraadschap Delfland is hij met zijn ‘geloof’ nog in de minderheid. ,,In het waterschap overheerst de denkrichting van harder pompen en hogere dijken”, zegt Van Eijk. ,,Maar dat is een product van het starre civieltechnische denken dat nu al vijftig jaar ons waterbeleid bepaalt. En als er iets fout gaat krijgt het water de schuld, terwijl de manier waarop wij ermee omgaan fout is.”

Eend

Als voorbeeld noemt hij de ‘waterrijk’ ingerichte wijk Ypenburg in Den Haag. ,,Daar is ‘water in de wijk’ gebruikt als verkoopmiddel door de projectontwikkelaar, maar het is slecht ingericht. Alleen maar steile slootkanten en om de tien meter een brug waar nog geen eend onderdoor kan zwemmen. Deze zomer stond op de voorpagina in de ‘Delftse Post’ dat in die wijk een kind was verdronken. De rillingen gingen over mijn rug, want ik had net zelf een kind gekregen. Het water in de wijk krijgt de schuld. Maar een slecht ontwerp als de steile slootkanten waren de werkelijke oorzaak.”

De naoorlogse wijk Poptahof in Delft speelt een hoofdrol in Van Eijks promotieonderzoek. Hier kreeg de milieukundige de ruimte om te laten zien hoe het dan wel moet in een steeds natter Nederland.

Niet een riolering moet overtollig regenwater afvoeren. Het regenwater wordt juist vastgehouden in nieuw aangelegde sloten met brede, schuin aflopende oevers en vijvers tussen de flats. Een speeleiland voor kinderen komt midden in de plomp en rond de studentenflat Krakeelhof komt een meer om wateroverschotten in natte perioden op te vangen, om zo droge perioden van water te voorzien.

Op de campus van de TU heeft het riool nog de hegemonie, volgens Van Eijk. Als voorbeeld noemt hij het nieuwe fietspad langs de Mekelweg. ,,Je ziet dat daar nog steeds wordt geprobeerd om schoon regenwater zo snel mogelijk af te voeren”, zegt hij. ,,In plaats van er iets nuttigs mee te doen, bijvoorbeeld door het water te gebruiken als wc-spoeling op de faculteiten. Je kunt wel praten over duurzaamheid, maar zo blijft het iets voor wollen sokken. En daar kan ik me kwaad over maken.”

Nederland loopt onder water, dus moeten we harder pompen en de dijken moeten omhoog. Milieukundige Paul van Eijk, afgelopen vrijdag gepromoveerd bij Bouwkunde, noemt dit een stuiptrekking van traditionele civiel-ingenieurs. Hij wil het water niet weren, maar gebruiken om Nederland op te waarderen.

Van Eijk kent de vooroordelen over zijn waterrijke plannen binnen naoorlogse woonwijken inmiddels. Er zouden weer malaria-epidemieën de kop op steken. Al dat water is link voor kinderen. En water moet snel weg, want anders worden onze voeten nat.

,,Ik noem het van een malariamug een olifant maken, want een epidemie is grote onzin”, zegt Van Eijk over de malaria-angst. ,,De enige mug die iets zou toenemen is een endemische soort waarvan je helemaal niet ziek wordt. Een Eindhovense hoogleraar beweerde op het journaal dat al die waterwijkjes een epidemie zouden veroorzaken, terwijl dat helemaal niet haar vakgebied is. Een klein detail dat helemaal niet relevant is werd uitgelicht en opgeblazen.”

Van Eijk is door hoogleraar technische bestuurskunde Ernst ten Heuvelhof al als ‘gelovige’ bestempeld, vanwege zijn onwrikbare vertrouwen in wateropvang in plaats van -afvoer. Ontwerpers, beheerders en gebruikers moeten daarbij zoveel mogelijk samenwerken, in plaats van binnen hun vakgebied te blijven. Hij ziet water zelfs als middel om sociale segregatie tegen te gaan.

,,Wonen aan het water is erg in”, zegt hij. ,,Huizen aan het water worden voor twintig procent meer geld verkocht, vrijwel uitsluitend aan een rijkere klasse. Het grootste deel van Nederland woont echter in sociale huurwijken, die steeds verder achteruitgaan. Bij een renovatie kun je die wijken voor investeerders aantrekkelijk maken door meer waterpartijen aan te leggen. Dus niet alleen maar slopen en koopwoningen aanleggen.”

Als lid van het Hoogheemraadschap Delfland is hij met zijn ‘geloof’ nog in de minderheid. ,,In het waterschap overheerst de denkrichting van harder pompen en hogere dijken”, zegt Van Eijk. ,,Maar dat is een product van het starre civieltechnische denken dat nu al vijftig jaar ons waterbeleid bepaalt. En als er iets fout gaat krijgt het water de schuld, terwijl de manier waarop wij ermee omgaan fout is.”

Eend

Als voorbeeld noemt hij de ‘waterrijk’ ingerichte wijk Ypenburg in Den Haag. ,,Daar is ‘water in de wijk’ gebruikt als verkoopmiddel door de projectontwikkelaar, maar het is slecht ingericht. Alleen maar steile slootkanten en om de tien meter een brug waar nog geen eend onderdoor kan zwemmen. Deze zomer stond op de voorpagina in de ‘Delftse Post’ dat in die wijk een kind was verdronken. De rillingen gingen over mijn rug, want ik had net zelf een kind gekregen. Het water in de wijk krijgt de schuld. Maar een slecht ontwerp als de steile slootkanten waren de werkelijke oorzaak.”

De naoorlogse wijk Poptahof in Delft speelt een hoofdrol in Van Eijks promotieonderzoek. Hier kreeg de milieukundige de ruimte om te laten zien hoe het dan wel moet in een steeds natter Nederland.

Niet een riolering moet overtollig regenwater afvoeren. Het regenwater wordt juist vastgehouden in nieuw aangelegde sloten met brede, schuin aflopende oevers en vijvers tussen de flats. Een speeleiland voor kinderen komt midden in de plomp en rond de studentenflat Krakeelhof komt een meer om wateroverschotten in natte perioden op te vangen, om zo droge perioden van water te voorzien.

Op de campus van de TU heeft het riool nog de hegemonie, volgens Van Eijk. Als voorbeeld noemt hij het nieuwe fietspad langs de Mekelweg. ,,Je ziet dat daar nog steeds wordt geprobeerd om schoon regenwater zo snel mogelijk af te voeren”, zegt hij. ,,In plaats van er iets nuttigs mee te doen, bijvoorbeeld door het water te gebruiken als wc-spoeling op de faculteiten. Je kunt wel praten over duurzaamheid, maar zo blijft het iets voor wollen sokken. En daar kan ik me kwaad over maken.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.