Campus

‘Heerlijk om kwetsbaar te zijn’

Bauke Steenhuisen, universitair docent bij TBM, staat maandag 7 juni in de finale van het Delfts Slampodium. Eerder won hij een van de voorrondes voor optredende dichters.

Hoe bereid je je voor op de finale?
“Ik woon in Rotterdam en fiets naar huis. Ik laat die gedichten tijdens het fietsen langskomen totdat ik ze uit mijn hoofd ken. Maar ondertussen ga ik schuiven en schaven. Die gedichten bewegen nog steeds. Dan volgt er een hopeloze stuwing naar het moment van het optreden waarbij de performance steeds een andere timing vergt omdat er tien versies tegelijk door mijn hoofd zweven. Uiteindelijk komt het toch goed.”

Je hebt een voorronde gewonnen. Hoe was dat?
“Ik ging er vooral heen om een leuke avond te hebben, en dat had ik ook. Ik begon in m’n eentje aan de bar en gaandeweg stroomden de dichters binnen. Een uit Vlaanderen, een uit Utrecht en verder uit het land. Je kletst met elkaar, je leert elkaars karakter kennen onder spanning. Vervolgens komt het moment van je optreden steeds naderbij. Maar je zit te genieten van wat je nieuwe vrienden in de poëzie staan te doen.”

Wil je me een deel van je optreden laten horen?
“De kolk en het water, naar een bekend gedichtje van Nijhof:

Ik fietste Delft uit om de lucht te zien
Ik zag de lege nacht tot aan de overzijde
weerspiegeld in het water dat in tijden
niet zo vol leek van zichzelf. Ik kon zien

dat ik daar stond: moe en dronken
van gedachten, van de kolk en
eenzaamheid.
Laat ik daar midden uit de oneindigheid
een spiegel zwenkend op mij af zien ronken

’t Was een schip. De Margareta voer
met een zwak licht op een gestutte paal.

Er welde helwit water op vanachter het roer
dat zong als plukte er een bas in Mahler
’s Adagietto. O moeder! Ik bezwoer:
Geen God verdrijft de nachtelijke dwaler.”

Mooi.
“Ik word nogal regelmatig bij uitvoeringen omhelsd door vrouwen met de leeftijd van mijn moeder. Ik heb het gevoel dat we een bepaald gevoel van zachtheid delen in de manier waarop we naar de wereld kijken. Ze staan open voor de meer kwetsbare performance, wat een gedicht is. En ik vind het heerlijk om me kwetsbaar op te stellen. Volgens mij is dat wat er gebeurt.”

Daar lijkt me moed voor nodig om je zo kwetsbaar op te stellen in het openbaar.
”Ik ben daar een beetje onverschillig voor. We zien wel en dit is wat ik leuk vind. Ik voel me heerlijk als ik kwetsbaar ben. ’t Is net als naar de tandarts gaan: als je er naartoe gaat vind je het niet leuk, maar als je er vandaan komt, denk je: hèhè, lekker.” 

Finale Poetry Slams 2010 op 7 juni, Café Pelicaan, Verwersdijk 47, Delft. Aanvang 20.00 uur, toegang gratis.

“There is some misunderstanding about this measure,” says Dr Wouter Koek, a TU alumnus now working for the Dutch Metrology Institute (VSL). “Retailers in Europe aren’t allowed to buy new stocks of frosted or coated glass bulbs – the most common bulbs. They can however still trade in translucent bulbs of 80 watts or less. 

I have no idea how many frosted bulbs are stockpiled in containers at the Port of Rotterdam, but when those are sold out, people might suddenly buy a lot more clear bulbs. That could be a side-effect of this ruling.”
Compact fluorescent lamps and light emitting diodes are not very popular. Although they are more economical in the long run, because they use up to 80 percent less energy and don’t burn out as quickly, the light they emit is harsh compared to the old bulbs.
“Well, that’s not completely true,” Koek says. “People are prejudiced because of stories they hear or bad experiences they had ten years ago. There are energy efficient lamps that produce very comfortable light.”
Bart Roodenburg, a specialist in electrical energy conversion (EEMCS faculty), argues that the discussions about energy savings prompted by this measure are distorted.

The European Union calculated that if all EU countries exchanged their old bulbs for fluorescent lamps, the EU would consume 40 terawatt less electricity. Roodenburg doubts such calculations.
“Only a few percent of the electricity is transformed to light in incandescent light bulbs, the rest is converted to heat,” he says. “We often need heating, and although it’s of course ridiculous to heat rooms with bulbs, we should nevertheless consider that side-effect.”

Roodenburg also wonders if frequently turning compact fluorescent lamps on and off – as one does with lights in   toilets for instance – will drastically shorten their lifespan: “Manufacturers should be clear about such things.”
Koek also worries about the lack of reliable information: “Wrong information leads to wrong expectations, and hence a bad reputation for new technology. That happened with the compact fluorescents, and it could also happen to LED-lamps. It’s unfortunate that even members of our government promote a certain LED-lamp, saying it emits the same amount of light as old-fashioned, 60 watt bulbs, when the factual proof for such a claim seems to be missing.”
Six months ago VSL caused an uproar with a study showing that the light output of certain commercially available light bulbs was only 25% of what was previously claimed. Koek: “I had hoped we’d all seen the light since then.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.